Marcus en van Dam
Hoofdstuk 0:
De definitie van organisatiekunde omvat twee aspecten van het vakgebied, namelijk:
1. Een descriptief aspect. Dit is een beschrijving van het gedrag van organisaties, met de
motieven en gevolg.
2. Een prescriptief aspect: dit is een advies over te volgen handelswijze en organisatie-
inrichtingen.
Bij organisatiekunde wordt het begrip interdisciplinariteit genoemd. Hiermee wordt bedoeld dat de
organisatiekunde veel elementen bevat die afkomstig zijn uit andere wetenschappen. Bij het
bestuderen van organisaties spelen vele wetenschappelijke vakgebieden een rol: bedrijfseconomie,
marketing, technische wetenschappen, informatica, de gedragswetenschappen en juridische
wetenschappen. Als we alle bijdragen uit deze vakgebieden verzamelen die de wij nodig hebben
voor een onderzoek is dit echter nog geen interdisciplinaire, maar een multidisciplinaire aanpak.
Interdisciplinair gaat nog een stapje verder, de verschillende bijdragen worden naar hun belang
afgewogen en worden gebruikt voor de ontwikkeling van een nieuwe benadering, waarin het
onderwerp in zijn totaliteit wordt beschouwd. Oude disciplines komen hierbij niet meer herkenbaar
naar voren. Dit is erg ambitieus en daarmee erg moeilijk. De meeste onderzoeken komen niet verder
dan multidisciplinair. Er zijn twee andere begrippen in de definitie waarvan de eerste besturing is.
Besturing zijn de pogingen tot gerichte beïnvloeding. De mate waarin de besturing slaagt, wordt
aangeduid met het begrip doeltreffendheid of effectiviteit. Dit is het tweede begrip. Een
organisatiekundige wordt vaak een generalist i.p.v. een specialist genoemd omdat hij van alles
oppervlakkig weet omdat een organisatie zo breed is.
,Al in de vierde eeuw werd er nagedacht over leidinggeven, taakverdeling en specialisatie. In
Nederland is organisatiekunde als afstudeerrichting aan de technische hogeschool kort na de tweede
wereldoorlog geïntroduceerd. Het vak heette toen bedrijfsorganisatie en was sterk technische
georiënteerd. In de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw is de organisatiekunde zoals wij die
nu kennen in Nederland ontstaan. Andere wetenschappen werden er toen geïntroduceerd en
ontstond het begrip interdisciplinariteit. Dit kwam door de sterke groei in de techniek en de groei
van grote bedrijven. Hierdoor was er behoefte aan mensen die organisaties konden organiseren en
begrepen. Eerst was er allen behoefte daaraan in het bedrijfsleven, maar later ontdekten andere
organisatie dat zij dit ook konden gebruiken.
De eerste internationale handels waren de zijderoute die tussen Europa en Azië was met het
Midden-Oosten als tussenpersoon. De eerste MNO's waren geregeld door de overheden voor
exploiteren van het kolonialisme. Enkele belangrijke handelsondernemingen waren: Engelse Oost-
Indische compagnie, VOC, Deense Oost-Indische compagnie, WIC, Franse West-Indische compagnie,
Royal Afrikaanse compagnie en de Hudsons Bay compagnie. Tegenwoordig zij er ruim 100.000
MNO's en heeft de private sector het overgenomen. Door technologische ontwikkelingen is het
transporteren en het communiceren beter geworden. Hierdoor is er ook betere informatie over de
verschillende markten en afnemersgroepen. Ook is er meer informatie over plekken waar je
goedkoop en snel kan produceren. Nederland is thuisland van 11 van de 500 grootste MNO's.
In de 15e eeuw heeft de Italiaan Niccolo Machiavelli een boek gemaakt voor de vorsten en leiders
van gebieden met richtlijnen hoe je het best macht kan bewaren en kan uitbreiden. Tot in de tweede
helft van de 18e eeuw overheerste het mercantilisme als economische denkrichting. Deze stroming
stelde dat het bezit aan het geld en het goud de enige welvaartsbron was. Totdat Adam Smith stelde
dat productieve arbeid de bron is van welvaart en dat door arbeidsverdeling de productiviteit van de
arbeid sterk verhoogd kan worden. Daarna werd de bedrijfsvoering systematischer aangepakt en
heeft men meer aandacht voor effectiviteit. In de 18e eeuw begon de industriële revolutie en
werden fabrieken veel groter en kwam er steeds meer handel en afzetmarkten. Hierdoor was er een
behoefte aan een meer gestructureerde en systematischere aanpak. Deze taak nam Frederick Taylor
op zich. Hij gaf aan dat een bedrijfsleider zich niet moet opstellen als slavendrijver, maar een
bredere visie moet hebben op zijn taak die bestaat uit plannen, coördineren, toezicht uitoefenen en
het controleren van taken. Enkele hoofdpunten uit Taylors theorie over het bestuur en beheer van
organisaties zijn:
1. Een wetenschappelijk analyse van de werkzaamheden en het uitvoeren van
bewegingsstudies. De resultaten hiervan kunnen leiden tot standaardisatie en normalisatie
van het productieproces en de hierin te gebruiken machines en materialen.
