Samenvatting Literatuur Methoden en Technieken in de Sociale Wetenschappen (SPO):
Van Loon - Effectonderzoek in de gedragswetenschappen. (2015) H2,3,4,5
Scheepers - Onderzoeksmethoden (9e druk) H2,3,4,5,6,9
Methoden en Technieken
Scheepers H2: Het onderzoeksplan
Onderzoeksplan
Het onderzoeksplan bestaat uit twee delen: Probleemstelling & Onderzoeksontwerp.
De probleemstelling
De probleemstelling van het onderzoek is cruciaal in het onderzoeksplan, vaak is er een
maatschappelijk probleem dat om een oplossing vraagt. De probleemstelling is opgebouwd uit 3
onderdelen:
1. De vraagstelling: Wat wil je als onderzoeker weten onderzoeksvraag + deelvragen
2. De doelstelling: Waarom wil je het onderzoek uitvoeren + opdrachtgever
3. Theoretisch raamwerk/conceptueel model: Vanuit welk perspectief/theorie?
De vraagstelling
Er worden 3 typen vraagstellingen onderscheiden:
1. Beschrijvende vraagstellingen: Wie, wat voor, welke, wanneer en hoe?
VB: Hoe ziet de levensloop eruit, hoeveel Nederlands gaan er shoppen op zondag?
Er kunnen zowel beschrijvende trendvragen (2 tijdstippen) als beschrijvende
comparatieve (2 locaties) vragen zijn. Meestal bij exploratief onderzoek.
2. Verklarende vraagstellingen: Waarom, waardoor, hoe komt het dat, wat is de reden voor?
VB: Waarom is het aantal, waarom hebben bepaalde Nederlands een houding tegen
Er wordt met een dergelijke vraag een verklaring gezocht voor een bepaald fenomeen, zie
je dus vaak bij theorievormend onderzoek.
3. Voorspellende vraagstellingen: Tot welke.. leidt? Wat gebeurt er als? Als gevolg van?
VB: Wat gebeurt er als we deze nieuwe leermethode bij kinderen met dyslexie toepassen?
Vaak gebruikt voor het toetsen van hypothesen, dus bij theorievormend onderzoek.
,Causale relaties
Zowel verklarende vraagstellingen als voorspellende vraagstellingen zijn zogenaamde causale
vraagstellingen, ze vragen naar de oorzaken van een verschijnsel.
Verklarende vraagstellingen beginnen bij het gevolg (wat zijn mogelijke oorzaken van y?)
Voorspellingsvragen beginnen bij de oorzaak (wat zijn mogelijke gevolgen van x?)
Er zijn sterke voorwaarden om te mogen spreken van causale relaties:
1. Oorzaak gaat duidelijk vooraf in de tijd aan het gevolg
2. Oorzaak en gevolg hangen duidelijk samen empirisch waarneembaar en gecorreleerd
3. Samenhang kan niet worden ‘’weg verklaard’’ door een 3 e verschijnsel
De doelstelling
De doelstelling geeft aan waarom het onderzoek wordt gedaan, vaak is er of een kennisprobleem of
een praktijkprobleem. We kunnen twee soorten onderzoek onderscheiden:
1. Fundamenteel onderzoek heeft als doel het kennisprobleem op te lossen. Wetenschappers
beogen meer kennis en inzicht te verkrijgen, wetenschappelijke relevantie.
2. Toegepast / praktijkgericht onderzoek heeft als doel een praktijkprobleem op te lossen.
Hierbij vormen praktische problemen van aanwijsbare mensen of groepen dus de basis van
het onderzoek, maatschappelijke relevantie.
Zeer vaak is sociaalwetenschappelijk onderzoek gedeeltelijk fundamenteel en gedeeltelijk toegepast.
Bij de doelstelling is verder onderscheid te maken tussen:
1. Explorerend onderzoek: als er nog maar weinig kennis is
2. Toetsend onderzoek: als onderzoekers voldoende kennis / adequate oplossingen denken te
hebben en deze door middel van onderzoek willen toetsen/kijken of het klopt.
