SCHEMA’S MATERIEEL
STRAFRECHT 2021-2022
Demi Altena
1
,WEEK 1
Verbod van terugwerkende kracht
o Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke
strafbepaling, ex art. 1 lid 1 Sr
Zelfs als art. 1 lid 2 Sr wordt toegepast, betekent dat geen uitzondering op dit
verbod. Als een voorafgegane bepaling ontbreekt, is een feit sowieso niet
strafbaar. Het toekomen aan een gunstigere bepaling ex art. 1 lid 2 Sr,
verondersteld dat het verbod is nageleefd.
1. Strafbaarheid gedrag (norm, delictsomschrijving, algemene leerstukken – zoals
poging)
2. Strafbedreiging (sanctie, straf, maatregel)
3. Ten uitvoer legging:
Arrest art. 14fa: dit betreft de executie. Volgens de HR kan de nieuwe bepaling
gewoon worden toegepast, want het gaat niet om wijziging van wetgeving. Het
brengt tevens geen wijziging in de aard of maximale duur van de ten uitvoer te
leggen straf (dan kan het wel in strijd zijn met verbod van terugwerkende kracht).
Een regel van executie kan zodanig veranderen dat dit invloed heeft op de
zwaarte van de straf. Hier geen strijd, want art. 1 lid 1 Sr richt zich tegen de
zittingsrechter. Het zou wel in strijd kunnen zijn met art. 7 EVRM – want die
geeft een opdracht aan Staten. Onder omstandigheden verboden, mits van invloed
op de aard en duur van de ten uitvoer te leggen straf.
4. Verjaringstermijn: mag met terugwerkende kracht.
5. Rechtsmacht: HR zegt dat het verbod van terugwerkende kracht hier niet rechtstreeks
op van toepassing is. Het kan anders zijn indien er een wettelijk aanknopingspunt is,
de wet moet dan zeggen: ‘deze wet geldt ook voor oude gevallen’. Het begrip law kan
echter ruimer worden uitgelegd, waardoor vervolgbaarheid wel in strijd is (mits de
facto een zwaardere straf wordt opgelegd).
Sunday Times: altijd enige vaagheid bij bepalingen, om starheid te voorkomen
en de wet te kunnen laten inspelen op veranderende omstandigheden.
Levensgevaar te duchten: ontwikkeling in de jurisprudentie omtrent het begrip ‘levensgevaar te
duchten’.
HR NJ 2009, 120 over art. 157 Sr (brandstichting). Iemand had zich schuldig gemaakt aan
brandstichting. De personen waren echter op het moment van de brand niet aanwezig. Het hof
nam wel aan dat verdachte zich niet had gerealiseerd dat boven het bedrijf een woning lag,
maar dat neemt niet weg dat hij zich daarvan rekenschap had behoren te geven. Hij heeft het
risico genomen dat slachtoffers zouden vallen. De vraag is dan: als geen mensen aanwezig
waren, was er dan wel levensgevaar te duchten? Het hof vond van wel, omdat het toeval was
dat niemand aanwezig was.
o De HR daarentegen stelt dat van de vereiste voorzienbaarheid geen sprake is, als de
bewoner(s) zich ten tijde van de brandstichting niet in de woning bevond(en). Wat ze
daarbij nog wel opmerken: levensgevaar moet ten tijde van de brandstichting naar
algemene ervaringsregels voorzienbaar zijn geweest. Dat de dader dat gevaar wellicht
niet heeft voorzien, is in dat verband dus niet van belang (Want levensgevaar te
duchten is geobjectiveerd).
o Eigenlijk wel logisch, want levensgevaar is geobjectiveerd.
ECLI:NL:HR:2018:16: Is een recente uitspraak. Ook daarbij stelt de HR dat het naar
algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest (het levensgevaar). Daarvan is in de
regel geen sprake, indien zich doorgaans geen personen in de nabijheid van het betreffende…
(elektriciteitswerk) bevinden. Gaat om net een ander delict, maar wel soortgelijk idee. Stel: er
2
, is nu niemand, maar doorgaans wel: dan is het toch levensgevaarlijk. Dit is een iets ruimere
uitleg. Het zou kunnen dat dit ook komt bij de brandstichting, dus dat ze veranderen van
mening. Het enkele feit dat er dan niemand is, maar doorgaans wel, zou dan ervoor zorgen dat
het toch strafbaar is.
