GEDRAG EN OMGEVING
Hoofdstuk 1
Sociale psychologie: de wetenschappelijke studie die de gevoelens, gedachten en gedragingen van
individuen in sociale situaties bestudeert (de psychologie van het dagelijkse leven).
De situatie speelt een grote rol bij gedrag:
- The Milgram Experiment: Een leraar (vrijwilliger) moet een schok geven aan een leerling
(acteur) elke keer dat hij een fout maakt. De professor dwingt de leraar om door de gaan met
schokken geven.
- Seminarians as Samaritans: Bij dit onderzoek moesten mensen een route volgen om iets af
te leveren. Sommige mensen werden vertelt dat ze moesten haasten anderen niet. De
mensen die niet hoefden te haasten waren vaker bereid een man in nood te helpen dan de
mensen die wel moesten haasten.
Er wordt vaak gedacht dat disposities de onderliggende oorzaak is van gedrag, maar dit is niet altijd
waar.
- Disposities: interne factoren, zoals overtuigingen, waarden, persoonlijkheidskenmerken en
capaciteiten, die het gedrag van een persoon sturen.
De kracht van de situatie:
- Kurt Lewin: mensen onderschatten de invloed van de situatie
Gedrag = functie (Persoon, Situatie)
Bystander effect: hoe meer mensen aanwezig zijn in een noodsituatie hoe kleiner de kans is dat er
hulp geboden wordt (dus situatie speelt een rol).
Fundamentele attributie fout: de neiging om gedrag toe te schrijven aan de persoon, en niet aan de
situatie
- Hoe (Gilbert):
Gedrag waarnemen (‘’Hij helpt niet’’)
Karakteriseren van gedrag (‘’asociaal’’)
Corrigeren voor de situatie (‘’Hij had haast’’)
Dual processen model:
- Systeem 1: snel, automatisch, onbewust, associatief, intentioneel, effort less
- Systeem 2: langzaam, reflectief, bewust, intentioneel, controle, effort (energie)
Afhankelijk van motivatie en capaciteit
Post hoc redeneren: geeft gevoel van controle en consistentie. Misschien weet je de daadwerkelijke
oorzaak van een keuze niet, maar je geeft wel redeneren waarom je die keuze hebt gemaakt. Al
hoeven deze redenen niet te kloppen (op de dag dat je psychologie studie bezocht was het mooi
weer en was je vrolijk, hierdoor vond je de studie leuker)
,De kracht van onbewust processen:
- Channel factoren (nudging): kleine situationele veranderingen die ons gedrag sturen (soms
met grote gevolgen), bewust.
Kleinere borden, vlieg in toilet, voetjes op roltrap aan rechterkant
Je wilt mensen gezond laten eten en legt hierdoor gezonde dingen in de rij bij de
kassa zodat mensen dit eerder mee zullen nemen als ze wachten.
In Duitsland wil 12% organen doneren en in Australië 99%. Dit komt doordat je in
Duitsland een vakje aan moet vinken als je orgaandonor wilt worden en in Australië
moet je een vakje aan vinken als je geen donor wilt worden.
- Schema: Een kennisstructuur die bestaat uit elke georganiseerde hoeveelheid opgeslagen
informatie die wordt gebruikt om gebeurtenissen te helpen begrijpen.
- Priming: de automatische invloed van een stimulus op ons gedrag (beslissingen).
Psychologisch proces, associaties in het brein beïnvloeden ons gedrag.
Gestalt psychologie: Gebaseerd op het Duitse woord gestalt, betekend '' vorm '' of '' figuur '', een
benadering die benadrukt dat mensen objecten niet waarnemen door middel van een of ander
automatisch registratieapparaat, maar door actieve, meestal onbewuste interpretatie van wat het
object vertegenwoordigt als geheel.
Construal: Iemands interpretatie van onze gevolgtrekking over de stimuli of situaties waarmee men
wordt geconfronteerd.
Stereotype: Een overtuiging dat bepaalde attributen kenmerkend zijn voor leden van een bepaalde
groep.
Automatische verwerking: onbewust, gebaseerd op emotionele factoren. Impliciete houdingen en
overtuigingen die niet gemakkelijk kunnen worden beheerst door de bewuste geest; en
gecontroleerde, bewuste verwerking resulteert in expliciete attitudes en overtuigingen waarvan we
ons bewust waren.
