Literatuur (boek en online bronnen)
Week 1
Rechtsbeginselen in de gezondheidszorg
H1 Praktisch gezondheidsrecht
Men noemt gezondheidsrecht een horizontaal specialisme. Het bevat zowel wetten die speciaal voor
de gezondheidszorg zijn geschreven als rechtsregels uit algemene wetten die ook in de
gezondheidszorg van toepassing zijn. Daarnaast zijn er bepalingen die niet specifiek voor de
gezondheidszorg zijn geschreven, maar daarop wel van toepassing kunnen zijn. Het
gezondheidsrecht beoogt de rechten van personen in de gezondheidszorg te beschermen.
Uit BW zijn de volgende boeken van belang: 1, 3, 6 en 7.
Zelfregulering: naast de rechtsbronnen spelen in het gezondheidsrecht richtlijnen en codes van de
organisaties van beroepsbeoefenaren en andere organisaties op het gebied van de gezondheidszorg,
zoals patiëntenverenigingen, een belangrijke rol.
Grondrechten van belang bij gezondheidsrecht:
- Het recht op een gelijke behandeling
- Verbod op discriminatie
- Recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer
- Recht op onaantastbaarheid van het lichaam
Het recht op gezondheidszorg houdt in dat de overheid de verantwoordelijkheid heeft om de
gezondheid van haar burgers te beschermen en te bevorderen.
Tuchtrechtspraak: daarmee zijn belast de Regionale Tuchtcolleges voor de Gezondheidszorg en het
Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. Zie de Wet op de beroepen in de individuele
gezondheidszorg (Wet BIG).
Handboek gezondheidsrecht (online) 1-1.5
Gezondheidsrecht = het geheel van rechtsregels dat betrekking heeft op de zorg voor de gezondheid
en de toepassing van overig burgerlijk, bestuurs- en strafrecht in dat verband.
Er worden drie zorgbehoeften onderscheiden: gezond blijven, beter worden en zorg en
ondersteuning bij ziekte en handicap; dit komt overeen met preventie, cure en care.
Gezondheidsrecht en gezondheidsethiek staan niet geheel los van elkaar. Bij analyse van normatieve
vragen op het gebied van de gezondheidszorg hangen ethische en juridische overwegingen vaak met
elkaar samen. Ook bij het gezondheidsrecht gaat het om fundamentele beginselen en waarden. Een
verschil is dat ethiek weliswaar gedrag normeert, maar dat die norm niet direct juridisch bindend is;
het kan wel doorwerking in het recht krijgen. Fundamentele rechtsbeginselen kunnen boven de wet
gaan. De wet bemoeit minimaal en laat ruimte voor een strengere ethische norm. Terughoudendheid
van de wetgever is aangewezen.
Rechtsbronnen:
Internationale verdragen (EVRM, IVBPR, UVRM etc.)
Wetgeving (Wet bijzondere medische verrichtingen, Zorgverzekeringswet, Wet op
orgaandonatie etc.) -> ex post evaluatie
1
, Rechtspraak/jurisprudentie (op internationaal en nationaal niveau): rechtscollege specifiek
ingesteld voor de gezondheidzorg; regionale tuchtcollege en centraal tuchtcollege voor de
gezondheidszorg).
Zelfregulering (gewoonte); zelfregulering houdt in dat personen, groepen of instellingen in
de samenleving regels vaststellen om aan te geven welke normen zij onderling in acht zullen
nemen. Deze regels hebben interne werking in de zin dat ze betrokkenen binden. Daarnaast
kunnen zij externe werking krijgen indien de betreffende regels door derden feitelijk worden
aanvaard. Van regels van zelfregulering gaat dus niet dezelfde bindende werking uit als van
wetgeving en jurisprudentie; niettemin komt daaraan wel juridische betekenis toe. Denk aan
beroepscodes, richtlijnen en gedragsregels.
Drie rechtsbeginselen die vooral van belang zijn:
1. Het zelfbeschikkingsbeginsel: het verschaft een normatief kader voor de toetsing van de
(rechts)positie van de mens in de gezondheidszorg en voor medisch handelen buiten de
gezondheidszorg. Het gaat om het recht om naar zijn eigen levensconcept te leven. Het is
niet absoluut; rekening houden met vrijheden en rechten van anderen. Kan worden beperkt,
denk aan besmettelijke ziekten.
