Thema 1: Laboratoriumonderzoek, beeldvormende
technieken en andere onderzoeken (20%)
1.1 MRI, CT, röntgen, echo, PET scan, arteriografie.
Martini p 22, 23.
Syllabus 17-31
Röntgenstraling
Meest gebruikte methode voor beeldvorming, wordt ook wel x-straling genoemd.
=Elektromagnetische straling, in het elektromagnetisch spectrum liggend tussen ultraviolet licht en
gammastraling. Golflengte tussen ongeveer 1 pm (picometer) en 10 nm (nanometer), dit is korter
dan zichtbaar licht. Verschillende soorten straling worden gebruikt voor verschillende soorten foto’s
(harder zachter weefsel)
Röntgenstralen gaan met hoge energie door levend weefsel. Sommigen raken de fotografische plaat,
anderen worden in het weefsel geabsorbeerd of afgebogen (dit weefsel wordt radiopaak genoemd).
Oplopend van minst naar meest radiopaak staat lucht, vetweefsel, lever, bloed, spier, beenweefsel.
Röntgenstraling wordt meestal in een röntgenbuis opgewekt als remstraling.
Meest gemaakte röntgenfoto’s zijn foto’s om een botbreuk vast te stellen en de Thorax foto voor
bijvoorbeeld het vaststellen van longontsteking, hartfalen en longtumoren. Een foto van het
abdomen wordt genomen om darmobstructies, nierstenen en dergelijke op te sporen. Vaak is hier
contractvloeistof voor nodig, omdat de buik m.n. uit weke delen bestaat.
Radiopaak = wit
Niet radiopaak (hypodens/ radiolucent) = zwart/grijs
Voor het bestuderen van zachte weefsels wordt een sterk radiopake substantie ingebracht.
Risico’s
Röntgenstraling is een vorm van ioniserende straling en kan leiden tot stralingsschade aan het DNA,
en dus tot mutaties, en eventueel tot kanker. Andere effecten:
Chemisch, bijvoorbeeld de zwarting van fotografisch materiaal
Optisch, sommige beschenen stoffen fluoresceren en geven zichtbaar licht terug.
Biologisch, een te hoge dosis op de huid leidt tot erytheem (rode huid, als door uv-licht
(zonnebrand))
Thermisch: absorptie van röntgenstraling leidt tot opwarming van het absorberend
materiaal.
Digitale subtractie-angiografie (DSA)
DSA wordt gebruikt om doorbloeding van specifieke organen, zoals hersenen, hart, longen en nieren
in beeld te brengen. Voor- en na toediening van contrastvloeistof wordt een röntgenfoto gemaakt.
Computed Tomography-scan (CT-scan)
Minder radiopake weefsels kkunnen veel gedetailleerder zichtbaar worden. Verder worden
driedimensionale relaties zichtbaar.
Maakt dwarsdoorsnede doordat een röntgenbron roteert rond lichaam. Deze röntgenstraal raakt een
sensor die door de computer wordt gemeten.
,Normaal gesproken zwart-wit. Kan ingekleurd worden.
Voorbeelden van ziekten die gediagnostiseerd kunnen worden d.m.v. een CT-scan zijn: levercirrose,
benigne/maligne leverlaesies, metastasen, pancreatitis, pancreaslaesies, splenomegalie, milt
infarct, milt laceratie, nierlaesies, aneurysma van de abdominale aorta, diverticulitis,
appendicitis, ileus, darmperforatie en darmischemie.
Spiraal CT-scan
Spiraal-CT-scan is een nieuwe vorm. Hiermee wordt een hogere kwaliteit gegenereerd en wordt de
patiënt aan minder straling blootgesteld, doordat continu en sneller gegevens verzameld worden.
MRI-scan
Toont structuur zachte weefsels nog gedetailleerder dan CT-scan.
D.m.v. een zeer sterk magnetisch veld. waterstofdeeltjes binnen het gehele lichaam worden dezelfde
kant op gepositioneerd. De energie de hierdoor vrijgegeven wordt, wordt gebruikt om te weten te
komen waar in het lichaam hoeveel waterstofionen bevinden. Doordat verschillende weefsels
verschillende waterstofdichtheden hebben, kunnen deze weefsels van elkaar worden onderscheiden.
Gebieden waar geen water is, zoals lucht of bot, geven geen signaal en zijn zwart op de MRI-scan.
