Inleiding
Organisatiekunde
Bron: Loek Ten Berge, Guido Winckels en Marco Oteman
1
,Hoofdstuk 1: Inleiding organisatiekunde in historisch
perspectief
1.1 Organisatie
Organisatie:
Een groep mensen of een entiteit die samenwerkt om een specifiek doel te bereiken.
- Doelgerichte samenwerkingsverbanden: Groepen mensen of entiteiten die samenwerken
met een specifiek doel voor ogen
Bedrijven: Organisaties die goederen of diensten produceren om winst te maken.
- Ondernemingen: Een ander woord voor bedrijven, die goederen of diensten aanbieden om
winst te genereren.
- Profitorganisatie: Een organisatie die opgericht is met als hoofddoel winst te maken.
- Non-profitorganisatie: Een organisatie die opgericht is met als hoofddoel sociale, culturele of
maatschappelijke doelen te bevorderen zonder winstoogmerk.
Samenwerkingsconstructies:
- Samenwerkingsverbanden: Groepen of organisaties die gezamenlijk werken aan een
gemeenschappelijk doel.
- Fusie: Het samengaan van twee of meer organisaties om één nieuwe organisatie te vormen.
- Overname: Het verkrijgen van controle over een andere organisatie door een meerderheid
van de aandelen te verwerven.
- Joint venture: Een samenwerking waarbij twee of meer partijen hun middelen en expertise
bundelen om een gezamenlijk project of doel te realiseren.
- Strategische samenwerking: Een samenwerkingsverband tussen organisaties met als doel
om wederzijds voordeel te behalen op strategisch niveau.
- Outsourcing: Het uitbesteden van bepaalde taken of processen aan externe bedrijven om
efficiëntie en kostenbesparingen te realiseren.
- Distributiekanaal: Het netwerk van organisaties en tussenpersonen die betrokken zijn bij het
leveren van producten of diensten aan de eindgebruiker
- Octrooihouder: Een persoon of organisatie die het recht heeft om een uitvinding exclusief te
produceren of te verkopen volgens het verleende octrooi.
- Licentienemer: Een persoon of organisatie die toestemming heeft gekregen van de
octrooihouder om een uitvinding te gebruiken, meestal tegen betaling van een vergoeding of
royalty's.
Economisch verkeer: De uitwisseling van goederen, diensten en geld tussen verschillende partijen
binnen een economie.
1.2 Globale ontwikkelingen in de organisatietheorie
Industriële revolutie en werk: De periode waarin machines werden geïntroduceerd in fabrieken en
dit zorgde voor grote veranderingen in de manier waarop mensen werkten.
Scientific management: Een benadering van het organiseren van werk die draait om het
systematisch analyseren en optimaliseren van taken om de efficiëntie te verbeteren.
Kapitalisme: Een economisch systeem waarin de productiemiddelen eigendom zijn van individuen of
bedrijven, en winst wordt nagestreefd door de productie en verkoop van goederen en diensten.
2
,Bureaucratisch samenwerkingsverband: Een gestructureerd en hiërarchisch samenwerkingsverband
waarin beslissingen volgens vaste regels en procedures worden genomen.
Revisionisme: Een herziening of aanpassing van bestaande ideologieën, theorieën of geschiedenissen
om nieuwe inzichten en perspectieven te integreren.
Theorie:
- Frederick Taylor en shop management: Frederick Taylor was een pionier in het scientific
management en ontwikkelde methoden om de productiviteit in fabrieken te verhogen,
inclusief het gebruik van time-and-motion studies.
- Henri Fayol general management theorie: De managementtheorie ontwikkeld door Henri
Fayol, waarbij hij vijf functies van management identificeerde: plannen, organiseren,
bevelen, coördineren en controleren, die nog steeds relevant zijn in de moderne
managementpraktijk. Prevoir – Organiser – Commander- Coordonner – Controler.
Eenheid-van-bevelprincipe: Het principe dat elke werknemer slechts één directe leidinggevende
heeft om duidelijkheid en eenduidigheid in de opdrachten te waarborgen.
Jobs:
- Job rotation: Een praktijk waarbij werknemers regelmatig van functie wisselen om hun
vaardigheden te ontwikkelen en het begrip van verschillende taken te vergroten.
