Leesvragen Over de grenzen van disciplines
H5 Abma, Over de grenzen van disciplines – Sociale interventies
1. In welk(e) opzicht(en) zou je de interventies van sociale
wetenschappers kunnen typeren als social engineering?
Social interventies: interventies gericht op het handelen en gedrag
van mensen te beïnvloeden
Social engineering: technische aanpak, zoals tests
Sociale wetenschappers leveren hiernaast ook interpretatiekaders,
helpen burgers en beleidsmakers om maatschappelijke kwesties
inzichtelijk en hanteerbaar te maken
2. Waarom kan het aanbieden van perspectieven op maatschappelijke
kwesties door sociale wetenschappers ook gezien worden als een
vorm van interventie?
Sociaal wetenschappers die zich rechtsreeks tot het publiek richten
via media, vervullen een intellectuele functie
Uiten zich over maatschappelijke kwesties> dit is een vorm van
interventie omdat ze invloed hebben op het niveau van de ideeën en
vervullen een rol in de permanente strijd tussen interpretaties van
de werkelijkheid in een samenleving.
Wanneer een interpretatie van een probleem dominant wordt, heeft
dit effecten op het handelen: interpretaties hebben dus
handelingsimplicaties en daarom is een zogenaamd perspectief op
een maatschappelijke kwestie een interventie.
3. Uit welke vier elementen bestaat de interventielogica van Van Wel?
Hoe corresponderen deze met wetenschap en praktijk?
Bij een interventie zijn 4 partijen betrokken
- Maatschappelijke autoriteiten; signaleren probleem, bepalen doel
van interventie
- Onderzoekers; terminologie, conceptuele kaders voor probleem
- Interventiespecialisten; sociale ingenieurs, professionals die
dichter bij de praktijk staan
- Objecten van interventies; instemmen met de omschrijving van
probleem en met de voorgestelde interventie, effectiviteit van
interventie is hiervan afhankelijk
Interventielogica bestaat uit 4 elementen
- Object; basis van interventielogica, ongewenst verschijnsel, er
moet een theoretisch beeld geschetst worden
- Oorzaken; hier spelen sociaal wetenschappers een cruciale rol,
inbegrip van psychische en sociale mechanismen en processen
die een rol spelen in het probleem-object, theoretisch en
empirisch materiaal aanleveren bij politici en beleidsmakers
= probleemdefinitie
- Doelen; wat wil je met de interventie bereiken?
- Middelen; modelpraktijk moet worden beschreven, hoe ga je te
werk om de ideaaltoestand te bereiken?
= interventie zelf
4. Wat bedoelt Van Wel met de term ‘rationele ficties’ en waarom kun
, je interventieperspectieven zo typeren? Wat is het verschil met het
triomfalistische en het constructivistische standpunt?
Rationele ficties: interventieperspectieven hebben met hun vier
bouwstenen een rationele structuur, die wordt ingevuld met
redenaties die betrokkenen als “waar” beschouwen.
Het verhaal dat redenaties verbindt, moet tot de verbeelding
spreken, de belofte van een doelmatige oplossing hebben en de
betrokken partijen aanmoedigen om hun rol in het geheel te spelen.
Verhaal is bedacht door mensen; fictie
Interventieperspectieven hebben dus:
- Rationele structuur
- Imaginaire component
Constructivistische standpunt gaat ervan uit dat
interventieperspectieven elkaar aflossen zonder dat er sprake is van
vooruitgang
Triomfalistische standpunt gaat ervan uit dat vervanging plaats vindt
van onwetenschappelijke door wetenschappelijke inzichten plaats
vindt. Strijd tussen alledaags denken of ideologie en echte
wetenschap, sprake van vooruitgang
5. Wat zijn randomized controlled trials? Hoe staan deze in verband
met evidence-based practice? Hoe is hierbij de verhouding tussen
wetenschap en praktijk gedacht?
Evidence-based practice, gebruik maken van protecollen die
gebaseerd zijn op experimentele studies met gerandomiseerde
groepen proefpersonen
Randomized controlled trials vormen een hogere kennisbron in deze
evidence based practice
Relatie tussen wetenschap en praktijk wordt hierdoor opgevat als
eenrichtingsverkeer. Wetenschap geldt als basis voor het rationeel
maatschappelijk handelen, de patiënt of leerling is hier het object
van, professional is het doorgeefluik hiervan
6. Welke fasen doorloopt volgens Dreyfus iemand die een vaardigheid
aanleert? Wat is de beslissende sprong hierin? Welke conclusie kun
je hieruit trekken voor de relatie tussen wetenschap en praktijk, en
waarom?
Kritiek op expert systems; gaan uit van een mechanistisch model
van leren, geeft geen adequeaat beeld van wijze waarop mensen
vaardigheden en expertise verwerven
Formuleren van model van menselijk leren in ongestructureerde
situaties
Vijf vases voor vaardigheidsverwerving:
- Eerste fase
o Instructies voor nineuwe vaardigheid
o Leren van regels die passen van niet-ambigue kenmerken
van de situatie, contextvrij
o Beginneling let op hoe goed hij/zij opgelegde regels volgt
- Tweede fase
o Gevorderde beginner
o Ervaring opgedaan