- Mensen zijn minder agressief in groene omgevingen dan in rode omgevingen.
- Ideomotor mimicry: het onbewust nadoen van iemands houding.
Gecontroleerde verwerking: systematisch, beheerst door weloverwogen denken
Evolutie:
- Natuurlijke selectie: Een evolutionair proces dat dieren en planten vormt zodat
eigenschappen die de overlevings- en reproductiekans vergroten, worden doorgegeven aan
volgende generaties.
- Evolutie kan handig zijn om uitleggen waarom mensen zich op een bepaalde manier
gedragen.
- Veel menselijk gedrag en instellingen zijn universeel.
Mensen delen sommige eigenschappen met andere dieren (gezichtsuitdrukking,
dominantie, eten delen, samenwonen, meer agressiviteit bij mannen, etc.)
Het aantal universalia dat we delen met andere dieren is vrij klein.
Parental investment: Het evolutionaire principe dat kosten en baten verband houden met de
voortplanting en het opvoeden van nakomelingen. Omdat deze kosten en baten verschillend zijn
voor mannen en vrouwen, zal het ene geslacht normaal gesproken meer waarde hechten aan en
investeren in elk kind dan het andere.
, Naturalistic fallacy: De bewering dat de dingen zijn zoals ze zouden moeten zijn.
Onafhankelijke (individualistische) culturen: Een cultuur waarin mensen de neiging hebben zichzelf
te beschouwen als afzonderlijke sociale entiteiten, met elkaar verbonden door vrijwillige banden van
genegenheid en lidmaatschappen van organisaties, maar in wezen gescheiden van andere mensen en
met attributen die bestaan zonder enige connectie met anderen.
Onderling afhankelijke (collectivistische) culturen: Een cultuur waarin mensen zichzelf vaak
omschrijven als onderdeel van een collectief, onlosmakelijk verbonden met anderen in hun groep en
minder belang hechten aan individuele vrijheid of persoonlijke controle over hun leven.
- Familialism: een sociale waarde die wordt bepaald door interpersoonlijke warmte, nabijheid
en steun.
Socioloog: bestudeert hoe wij met elkaar samenleven in de maatschappij; welke invloeden we op
elkaar hebben en hoe de omgeving waarin we wonen ons beïnvloedt. Sociologen maken duidelijk dat
de maatschappij waarin je leeft jou beïnvloedt, vaak zonder dat je het zelf door hebt.
Klinisch psycholoog: behandelt psychische problemen
Proximale factoren: Directe verklaring. Stuurt het gedrag dat je op dat moment uitvoert.
Distale factoren: Factor die verder afstand van het gedrag afstaat die op dat moment plaatsvindt.
Hoofdstuk 2
Onderzoek door sociaal psychologen leert mensen hoe ze de uitkomsten van verschillende sociale
ervaringen kunnen interpreteren en voorspellen. Onderzoeksresultaten en bevindingen helpen
mensen hun eigen gedrag en dat van anderen te begrijpen.
Hindsight bias: De neiging van mensen om overmoedig te zijn over de vraag of ze een bepaalde
uitkomst hadden kunnen voorspellen.
Thought experiment: nadenken over hoe je een bepaald idee zou testen, kan u tot nieuwe ideeën
leiden die, bij nader inzien, de aanvankelijke speculatie overtreffen.
- Hypothese: Een voorspelling over wat er onder bepaalde omstandigheden zal gebeuren.
- Theorie: Een reeks verwante proposities die bedoeld zijn om een fenomeen of aspect van de
wereld te beschrijven.
Manieren van onderzoeken:
- Observationele onderzoek
Deelnemer observatie: het omvat het observeren van een fenomeen van dichtbij
Sociaal psychologen observeren sociale situaties vaak op een semi-formele manier,
maken aantekeningen en interviewen deelnemers.
- Archiefonderzoek: kan worden uitgevoerd zonder de boeken of laptop te verlaten
Bijvoorbeeld: volkstellingen, politierapporten, sportstatistieken, krantenartikelen,
etc..
- Enquête: interviews of vragenlijsten
Representatief bemonsteren (representative sampling): een representatief gedeelte
van de bevolking nemen. Dit kan door randomisatie.