1
Geowijzer samenvatting
2.5 Plantengroei en klimaten
Op de aarde zijn een aantal natuurlijke zones: gebieden met dezelfde natuurlijke vegetatie.
Het gaat om oorspronkelijke vegetatie, dus plantengroei zonder ingrijpen van de mens. De
oorspronkelijke vegetatie is sterk aan het klimaat (neerslag en temperatuur) gebonden.
We onderscheiden:
• tropisch regenwoudklimaat:
-> zeer hoge temperaturen tussen 25 en 35 graden Celsius
->hoge neerslag
->door het klimaat kunnen planten goed groeien. Er zijn vele soorten bomen en struiken.
->kenmerkend zijn de etages; de bomen zijn van verschillende lengte
->tropisch regenwoud lijkt vruchtbaar, maar schijn bedriegt. Er zijn geen seizoenen, dus
bomen laten hun bladeren niet allemaal tegelijk vallen. De bladeren die vallen worden als
gevolg van de hitte en vochtigheid snel omgezet in voedingsstoffen voor de vegetatie. Planten
leven van hun eigen afval. Het kappen van het regenwoud betekent het einde van deze
kringloop. In regenwouden waar veel houtkap plaatsvindt, ontstaan woestijnen.
->een bijzondere plantensoort in de tropen is mangrove. Ze komen in rivierdelta’s en langs de
rust. Bijzonder is dat mangroven wortels hebben die boven het water uitsteken, waardoor de
planten toch zuurstof op kunnen nemen. Het uitgebreide wortelstelsel voorkomt erosie en
stormschade aan de kust. Mangrove bomen zijn in staat om zout water om te zetten in zoet
water.
• savanneklimaat:
Ten noorden en ten zuiden van de evenaar neemt de jaarlijkse neerslag af. Daar valt een aantal
maanden geen neerslag. Op de savanne is het wel warm, maar omdat de neerslag minder is,
wordt het bos minder dicht. Eerst wordt het licht tropisch woud en nog verder van de evenaar
groeit alleen maar gras en een paar bomen. De savanne is ideaal landschap voor dieren.
• steppeklimaat:
Geleidelijk aan wordt het verder naar het noorden en zuiden vanaf de evenaar steeds droger.
Op de steppe valt maar drie tot vier maanden neerslag. De bomen verdwijnen en er groeien
alleen nog gras en doornige struiken. Het gras in de steppe is veel ruiger dan het gras in
weiden. Het gras heeft lange wortels om water diep uit de grond te kunnen gebruiken. De
bodem is vruchtbaar.
• woestijnklimaat:
In de woestijn kan het gras niet meer groeien. Ongeveer 12% van het landoppervlak van de
aarde bestaat uit woestijn. In alle woestijnen is een groot verschil tussen hoogste en laagste
temperatuur gedurende een etmaal. Er zijn zandwoestijnen, rotswoestijnen, grindwoestijnen,
zoutwoestijnen, poolwoestijnen en steenwoestijnen.
Water is alleen te vinden in de oase; rivieroase (rivier die water aanvoert) en bronoase
(ondergrondse waterbron). Wanneer het regent, stroomt het water in een rivierbedding (wadi).
• gematigde zone: Middellandse Zeeklimaat:
In de gematigde zone heerst een zeeklimaat. Dat wil zeggen dat het altijd gemiddeld niet
kouden is dan -3 graden Celsius. De gematigde zone kent een aantal klimaten, waaronder het
Middellandse Zeeklimaat. Kenmerkend zijn de warme, droge zomers en de zachte winters,
waarin ook neerslag valt. De natuur heeft zich in de zomer aangepast aan de droogte.