Het conceptueel model
Wanneer de onderzoeker op grond van literatuurstudie een voorlopige probleemstelling heeft
geschreven met hierin een vraagstelling en een doelstelling is het tijd voor het zogenaamde
theoretische raamwerk of conceptueel model. Dit beschrijft de leidende gedachte waarmee het
onderzoek wordt uitgevoerd en is een schematische en versimpelde weergave van de denkbeelden
opgedaan in de literatuurstudie.
In de basis wordt er eigenlijk altijd onderzoek gedaan naar
een de invloed van een onafhankelijke variabele (x) of een
afhankelijke variabele (y). Bijvoorbeeld de invloed van
blootstelling aan diverse media op de persoonlijke
gezondheid. Vaak worden er ook factoren ontdekt die
antwoord kunnen geven op de vraag ‘’waarom zou er zo’n
relatie zijn’’? Dit noem je de intermediare variabele
(=mediator). De mediator geeft dus een verklaring op de
relatie tussen x en y en heeft daarbij een directe invloed.
Daarbij kunnen er ook interacterende factoren worden gevonden (=moderator), de mediator kan het
effect van x op y beinvloeden, en heeft dus een indirecte invloed op de uitkomst.
MEDIATOR = REDEN/VERKLARING VOOR HET EFFECT WAT X HEEFT OP Y (XZY)
MODERATOR = GEEFT CONTEXT AAN HET EFFECT (WAT KAN DE UITKOMST
VERANDEREN/BEINVLOEDEN, ZOWEL POSITIEF ALS NEGATIEF)
,Diverse voorbeelden van het conceptueel
model
https://www.youtube.com/watch?v=WZr1jlKi_s0
, Scheepers H3: Benaderingen van onderzoek
Ontologie VS
Hoe onderzoek wordt gedaan hangt af van het beeld van de werkelijkheid: ontologie vs.
epistemologie.
Ontologie (zijnsleer) Hoe zit de wereld écht in elkaar? Ideeën over aanwezige sociale
structuren die in de werkelijkheid aanwezig zijn en de mate waarin deze door mensen
beïnvloed worden.
Epistemologie (kennisleer) Hoe kunnen we kennis opdoen over de werkelijkheid?
Methodologie is een gestructureerde manier die beschrijft hoe we op basis van epistemologische
benadering de wereld kunnen gaan onderzoeken. Methoden zijn de daadwerkelijke
vragenlijsten/interviews/tests/observatiemethoden etc, die we kunnen inzetten om de vragen te
beantwoorden.
Empirisch-analytisch VS empirisch-interpretatief
Empirisch-analytisch (kwantitatief) Empirisch-interpretatief (kwalitatief)
Afstand tot onderzoekseenheden (geen directe Geen afstand tot onderzoekseenheden
betrokkenheid)
Objectief Subjectief
Meten Begrijpen/beschrijven
Kwantitatieve methoden: experimenten/enquetes Kwalitatieve methoden: observaites/interviews
Doel: Verbeterde theorie Doel: Verbeterd inzicht
+ Kritisch-emancipatorisch: kritisch betrokken in de samenleving, willen ingrijepen, kan zowel kwantitatief als kwalitatief
De empirische cyclus (De Groot
’61)
Ongeacht het type onderzoek wordt er gehouden aan een empirische cyclus, dit is stapsgewijs
werken:
1. Observatie
2. Inductie (gebruik je met kwalitatief onderzoek: beginnen met dataverzameling en dat
beschrijven, op basis hiervan de theorie beschrijven) = ontwikkelen veronderstelling
3. Deductie (gebruik je met kwantitatief onderzoek= hypothesen opzetten vanuit theorie)
4. Toetsing
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper floorlogemann. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,10. Je zit daarna nergens aan vast.