- Job enrichment: Het verrijken van een functie door meer verantwoordelijkheid, autonomie
en uitdaging toe te voegen om het werk interessanter en bevredigender te maken.
- Job enlargement: Het verbreden van een functie door extra taken en verantwoordelijkheden
toe te voegen om de verscheidenheid van het werk te vergroten.
Humanrelationsbenadering: Een managementbenadering die zich richt op de impact van sociale
relaties, communicatie en groepsdynamiek op de productiviteit en tevredenheid van werknemers.
Experimenten:
- Hawthorne-experimenten: Een serie onderzoeken in de jaren 1920 en 1930 die de invloed
van sociale factoren op de productiviteit van werknemers in fabrieksomgevingen
onderzochten.
- Bethlehem-experiment: Een studie die werd uitgevoerd om de principes van scientific
management toe te passen in een staalfabriek genaamd Bethlehem Steel Company.
Systemen:
- Gesloten systemen: Systemen die weinig interactie hebben met hun omgeving en waarin de
invloed van externe factoren op de interne processen minimaal is.
- Open systemen: Systemen die interactie hebben met hun omgeving, wat marketeers aanzet
tot het begrijpen van de dynamiek van markten en klantgedrag.
- Systeemtheorie: Een benadering die complexe systemen en hun interacties bestudeert, wat
marketeers helpt om de wisselwerking tussen verschillende elementen van
marketingstrategieën beter te begrijpen.
3
, Historische invloeden:
- Koude oorlog: Een periode van politieke spanning en rivaliteit tussen de Verenigde Staten en
de Sovjet-Unie, die ook invloed had op internationale handel en marketingstrategieën.
- Club van Rome: Een denktank die zich bezighoudt met wereldwijde vraagstukken, zoals
duurzaamheid en milieuproblemen, wat marketeers kan beïnvloeden om duurzame en
milieubewuste producten en campagnes te ontwikkelen.
- Studentenopstand 1968: Een beweging van studenten die opkwam voor maatschappelijke
veranderingen, wat marketeers bewust maakte van de toenemende belangstelling voor
sociale kwesties en de impact op consumentengedrag.
- Geschiedenis van technologische ontwikkeling: Een overzicht van technologische
vooruitgang door de tijd, waardoor marketeers nieuwe communicatiekanalen en digitale
marketingstrategieën konden benutten.
- Brexit: Het vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie, wat marketeers dwong
om hun marktbenadering aan te passen vanwege veranderende handelsregels en
consumentenvoorkeuren.
Interdisciplinair: Een aanpak waarbij verschillende vakgebieden samenwerken, wat marketeers in
staat stelt om diverse perspectieven te integreren in hun strategische besluitvorming en creatieve
campagnes.
Medezeggenschap: De betrokkenheid en inspraak van medewerkers bij besluitvorming in een
organisatie, wat relevant kan zijn voor marketingstrategieën die klantgericht zijn.
Delegatie: Het overdragen van verantwoordelijkheden en bevoegdheden aan ondergeschikten, wat
marketingmanagers helpt om effectiever taken te verdelen en te beheren.
Afkortingen:
- Wet op de ondernemingsraden (WOR): Een wet die de rechten en plichten regelt van de
ondernemingsraad, wat marketeers kan beïnvloeden bij het communiceren met de
werknemersvertegenwoordiging.
- Europese ondernemingsraad (EOR): Een orgaan dat informatie en raadpleging faciliteert
tussen de directie en werknemersvertegenwoordigers in Europese multinationale bedrijven,
wat relevant kan zijn voor marketingstrategieën op Europees niveau.
Contingentiebenadering: Een aanpak waarbij managementbeslissingen afhangen van de specifieke
situatie, waardoor marketeers flexibel moeten zijn bij het aanpassen van hun strategieën aan
verschillende omstandigheden.
Contingency factor: Een variabele die van invloed is op het succes van een strategie, wat marketeers
inzicht geeft in de factoren die het marketingplan kunnen beïnvloeden.
Kennisrevolutie: Een verschuiving naar een economie die draait om kennis en informatie, wat
marketeers stimuleert om waardevolle inhoud en informatieve marketingcampagnes te creëren.
4