2. Het beschermingsbeginsel: het gaat om het nemen van verantwoordelijkheid voor diegenen
die zorg of hulp behoeven. Beschermde maatregelen zullen bv. slechts legitiem zijn als het
personen betreft die de gevolgen van hun handelen niet kunnen overzien, wanneer handelen
schadelijk voor hen is, de bescherming voldoet aan subsidiariteit, proportionaliteit en
effectiviteit, zij zorgvuldig worden uitgevoerd en zij bijdragen aan de zelfbeschikking of
ontplooiing van de betrokkene.
3. Het gelijkheidsbeginsel: het gaat om het voorkomen van benadeling bij de toegang tot de
gezondheidszorg en de verdeling van schaarse voorzieningen.
4. Recht op gezondheidszorg: het desbetreffende recht ziet op de verantwoordelijkheid van de
overheid om enerzijds de gezondheid van haar burgers te beschermen en anderzijds erop toe
te zien dat gezondheidszorg beschikbaar is voor degenen die deze op een bepaald moment
behoeven. Belangrijke aspecten zijn; beschikbaarheid, gelijkheid, toegankelijkheid en
kwaliteit van voorzieningen.
De WGBO regelt de juridische aspecten van de verhouding tussen hulpverlener en patiënt nadat een
behandelingsovereenkomst tot stand is gekomen. horizontale verhouding.
Volgens een van de kernbepalingen van de WGBO (art. 7:453 BW) moet de hulpverlener bij zijn
werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen ‘in
overeenstemming met de op hen rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiend uit de voor
hulpverleners geldende professionele standaard’. De professionele standaard omvat:
- enerzijds de medisch-wetenschappelijke inzichten en de ervaring die de beroepsgroep met
medische handelingen heeft opgedaan; (de handeling moet medisch zijn geïndiceerd met het
oog op een concreet behandelingsdoel en moet volgens de regels van de kunst (lege artis)
worden uitgevoerd (dus de arts moet bekwaam zijn, zie art. 36 lid 15 Wet BIG))
- anderzijds de rechten van de patiënt en andere maatschappelijke regelingen die op de
hulpverlening van toepassing zijn (denk ook aan orgaandonatie, medische keuringen,
onderzoeken).
Afwijking van de medisch-professionele standaard kan niet worden gerechtvaardigd door de
toestemming van de patiënt. Wanneer de arts zich aan de professionele standaard heeft gehouden,
maar het beoogde resultaat niet bereikt, is hij in principe niet aansprakelijk. De oorzaak kan zijn
gelegen in de onzekerheidsmarge die veel medische handelingen hebben, en in de conditie en
reacties van de patiënt.
2
,De kern van de rechterlijke toetsing is of de beroepsbeoefenaar heeft gehandeld met de
deskundigheid en zorgvuldigheid die van hem verwacht mocht worden. De rechter laat zich in
beginsel leiden door gedragsregels, richtlijnen en protocollen die door de beroepsgroep zijn
opgesteld.
De eis van een medische indicatie met het oog op een concreet behandelingsdoel houdt ook in dat
de handeling medisch zin moet hebben en dat er een redelijke verhouding moet bestaan tussen doel
en middelen.
- Het handelen moet bijdragen aan de oplossing van het medische probleem of in ieder geval
verbeteren van de medische toestand.
- De te gebruiken middelen staan in redelijke verhouding tot het doel.
- De patiënt is niet onder een bepaald minimumniveau gezakt.
De arts moet de voor- en nadelen van medisch ingrijpen afwegen en het doel met het kleinste risico
trachten te bereiken.
Uit de medisch-professionele standaard vloeit de plicht voort zich op de hoogte te houden van de
ontwikkeling van de geneeskunde binnen de eigen medische categorie.