2. Een vergaande taakverdeling en training van arbeiders, waarbij elke handeling en beweging
precies is voorgeschreven. Hierdoor krijgt de arbeider veel routine waardoor hogere
productienormen gehaald kunnen worden.
3. Een hechte en vriendschappelijke samenwerking tussen leiding en arbeiders.
4. De bedrijfsleiders zijn verantwoordelijk voor het analyseren en het zoeken naar
werkmethoden en het scheppen van productievoorwaarden.
5. De juiste man op de juiste plaats door zorgvuldige selectie.
6. Het invoeren van prestatiebeloning met als doel te komen tot lagere productiekosten.
Ook heeft hij het achtbazenstelsel bedacht wat inhield dat hij acht taken had die allemaal een aparte
baas nodig hadden:
1. Tijd en kosten
, 2. Werkinstructies
3. Bewerkingen en hun volgorde
4. Werkvoorbereiding en uitgifte
5. Onderhoud
6. Kwaliteitscontrole
7. Technische leiding
8. Personeelsbeheer
Taylors idee werd vaak overgenomen, alleen het loon en de verhoudingen bleven hetzelfde.
In Europa was Henri Fayol de eerste die een samenhangend stelsel van opvattingen ontwikkelde
over de wijze waarop organisaties in hun geheel bestuurd zouden moeten worden. Zijn General
Management-theorie was bedoeld als onderwijsmodel. Hij onderscheidde zes onafhankelijke
managementgebieden:
1. Technisch
2. Commercieel
3. Financieel
4. Veiligheid van mensen en spullen
5. Boekhouding
6. Besturing
De besturing zorgt voor de onderlinge samenhang op de overige gebieden. Deze besturing is
uiteraard het belangrijkste onderdeel van de functie van managers en bestaat uit zes taken:
Max Weber hield zich bezig met overheidsorganisaties en grote bedrijven vanuit een sociologische
invalshoek. Grote organisaties volgens Weber in zijn tijd de volgende kenmerken:
Sterk doorgevoerde taakverdeling
Hiërarchische bevelsstructuur
Nauwkeurige afgebakende bevoegdheden en verantwoordelijkheden
Onpersoonlijke relaties tussen functionarissen
Werving op basis van bekwaamheden en kennis in plaats van vriendjespolitiek en
kruiwagens
Bevordering en beloning op basis van objectieve criteria en procedures
Uitvoering van werkzaamheden volgens vaste routineregels
Vastlegging van alle gegevens in schriftelijke stukken, zodat alles op controle mogelijk is
Aan restricties gebonden macht van functionarissen, ook die van hogere functionarissen.
Volgens Weber is dit een ideale bureaucratie.
De human Relations beweging ontstond rond de jaren 50. Hierin liet Elton Mayo zien dat objectieve
en subjectieve (zoals groepsgevoel) factoren bepalend zijn voor resultaat. Dit laat zien dat
samenwerking en sociale vaardigheden van een baas belangrijk zijn voor resultaat.
, Maslow lied zien dat mensen geleid worden door behoeftes en dat als de een bevredigd is dat ze
overgaan op de ander. De behoeftes zijn:
Kenneth Boulding kwam met de systeembenadering. Dat houdt in dat men niet alleen moet kijken
naar de belangen van een enkele organisatieonderdeel maar ook naar de invloed van genomen
beslissingen op de totale organisatie. Paul Lawrence dat een organisatie optimaal presteert als het
contingent is, wat inhoudt dat een bedrijf beleid bepaald doordoor de situatie wordt. Philip Crosby
stelt kwaliteitszorg op een. Elke organisatie moet streven naar geen fouten. Mintzberg zegt dat dat
elke organisatie gestructureerd moet worden. Hij heeft zeven basisvormen van configuraties:
Onder leiding van Tom peters is er onderzoek gedaan naar grote bedrijven en wat de
overeenkomsten zijn, dat zijn deze acht:
1. Sterke actiegerichtheid
2. Het onderhouden van een innige relatie met de klant
3. Het creëren van ondernemerschap en zelfstandigheid
4. De werknemers zijn de belangrijkste bron voor productiviteit
5. Gedreven door waarden en overtuigingen
6. Schoenmaker blij bij je leest
7. Eenvoudige structuur met ondersteunende afdelingen van een beperkte omvang
8. Het bestuur is zowel centralistisch als decentralistisch
Peter Drucker zegt dat kennis heel belangrijk is sinds de kennisrevolutie. Michael Porter is belangrijk
geweest in het leveren van strategie in het denken en handelen. Michael Hammer was belangrijk in
he herstructureren van bedrijfsprocessen. Prahalad zegt dat bedrijven beter naar de klant moeten
kijken, omdat veel mensen in armoede leven. Volgens Jim Collins zijn de volgende factoren
verantwoordelijk voor uitmuntende bedrijven:
1. Leiderschap
2. Eerst wie, dan wat
3. Cultuur van discipline
4. De harde feiten onder ogen zien, zonder het vertrouwen te verliezen
5. Het egelconcept
6. Technologie
7. Het Vliegwiel
8. De kern bewaken en vooruitgang boeken
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper tijmendegroot. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,98. Je zit daarna nergens aan vast.