Ook hangt het signaal af van de duur van de perioden waarin de radiogolven worden uitgezonden:
T1: op deze beelden verschijnen liquor (hersenvocht) en waterrijke structuren donker.
T2: Liquor en waterrijke structuren zijn wit.
Door de keuze van de T1- of T2-weging kan men van de weefsels bepaalde aspecten zichtbaar
maken. MRI-beelden zijn daarom zeer gedetailleerd in het vertonen van de verschillende weefsels,
maar een nadeel is dat het bot zelf niet zichtbaar is (wel het beenmerg), omdat het bot bijna geen
water bevat.
Bij een MRI-scan mag beslist geen ferrometaal aanwezig zijn. Dat geldt zelfs voor make-up, waarin
vaak metaaldeeltjes zitten. Kleding met ritssluitingen en metalen knopen moet worden uitgetrokken.
Gouden sieraden en gouden tanden zijn geen probleem
Wanneer bepaalde stoffen op bepaalde plaatsen in verhoogde concentraties worden aangetroffen
kan dit wijzen op bijvoorbeeld de aanwezigheid van een tumor. Men kan ook de functie van bepaalde
hersendelen nagaan door tijdens het onderzoek de patiënt bepaalde opdrachten te laten uitvoeren
(bijv. lezen of herkennen van afbeeldingen). Als de corresponderende hersendelen daardoor actief
worden is dit met de MRI-scan aan te tonen. Zulk onderzoek is belangrijk voor het precies lokaliseren
van neurologisch belangrijke gebieden.
Als ook met de MRI-scanner de afbeelding van bijvoorbeeld een hersentumor tegenvalt, kan men
een speciaal voor MRI geschikt contrastmiddel inspuiten, dat het element Gadolinium bevat. Dit
element heeft de eigenschap om T1 te veranderen, waardoor de tumor goed zichtbaar wordt.
MR-angiogram
Van het MR-signaal dat immers afkomstig is uit het water in de weefsels, kan met bepaalde
technieken een onderscheid worden gemaakt tussen het stromende water in de bloedvaten en het
stilstaande water in de omgevende weefsels. Hiermee wordt bereikt dat de bloedvaten op de scan
een andere tint krijgen dan het omgevende weefsel, met andere woorden, men heeft nu een MR-
angiogram dat is ontstaan zonder gebruik van contrastmiddelen (met hun risico's).
,Echografie
Zendt korte smalle pieken van geluid met hoge frequentie uit en detecteert daarna de echo’s.
Beelden zijn minder helder, maar deze methode is zonder bijwerkingen. Dit biedt met name de
mogelijkheid om de ontwikkeling van de vrucht te onderzoeken. Daarnaast kan het kloppende hart
onderzocht worden zonder ingespoten stoffen.
m.b.v. de computer kan een 3D of zelf een 4D beeld worden gemaakt.
Hogere frequenties kunnen minder diep penetreren dan lagere frequenties door het menselijk
lichaam. Naar gelang van de klinische vraagstelling wordt een transducent met een specifieke
frequentie en vorm gebruikt. Als voorbeeld zal er voor het onderzoek van een nier een transducent
gebruikt worden met een convexe vorm en lage frequentie om zo diep mogelijk in het lichaam te
kunnen dringen. Een veelvuldig gebruikte zendfrequentie voor dit type onderzoek is rond de 3 MHz.
Voor bijvoorbeeld een oppervlakkig bloedvat zal men een vlakke (lineaire) transducent gebruiken,
met een hogere zendfrequentie, gebruikelijk zo rond de 7,5 tot 10 MHz.
Geeft goed beeld van zacht weefsel, mits ze geen lucht bevatten. Het geluid wordt vrijwel volledig
door lucht weerkaatst, waardoor weefsel achter het lucht niet zichtbaar wordt.
Sterke echo's treden op bij overgangen tussen weefsel en vocht of bloed, tussen zacht weefsel en
bindweefsel en tussen zacht weefsel en bot. Ook voor bot geldt dat er bijna geen penetratie van
ultrageluid optreedt vanwege de sterke reflectie tegen de bovenkant.
De echoapparatuur maakt 25 of meer complete tweedimensionale "doorsneebeelden" van het
inwendige van het lichaam, dit zijn dus "livebeelden" waarbij de onderzoeker op een interactieve
manier op zoek kan gaan naar de relevante plaatsen voor zijn onderzoek.
