H1: Kaart en Atlas
Multiperspecitiviteit
Natuurlijke factoren/fysische factoren
Veranderingen die ontstaan door natuurlijke processen
Menselijke factoren
Veranderingen die veroorzaakt worden door mensen.
- Economische factoren
- Culturele factoren
- Demografische factoren
- Politieke factoren
Natuurlijke + menselijke factoren in samenhang bekijken = multiperspectiviteit. Iets wordt dan
bekeken vanuit verschillende invalshoeken.
Hierbij ook meervoudig bronnengebruik. Voor leerlingen gaat dat van concreet - de eigen omgeving,
- naar concreet voorstellen - afbeeldingen en video’s van andere omgevingen, - naar abstract –
kaarten uit de atlas of methode.
Schaalniveaus
- Lokaal
- Regionaal
- Nationaal
- Continentaal
- Mondiaal
Soorten kaarten
- Topografische kaart (zo nauwkeurig mogelijk weergeven van werkelijkheid, vormt basis voor
thematische kaarten)
- Thematische kaarten (bepaald onderwerp, titel van het onderwerp dat ze weergeven).
Voorbeelden hiervan zijn: geologische kaart, waterstaatkaart en de bodemkaart).
- Overzichtskaarten (natuur- of staatkundig, titel van het gebied dat ze weergeven)
- Zeekaarten (Alleen door Marine (zee) en ANWB (water) uitgebracht.
Hierbij onderscheidt men ook kleinschalige kaarten. Hierop is de werkelijkheid zeer sterk verkleind.
Geografisch Informatie Systeem (GIS)
= Computersysteem dat geografische data verwerkt. Funda gebruikt dit.
Remote sensing
Satellietwaarnemingen van de aarde. Metingen van teruggekaatst zonlicht, cijfers worden omgezet in
beelden. Laat veranderingen zien op aarde.
Kaartprojecties
Vervormingen op een kaart, vanwege ronde vorm aarde.
Projectie van Winkel is de meest voorkomende.
1
,Plaatsbepaling op aarde
Geografische breedte
Evenaar splitst de aarde horizontaal in tweeën:
Evenaar = Middenlijn, warmst, loopt over Equador (noordelijk Zuid
Amerika), en iets onder hangende deel begin Afrika.
Noordelijk halfrond = deel boven de lijn van de evenaar
Zuidelijk halfrond = deel onder de lijn van de evenaar
Breedtegraden/ paralellen = horizontale lijnen evenwijdig aan de evenaar. Evenaar is 0.
Noorderbreedte = Lijnen ten noorden van de evenaar. Van 0 (evenaar) tot 90
(noordpool).
Zuiderbreedte = Lijnen ten zuiden van de evenaar. Van 0 (evenaar) tot 90
(zuidpool).
Lage breedte = Dicht bij de evenaar.
Hoge breedte = Ver van de evenaar.
Geografische lengte
Meridianen = Lijnen die van noord naar zuid lopen, evenwijdig aan evenaar.
360 = Aantal meridianen. 180 graden naar het westen en 180
graden naar het Oosten
0 = Loopt over Londen (en Oost Spanje)
Vakkenstelsel
Geografische lengte en breedte bij elkaar gebracht. Snijpunten van lijnen.
Tijdzones
O-meridiaan bij Greenwich (Londen) als begin van tijdsmeting.
Voor elke lijn 1 tijdzone? Dan 360 tijdzones. Voor het gemak verdeeld in 24. Maar niet heel
nauwkeurig: tijdzones volgen vaak landsgrenzen.
Vroeger lokale tijdzones. Dit veranderde in Nederland begin 20 e eeuw. In 1940 werd door de Duitse
bezetter de GMT-1(?) (GMT+1?) ingevoerd.
Toevoegingen uit nieuwer boek
Knag
Het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig genootschap is een vereniging die zich richt op de
promotie van het vak aardrijkskunde.
Mental image = het idee dat de mens heeft over de samenleving of wereld om zich
heen. Ook wel: actueel wereldbeeld.
Preconcept = Het wereldbeeld is onvolledig
Misconcept = (Een deel van) het wereldbeeld is onjuist
Mental map = Een ruimtelijk beeld van de werkelijkheid.
Geografische Vierslag = Een manier bij aardrijkskunde om kinderen systematisch naar de
wereld te laten kijken: 1) waarnemen, 2) verklaren, 3) generaliseren,
4) waarderen.
