Bedrijfseconomie:
Hoofdstuk 1:
Binnen een organisatie heeft bedrijfseconomie verschillende rollen:
Indeling organisaties
1. Typologie van starreveld
Handelsorganisaties; sprake van goederenbeweging, omzettingsproces
ontbreekt
Productieorganisaties; vooral technisch omzettingsproces
Land- en mijnbouworganisaties; specifieke goederenbeweging en omzetting
Dienstverleningsorganisaties; hebben een driedeling:
Met zekere mate van goederenbeweging (restaurants, veilingen en
transportbedrijven)
Met beschikbaarstelling van ruimte of het verkopen van capaciteit
(hotels, zwembaden, personenvervoer)
Met verkopen van uren (advocatenkantoor, adviesbureau en
schoonmaakorganisaties)
Financiële instellingen; banken en verzekeringsmaatschappijen
Worden ingedeeld op:
Goederenbeweging (handelsorganisatie)
Omzettingsproces (productieorganisatie)
2. Profit vs non profit
Dit is een samenwerkingscontract tussen personen die een bepaald doel
nastreven
Onderneming: (profit)
o Winst maken
Non-profit:
o Niet winst maken, maar behalen van maatschappelijk doel
3. Ondernemingen indelen naar rechtsvormen
Met rechtspersoonlijkheid
De onderneming is aansprakelijk voor de activiteiten van de
onderneming.
o Bv, nv, stichting en vereniging
Betaalt vennootschapsbelasting
Zonder rechtspersoonlijkheid
Natuurlijk persoon.
Ondernemer is persoonlijk aansprakelijk voor de activiteiten van de
onderneming.
o Eenmanszaak, vof, maatschap
Betaalt inkomensbelasting
Stakeholders
Hier vallen onder:
Leveranciers
Werknemersorganisaties
Concurrenten
Accountants
Beleggingsadviseurs
Werkgeversorganisaties
Verschaffers van eigen vermogen
Overheid
, Belastingdienst
Verschaffers van vreemd vermogen
klanten
Effectief vs efficiënt
Middelen product doelstelling
Efficiëntie Effectiviteit
Efficientie: Hoe de middelen worden ingezet om een product te maken
Bijv. grasmaaiers: automatische grasmaaiers zijn efficienter dan
handgrasmaaiers
Effectiviteit: of je je doelstellingen bereikt met het product.
Bijv. Met automatische grasmaaier gebeurt dat sneller.
Financiële gezondheid
Bedrijfseconomie draagt bij aan de financiële gezondheid van een organisatie
Bedrijfsadministratie: registreren
Financial accounting/externe verslaglegging: informeren
Management accounting/ interne verslaglegging: adviseren
Finance/financiering: uitvoeren
DGA= directeur groot aandeelhouder
Zonder rechtspersoonlijkheid:
Eenmanszaak:
1 persoon eigenaar van de onderneming. Kan per direct opgericht worden. De organisatie is dus
afhankelijk van 1 persoon, als het slecht draait kan het privevermogen aangesproken worden.
ZZP’er: (zelfstandige zonder personeel)
Vorm van eenmanszaak. Beslist zelf of hij opdrachten aanneemt. Kan personeel aannemen, maar is
dan geen zzp’er meer.
VOF (vennootschap onder firma) of maatschap:
Twee of meer eigenaren, samen zeggenschap. Samenwerkingsovereenkomst tekenen. Dit is ook
relevant voor leverancieres en klanten, want ze willen weten of iemand bevoegd is om te tekenen.
De overheenkomst word ter inzage gelegd bij de Kamer van Koophandel.
Nadeel kan zijn als ze een verschil in mening krijgen in economisch slechte tijden. Ze zijn volledig
aansprakelijk.
Met rechtspersoonlijkheid.
De onderneming is aansprakelijk. De eigenaars zijn niet aansprakelijk. Er wordt gesproken over een
rechtspersoon.
Bij een vennootschap wordt over het algemeen niet gesproken over eigenaren, maar over
aandeelhouders. Er is een scheiding tussen eigenaar en management, dus directeur hoeft geen
aandeelhouder te zijn, al is dat wel wenselijk.
BV: besloten vennootschap
Als een eenmanszaak of VOF groeit, kan dit een BV worden, om het privevermogen te beschermen.
Eigenaar wordt DGA. Bv valt niet onder inkomstenbelasting, maar onder vennootschapsbelasting.
Inmenging van anderen wordt beperkt, omdat de aandelen niet vrij verhandeld kunnen worden,
zoals bij een NV. Oprichting gaat via notaris, niet gemakkelijk om extra kapitaal aan te trekken.
NV: naamloze vennootschap:
Aandelen kunnen op 2 manieren worden ingedeeld:
, Aandelen aan toonder vs aandelen op naam
Gewone aandelen vs preferente aandelen
Aandelen op toonder zijn vrij verhandelbaar, bijvooreeld op een beurs. De prijs die betaald wordt, is
afhankelijk van vraag en aanbod en kan dus van moment tot moment verschillen.
Aandelen op naam zijn niet vrij verhandelbaar, om te voorkomen dat er te veel mensen zich gaan
bemoeien met de strategie van de vennootschap.
Gewone aandelen geven recht op winst en de aandeelhouder heeft stemrecht bij de algemene
aandeelhoudersvergadering. De aandeelhouder heeft de macht.
Preferente aandelen geven voorkeursrechten aan de aandeelhouder. Kan als winstuitkering, maar
ook als besluitvorming, bijv. de aanstelling van het management, de uitbreiding van het
aandelenkapitaal of het aangaan van investeringen.