Een richtlijn kan worden omschreven als enigerlei handelingsinstructie voor zorgvuldig professioneel
handelen in de zorg. Een richtlijn bindt de beroepsbeoefenaar in beginsel. Van een richtlijn mag en
moet worden afgeweken als dit in het belang van een goede patiëntenzorg wenselijk is (volgens HR).
3
, Week 2
Structuur en organisatie
H10 Praktisch Gezondheidszorg
Op de overheid rust de plicht om maatregelen te treffen ter bevordering van de volksgezondheid
(art. 22 Gw). De overheid is dan ook mede verantwoordelijk voor de beschikbaarheid,
bereikbaarheid, toegankelijkheid en kwaliteit van de zorg. Deze wetgeving, gericht op het reguleren
van het zorgaanbod, bleek echter ingewikkeld en de uitvoering kostbaar. Hedendaags kennen we een
nieuw beheersmodel dat in beperkte mate plaats zou moeten bieden aan de vrije markt. Dit model
zo moet de leiden tot meer doelmatigheid, flexibiliteit, keuzevrijheid voor de patiënt en kostenbesef.
Daarbij moet de overheid een stimulerende functie vervullen en de beginselen van solidariteit en
rechtvaardigheid bewaken sturingsconcept. Dit is een markt waarin zorgaanbieders en
zorgverzekeraars gestimuleerd worden om hun patiënten zo goed mogelijk te bedienen tegen een zo
laag mogelijke prijs gereguleerde marktwerking.
Er bevinden zich 3 partijen op de markt:
1. Zorgaanbieders;
2. zorgverzekeraars en;
3. patiënten.
Zorgaanbieders en zorgverzekeraars moeten met elkaar concurreren op het gebied van kwaliteit en
prijs. De markt wordt niet geheel aan partijen overgelaten, maar de overheid reguleert de markt
door het stellen van voorwaarden aan zorgaanbieders en zorgverzekeraars en te zorgen voor toezicht
en handhaving.
De overheid heeft gekozen voor een systeem waarbij iedereen recht heeft op een gelijke
basisverzekering (zie Zorgverzekeringswet (Zvw)). Doel: alle burgers de toegang verlenen tot
noodzakelijke curatieve zorg tegen acceptabele voorwaarden. In de wet wordt de inhoud van de zorg
omschreven zonder daarbij voor te schrijven welke zorgverlener die zorg moet verlenen (=
functiegerichte omschrijving). Dit laat ruimte voor zorgaanbieders en zorgverzekeraars om zelf te
bepalen wie de zorg uiteindelijk levert.
Dbc-zorgproducten: zorgaanbieders moeten op grond van de diagnose-behandelcombinatie de zorg
die zij leveren aan een patiënt op transparante wijze declareren.
Op grond van de Wet toelating zorginstellingen (WTZi) hebben grotere zorginstellingen, waar
patiënten ook ’s nachts kunnen verblijven, een toelating (vergunning) nodig wanneer zij op basis van
een contract met zorgverzekeraars en regionale zorgkantoren zorg willen aanbieden die voor
vergoeding in aanmerking komt op grond van de Zvw of Wlz (Wet langdurige zorg). Op grond van de
Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza) geldt voor zorgaanbieders een meldplicht, en voor een grote
groep zorginstellingen, een vergunningsplicht.
De Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) moet zorgen dat de gereguleerde marktwerking op
gang wordt gebracht. Ook om ervoor te zorgen dat de overheid zo nodig invloed heeft op de tarieven
en de zorgprestaties. Dit geheel moet ertoe leiden dat het zorgstelsel doelmatig en doeltreffend
blijft, terwijl de zorgkosten in de hand worden gehouden. Daarnaast moeten zorgaanbieders en
zorgverzekeraars de juiste informatie geven aan patiënten zodat zij kunnen kiezen waar zij het beste
terechtkunnen en welke polis voor hen het meest geschikt is. Er wordt toezicht gehouden door de
Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), zie art. 3, 4 en 16 Wmg.
Markttoezicht betekent dat gekeken wordt of een partij geen Aanmerkelijke Marktmacht (AMM)
heeft. Van AMM is sprake als een zorgverzekeraar of een zorgaanbieder geen rekening hoeft te
4