Hoofdstuk 4: bepaling van een integrale kostprijs
4.1 Inleiding
4.2 Kostenprijs en kostendrager
Integrale kostprijs duidt op de totale kosten per kostendrager. Integraal = totaal. Een
kostendrager is het rekenkundig object waarvan de organisatie de kostprijs wil weten.
Meestal het eindproduct wat ze op de markt brengt. Voor een afdeling of klant kan het ook
interessant zijn. Bijvoorbeeld als de organisatie overweegt een afdeling uit te besteden
(outsourcing). De directe kosten en indirecte kosten van de afdeling worden dan
berekend, voorbeelden. Een grote klant kan veel kopen, maar ook om extra service vragen.
Om te bepalen of de klant lucratief is berekent de organisatie de totale kosten om deze klant
te bedienen.
Als de kostendrager gedefinieerd is, kunnen directe kosten eenvoudig worden bepaald. Voor
indirecte, overhead, is dit moeilijker. Er zijn methoden deze toch toe te rekenen aan
kostendragers. Sommige eenvoudig, maar leiden tot onjuiste berekening en zwakke
stuurinformatie. Andere nauwkeurig en maken bedrijfsvoering inzichtelijk, maar er moet veel
administratief worden vastgelegd wat arbeidsintensief is en daardoor duur. Vooral als de
organisatie vaak verandert, de hele kostprijsberekening moet dan opnieuw.
Wat kan een organisatie met kennis over de kostprijs?
Waarom willen organisaties de integrale kostprijs kennen? Schoute concludeert dat
Nederlandse middelgrote productiebedrijven kostprijzen vooral gebruiken voor:
• Bepaling van de verkoopprijs
• Budgettering
• Voorraadwaardering
4.3 Kostprijsmethoden
Voor bepalen integrale kostprijs kostendrager, wordt onderscheid gemaakt tussen vaststellen
directe kosten per calculatieobject (vaak eindproduct) en toerekenen indirecte. Voorbeelden
indirecte en directe kosten! Nu komen methoden aanbod.
4.4 Opslagmethode
Hierbij worden de directe kosten met een opslagpercentage verhoogd om tot de integrale
kostprijs te komen. Voorbeeld. De som van de directe kosten en de indirecte kosten vormt de
integrale kostprijs. De opslagbasis bestaat uit de directe kosten. Dit boek 3 directe kosten:
• Directe materiaalkosten
• Directe loonkosten
• Totale directe kosten
Dit leidt tot de volgende berekening:
,Het opslagpercentage wordt bepaald door:
Opslagpercentage = indirecte kosten / opslagbasis x 100%
Voorbeeld berekening. Opslagmethode veronderstelt dus een verband tussen de directe
kosten en indirecte kosten van een organisatie.
Twee varianten
Er zijn 2 varianten van de opslagmethode:
• Enkelvoudige opslagmethode – de totale indirecte kosten worden gedeeld door
één opslagbasis waarvan de organisatie denkt dat deze het best de hoogte van de
indirecte kosten verklaart. De gekozen opslagbasis moet dus het merendeel van alle
indirecte kosten veroorzaken. In praktijk bestaat de opslagbasis veel uit de totale
directe kosten, directe materiaalkosten of directe personeelskosten. Er zijn ook
andere mogelijkheden als de omzet, aantal producten etc.
• Meervoudige opslagmethode – ook wel de verfijnde. De totale indirecte kosten
worden verdeeld in twee of meer categorieën en elke categorie krijgt zijn eigen
opslagbasis. Voor elke categorie geldt hetzelfde als bij de enkelvoudige. Het is
belangrijk dat de som van de categorieën gelijk moet zijn aan de totale indirecte
kosten van een organisatie. Voorbeeld.
4.4.1 Stappenplan voor de opslagmethode
Opslagmethode vooral bij kleine organisaties, hulpmiddel is dit stappenplan:
1) Analyseer de indirecte kosten. Als blijkt dat alle of vrijwel alle samenhangen met een
opslagbasis kun je direct naar stap 3.
2) Stel vast op de indirecte kosten zo gegroepeerd kunnen worden dat elke groep een
causaal (oorzakelijk) verband toont met een opslagbasis. Kun je voor (vrijwel) elke
categorie indirecte kosten een dergelijke samenhang aantonen, dan is de
, meervoudige opslagmethode geschikt en kun je naar stap 3. Lukt het niet zijn er 2
opties. Kies een andere kostprijscalculatiemethode of accepteer dat de kostprijs niet
of slechts bij benadering betrouwbaar is. Bij laatste doe je eigen aannamen over
samenhang indirecte kosten en opslagbasis en ga je naar stap 3
3) Bepaal het opslagtarief. Bij enkelvoudige door een opslagbasis en bij meervoudige
ieder door zijn eigen.