Belastingstarief is lager bij nv. Nadeel dat er minimaal 45.000 startkapitaal moet zijn en dat er het
niet te controleren is wie de eigenaar is van de vennootschap.
Zie schema op pagina 21 voor de verschillen tussen BV en NV.
Vereniging:
Een vereniging heeft een bestuur, maar kan ook enkele werknemers in dienst hebben. Bijv een
trainer van de jeugd of activiteitenbegeleiders. Niet als doel om winst te behalen. Leden zijn de
eigenaren.
2 soorten verenigingen:
Met volledige rechtsbevoegdheid is opgericht door middel van notariële akte, waarin
statussen zijn opgenomen. Deze dient ingeschreven te zijn bij het handelsregister. In dit geval
zijn de bestuurders niet hoofdelijk aansprakelijk voor de verplichtingen die de vereniging
heeft ondergaan (De vereniging is een rechtspersoon)
Met beperkte rechtsbevoegdheid heeft haar statussen niet opgenomen in notariële akte en
kan zich niet als onafhankelijk rechtspersoon gedragen. De bestuurders zijn hoofdelijk
aansprakelijk voor de verplichtingen die de vereniging aangaat.
Stichting:
Vergelijkbaar met vereniging. Bestaat niet uit leden, maar uit een bestuur. Kan opgericht worden
door natuurlijk persoon, maar ook door een rechtspersoon (bijv. bv). Mag geen winst maken en mag
geen geld uitkeren aan eigenaren. Ook akte samenstellen, kan ook werknemers aannemen.
Een vereniging die samen met andere verenigingen een locatie deelt, richt vaak ook een stichting op
die het onderhoud en beheer regelt.
Pagina 23 alle verschillen.
Externe en Interne stakeholders:
Extern: aandeelhouders of eigenaren als eersten, aan wie de organisatie verantwoording moet
afleggen.
Intern: het management als eerste, die de informatie nodig hebben voor hun besluitvorming.
Externe verslaggeving/financial accounting:
Informatie veschaffen aan externe stakeholders.
Op 3 niveaus:
Nationaal
Internationaal (met uitzondering van Amerika)
Amerika
, Nationaal:
2 doelstellingen:
Afleggen van verantwoording door het management van een organisatie aan de eigenaren
van de onderneming over het gevoerde beleid
Het verstrekken van informatie aan derden, zoals vermogensverschaffers, klanten of
maatschappelijke partijen, op basis waarvan zij kunnen beslissen over het al dan niet
voortzetten van de relatie met de organisatie.
In Nederland zijn deze doelstelling vastgesteld in het burgerlijk wetboek. Het wetboek bevat de
volgende onderdelen:
Jaarverslag: bestuursvreslag waarin mededelingen worden gedaan over vanalles.
o Financiële stand op balansdatum, gang van zaken, bijzondere gebeurtenissen,
verwachtingen.
Jaarrekening: geeft informatie over vermogenspositie, de resultaten en de activiteiten van
de organisatie en bestaat uit de balans, de resultatenrekening en toelichtingen op beide
opzichten.
Overige gegevens: bijv. controleverklaring van accountant, resultaatbestemming,
zeggenschap, bijzondere gebeurtenissen na balansdatum, deelnemingen, enz.
Kastroomoverzicht: niet verplicht voor iedereen, maar wordt wel als onderdeel van de
jaarrekening opgesteld. Doel om inzicht te verschaffen voor de buitenwereld in de
verandering van de liquide middelen van een organisatie.
Liquide middelen= geld op de bank en contant geld
Raad voor de jaarverslaggeving:
Behalve het Burgerlijk Wetboek is er ook een aanvullende regelgeving in de vorm van Richtlijnen
voor de jaarverslaggeving. Deze worden autonoom opgesteld en gepubliceerd door de Raad van
Jaarverslaggeving (RJ). De RJ is een uitvoerend orgaan van de stichting voor de jaarverslaggeving.
De richtlijnen zijn onderverdeeld voor kleine organisaties en voor middelgrote tot grote organisaties.
Voor zorg, onderwijs en financiële instellingen gelden specifieke richtlijnen. RJ streeft naar
standaardisering van externe verslaggeving, zodat externe stakeholder beter inzicht krijgt.
Internationaal (met uitzondering van amerika):
De International Accounting Standards Boards (IASB), die de International Financial Reporting
Standard (IFRS) uit geeft, regelt de regelgeving over de externe verslaggeving internationaal.
Internationale organisaties zijn verplicht om zich aan de IFRS te houden. RJ zijn gebaseerd of IFRS.
Amerika:
De Financial Accounting Standards Board (FASB) is de amerikaanse RJ en vervaardigt richtlijnen voor
de externe verslaggeving, de US Generally Accepted Accounting Principles (US GAAP)
Het is nog niet gelukt om beide internationale standaarden samen te voegen, dus als bedrijf is het
belangrijk dat je je aan de volgende kenmerken houdt:
Horizon: bedoeld om terug te kijken en om verantwoording af te leggen over gedane zaken,
niet om vooruit te kijken
Betrouwbaarheid: nadruk op juistheid en volledigheid, minder op tijdigheid
Frequentie: wordt per kwartaal en jaarlijk verstrekt en is min of meer onafhankelijk van
beslismomenten
Vorm: globale informatie en heeft betrekking op het hogere, samengestelde niveau van een
organisatie(onderdeel). Informatie is onafhankelijk van bedrijfsbeslissingen