GPS = Geographical Positioning System. Het system bestaat uit minimaal 24
satellieten die met hoge snelheid om de aarde draaien.
2
,H2: Weer en klimaat
Zonnestelsel
8 planeten
- Dichtst bij zon en rotsachtig: Mercurius, Venus, Aarde en Mars
- Verst van zon en gasachtig (waterstof) Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus
Opbouw van de atmosfeer (van dichtbij naar veraf)
- Troposfeer stikstof, zuurstof, andere gassen zoals: koolstofdioxide CO2.
CO2 houdt warmte vast. Nodig anders te koud op aarde.
- Stratosfeer Hierin zit de ozonlaag, beschermt ons tegen ultraviolette zon.
- Mesosfeer
- Thermosfeer
- Exosfeer Hier zijn de meeste satellieten
Atmosfeer beschermt ons, bijvoorbeeld tegen meteorieten en gevaarlijke zonnestraling.
Weerelementen
Temperatuur
Neerslag
Wind
Klimaat = Gemiddelde toestand van het weer over langere tijd
Seizoenen
Zijn afhankelijk van de positie die de aarde heeft ten opzichte van de zon. Het is in een deel warmer
als de zon loodrechter ten opzichte van die plek staat.
Ten noorden van de evenaar (het noordelijk halfrond) in juni: zomer
Ten zuiden van de evenaar (het zuidelijk halfrond) in juni: winter
Temperatuur, factoren
Breedteligging
(=de afstand tot de evenaar) is van invloed op de temperatuur. Dit komt door de invalshoek van de
zon.
Hoogteligging
Hoe hoger je komt, des te kouder het wordt. Dit wordt veroorzaakt door de verwarming van het
aardoppervlak en de hoeveelheid moleculen dichter bij het aardoppervlak.
Land-zee
Zee warmt langzaam op, maar koelt ook langzaam af.
Land wordt snel warm, maar koelt ook snel af.
Zee in combinatie met wind veroorzaakt ook temperatuurverschillen. In Europa waaien vooral
westenwinden (aanlandige wind), die brengen de lucht van de Atlantische Oceaan boven Europa.
Doordat die lucht de temperatuur van het overgewaaide gebied aanneemt, heeft deze een zachte
temperatuur. Dit verklaart de zachte winters in Nederland.
3
, Aanlandige wind = Wind komt vanaf zee naar land.
Aflandige wind = De wind komt vanaf land en stroomt naar zee.
Zeestromen
Zeestromen = Transporteren water en kou. Warmst bij evenaar, koudst bij polen.
Stromingen op noordelijk halfrond afwijking naar rechts
Stromingen op het zuidelijk halfrond afwijking naar links
Ligging van gebergten
Doordat wind van zee bij een berg voor land moet opstijgen, ontstaat aan de ene kant van de berg
een andere temperatuur en neerslaghoeveelheid dan aan de andere kant van de berg. Dit heet:
Klimaatscheiding.
Neerslag
Waterkringloop
Korte kringloop = Water verdampt tot wolken, wolken geven het water terug door uit
te regenen boven oceanen
Lange kringloop = De wolken regenen uit op land. Bodemwater grondwater zee.
Smelt en rivierwater rivieren/kanalen zee.
Neerslagtypen
Bij bergen:
Loefzijde Aan deze windkant van de berg stijgt de lucht op en wordt kouder. Er onstaat
neerslag.
Stuwingsregens De neerslag die ontstaat door de afkoeling bij de loefzijde.
Lijzijde De kant van de berg waar de wind stiller is. Doordat de lucht daalt en weer
opwarmt valt hier weinig of geen neerslag.
Regenschaduw Andere benaming voor de lijzijde, naam vanwege weinig regen aan deze
kant.
Stijgingsregens Regen veroorzaakt door een sterk verwarmd aardoppervlak. De lucht gaat
hierdoor stijgen en koelt hoog in de lucht af. Hierdoor ontstaat neerslag.
Veelvoorkomend bij tropische regenwouden.
Depressies Een lagedrukgebied dat is ontstaan door botsing van warme lucht uit het
zuiden en koude lucht uit het noorden.
Front Raakvlak van de luchtstromen bij depressies
o Koufront koude lucht beweegt snel en is zwaar. Korte, heftige buien.
o Warmtefront Warme lucht stroomt heel langzaam in de richting van warme lucht.
Langdurige regenval.
Frontale regens Neerslag die ontstaat door de botsing van koude en warme lucht.
Wolken
Families (hoogtes)
- Laag
- Middelhoog
- Hoog
4