4) Bepaal de integrale kostprijs per eindproduct
4.4.2 Voor- en nadelen van de opslagmethode
• Voordelen – grote voordeel is de eenvoudige en goedkope toepassing. Als in de
organisatie iets verandert heeft dat nauwelijks/geen invloed op de manier waarop de
kostprijzen worden berekend. Voor minder complexe organisaties daarom nuttig.
• Nadelen – de berekende kostprijs is niet nauwkeurig genoeg, omdat de indirecte
kosten in de meeste organisaties helemaal niet samenhangen met de directe kosten.
Laat staan met een enkel onderdeel ervan. Voorbeeld. Tweede nadeel is dat de
opslagmethode slechts een systeem is dat indirecte kosten verdeelt over de
eindproducten en bijvoorbeeld niet over verschillende afdelingen. Methode levert
nauwelijks inzicht in kosten en activiteiten van ondersteunende afdelingen, laat staan
dat zij een bijdrage kan leveren aan het beheersen/terugdringen indirecte kosten.
Kortom:
Voordeel Eenvoudige goedkope toepassing
Nadeel Berekende kostprijs is niet nauwkeurig genoeg en de indirecte kosten worden verdeeld over
eindproducten en bijvoorbeeld niet over verschillende afdelingen. Terwijl ze soms niet met
eindproducten en juist met afdelingen te maken hebben. Dus gebrek aan aanvullende stuurinformatie.
Opslagmethode verdeelt indirecte kosten met behulp van opslagbasis over kostendragers.
Keuze opslagbasis bepaald door causale verband tussen indirecte kosten en opslagbasis.
Belangrijkste eis aan registratie is dat gekozen opslagbasis per kostendrager inzichtelijk
moet zijn. Gekozen opslagbasis bestaat dan ook vaak uit directe kosten van kostendrager.
, 4.5 Kostenplaatsmethode
Ook wel productiecentramethode, deze gebruikt de organisatiestructuur als basis: elke
afdeling wordt een kostenplaats. Operationele afdelingen die direct aan de eindproducten
bijdragen, als productie, assemblage en verkoop heten hoofdkostenplaatsen. Kosten van
die afdelingen zijn indirect. Machines maken waarschijnlijk meer eindproducten. De kosten
van de machineafdeling: als energie-, onderhouds- en afschrijvingskosten kunnen niet
rechtstreeks aan een eindproduct worden toegerekend. Ze moeten verdeeld worden via de
verdeelsleutel, als tarief per machine-uur. Hoofdkostenplaatsen staan echter veel dichter bij
de eindproducten dan bijvoorbeeld ondersteunende afdelingen als HRM, magazijn of
administratie, zelfstandige kostenplaatsen. De veronderstelling is dat de activiteiten van
een zelfstandige kostenplaats geen verband houden met de eindproducten, maar dienen als
ondersteuning van de hoofdkostenplaatsen. Kosten van zelfstandige kostenplaatsen worden
daarom toegerekend aan hoofdkostenplaatsen. Omdat er ook kosten zijn die niet
samenvallen met een werkelijk bestaande afdeling, maar wel substantieel zijn, creëren
organisaties soms hulpkostenplaatsen als huisvesting. Geen afdeling, maar omdat de
kosten hoog zijn voegt een organisatie al deze kosten samen en maakt ze zichtbaar in de
kostenverdeelstaat of boekhouding. Dat maakt het mogelijk om per hulpkostenplaats een
specifieke verdeelsleutel te hanteren.
Werkwijze
Per kostenplaats bepaal je de eerstbelaste kosten, dit zijn indirecte kosten die direct aan de
kostenplaatsen worden toegewezen. Je belast dan deze eerstbelaste kosten door aan de
andere kostenplaatsen en uiteindelijk eindproducten. Die doorbelasting kan simpel of zeer
complex zijn, maar in alle gevallen worden de kosten van hulp- en zelfstandige
kostenplaatsen eerst doorbelast aan de hoofdkostenplaatsen. Die hoofdkostenplaatsen
rekenen de kosten dan toe aan de eindproducten via tarieven per uur, percentages van de
omzet etc.
Grondgedachte kostenplaatsmethode is dat een afdeling een bedrijfje binnen de organisatie
is. Die beschikt over mensen en middelen en die brengen kosten mee, de eerstbelaste
kosten. Daarnaast maken veel kostenplaatsen gebruik van dienstverlening van andere
kostenplaatsen. Voorbeeld kostenplaats. Meestal sturen de afdeling onderling geen
rekeningen en vinden intern geen daadwerkelijke betalingen plaats. Functionaris die binnen
de organisatie de integrale kostprijs moet bepalen, gebruikt de hiervoor toegelichte gedachte
om de indirecte kosten toe te rekenen aan de kostendragers.