Doppler
Met behulp van speciale echoapparatuur kunnen ook de snelheid, richting en intensiteit bepaald
worden waarmee reflecterende deeltjes zich bewegen. Hierbij wordt gebruikgemaakt van het
dopplereffect. Vaak wordt dit onderzoek uitgevoerd in combinatie met de normale 2D -
beeldvorming (duplex- onderzoek of echo-doppler-onderzoek) Dit onderzoek wordt bijvoorbeeld
gebruikt om de ernst van vernauwingen of lekkages in de bloedsomloop en in het hart te beoordelen.
De reflecterende deeltjes in kwestie zijn de rode bloedcellen, waarvan de stroomsnelheid, richting en
hoeveelheid dus kan worden bepaald.
Scintigrafie
Scintigrafie is het registreren van radioactieve vervalprocessen door middel van een permanent
medium, meestal als een beeldvormende techniek in de geneeskunde.
Scintigrafie kan in combinatie met inspanningsonderzoek waardevolle informatie opleveren over
angina pectoris. Niet alleen kan scintigrafie het bestaan van ischemie bevestigen, maar ook de plaats
en de omvang van het aangetaste deel van de hartspier zichtbaar maken, evenals de hoeveelheid
bloed die de hartspier bereikt.Scintigrafie van de schildklier wordt mogelijk gemaakt door toediening
van radioactief jodium. Scintigrafisch onderzoek van de schildklier kan een indruk geven over de
functionele activiteit, omvang en aantal van de nodulaire afwijkingen.
Laboratorium onderzoek bloed, urine, liquor cerebrospinalis, feces en
scopie
Martini p 452, 453, §18.8.4.
, Syllabus p 11-16, p 31-33
Zelman p 4-5: diagnosis of disease, 19: diagnostic testing, 62-63: diagnosis of cancer, 95:
diagnosic tests and procedures, 124-125 (tot anemia), 142-144: diagnostic tests and
procedures,150-151 (only the parts on TB diagnosis), 170-171: diagnostic tests and
procedures, 200-202: diagnostic tests and procedures, 271: diagnostic tests and procedures,
297: diagnostic tests and procedures, fig 13.4, 361: diagnostic tests and procedures.
Diagnostisch onderzoek
Diagnostiek = proces waarmee wordt vastgesteld wat de oorzaak van de klachten of afwijkingen is.
Hiervoor wordt info gebruikt uit anamnese, lichamelijk onderzoek en aanvullend onderzoek.
Anamnese
Medische anamnese:
Exploreren welke klachten
Speciële anamnese: Hoofdklacht
Algemene anamnese voorgeschiedenis, psychosociale omstandigheden, familieanamnese,
enz.
Tractusananmnese: orgaansystemen die nog niet aan bod zijn gekomen
Verpleegkundige anamnese: verzamelen van relevante info voor vpk zorg
Lichamelijk onderzoek
1. Inspectie:
Bekijken buitenkant lichaam, bewegingen en houding. Opsporen evt. afwijkingen.
2. Palpatie
Lichaam wordt met vingers of handen afgetast. Onderzoek grootte, structuur, opp., plaats,
gevoeligheid van organen of lichaamsdelen.
3. Auscultatie
Luisteren naar m.n. longen, hart of darmen. Beoordeling freq., intensiviteit, duur van geluiden.
4. Percussie
Lichaamsdelen bekloppen met vingers, handen of instrumenten. Bepalen van omvang, ligging
organen en consistentie onderliggende structuren.
Aanvullend onderzoek
Lab-, beeldvormend-, functie-, en pathologisch-anatomisch onderzoek.
Functieonderzoek: werking van delen van lichaam worden getest, zoals hart of hersenen. (bijv. ECG
of EEG, elektro-encefalografie)
Pathologisch-anatomisch onderzoek: aantonen afwijkingen op cel- of weefselniveau d.m.v. een
punctie of excisie een biopt af te nemen en deze onder de microscoop te bekijken. (bijv. bekijken of
tumor kwaad- of goedaardig is.
Laboratoriumonderzoek
Bij laboratoriumonderzoek beschikken we tegenwoordig over een breed scala aan tests, voor de
meest uiteenlopende ziekten en aandoeningen. Het gaat daarbij onder meer om het vaststellen van