3
, WEEK 2
Algemene punten omtrent art. 68 Sr
Strekking ziet op (a) onevenredige dubbele bestraffing en (b) rechtszekerheid: kracht van
een vonnis;
Is sprake van:
1. Andermaal vervolgen: naar het Hof gaan voor beroep valt hier bijvoorbeeld niet onder.
2. Te zijnen aanzien: als iemand anders (persoon X) in dezelfde zaak is
veroordeeld/vrijgesproken, betekent dat niet dat persoon Y te zijnen aanzien is veroordeeld.
Moet echt specifiek om jou gaan.
3. Is over hem onherroepelijk beslist: dat er geen beroep meer openstaat.
4. Door een rechter: dit is de strafrechter, maar ook de politierechter. In beginsel niet
civiel/bestuursrecht.
Geldt art. 68 Sr niet?
o Dan kennen we de algemene beginselen van behoorlijk procesrecht. Die zorgen ervoor
dat de hardheid kan worden gecorrigeerd. Als een strafrechter, in de wetenschap dat
iemand bijv. voor de facto hetzelfde feit al een hele hoge boete heeft gehad, hij dat
niet matigt in het vonnis (en niet zegt waarom) kan dat in strijd zijn met de algemene
beginselen van behoorlijk procesrecht.
Externe samenloop: kan spelen als er bijv. bestuursrechtelijk een boete is opgelegd en
strafrechtelijk wordt vervolgd. Op voorhand is er soms al een regel voor: una via-regeling:
a. De verplichte weg: de wet geeft aan onder omstandigheid X moet je bestuurs- of
strafrechtelijk afdoen;
b. Keuze als overheid voor welke weg.
o ASP-arresten: opleggen alcoholslot en daarna nog vervolgen was in strijd met
beginsel van ne bis in idem (niet met. Art. 68 Sr zelf, want ging niet om een straf door
strafrechter). Het doel van asp was punitief en dat was zo bijzonder, dat dubbel
straffen niet mocht. (Erg uitzonderlijk)
o Strafkorting te Oude Pekela
Hetzelfde feit, art. 68 Sr
Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van hetzelfde feit dient de rechter in de situatie waarop
art. 68 Sr ziet de in beide tenlasteleggingen omschreven verwijten, en in de situatie waarop 313 Sr ziet
in de tenlastelegging en de in de vordering tot wijziging van de tenlastelegging omschreven feiten te
vergelijken. Bij de toetsing moet het volgende worden betrokken:
a. De juridische aard van de feiten
Indien de tenlastegelegde feiten niet onder dezelfde delictsomschrijving vallen, kan de mate
van verschil tussen de strafbare feiten van belang zijn, in het bijzonder wat betreft:
1. De strekking: is dit in abstracto redelijk vergelijkbaar? (Tjoelker: loopt niet wezenlijk
uiteen?)
2. De rechtsgoederen ter bescherming waarvan de delictsomschrijvingen strekken en;
3. De strafmaxima op de onderscheiden feiten zijn gesteld, in welke strafmaxima onder
meer tot uitdrukking komt de aard van het verwijt en de kwalificatie als misdrijf of
overtreding
b. De gedraging van de verdachte
Wezenlijke samenhang in handelen en in schuld?
Als de tenlasteleggingen of de tenlastelegging en vordering tot wijziging niet dezelfde
gedraging beschrijven, kan de mate van verschil tussen de gedragingen belangrijk zijn, zowel
wat betreft de aard en de kennelijke strekking van gedragingen
Gelijktijdigheid?
1. Oude Kijk in ‘t Jatstraatarrest
2. Emmense Bromfietser
3. Overzichtsarrest 2011
4