Samenvatting hoofdstuk 8:
opvoedingsvoorlichting in cultuurhistorisch
perspectief
8.1, inleiding
Mensen worden hulpeloos geboren. Ze zijn aangewezen op volwassenen. Zij denken veel na over
de opvoeding en proberen die constant te verbeteren. Dit zorgt ook steeds vaker voor
onzekerheid bij opvoeders. Ze kunnen vaak niet afkijken bij vorige generaties omdat de wereld
snel verandert. Bovendien kunnen ze door de komst van anticonceptie bewustere keuzes maken
en is opvoeden ingewikkelder geworden door de grote variatie in gezinsvormen. Ondanks de vele
informatie die beschikbaar is, zijn er veel tegenstrijdige meningen, wat het nog complexer maakt.
8.2, empirisch onderzoek naar opvoedmethoden
Wetenschappelijk onderzoek zou kunnen bewijzen welke opvoedmethode het beste is. Hiervoor
moet er sprake zijn van een randomized controlled trial (willekeurige groep door tweeën
gesplitst) waarna een groep de interventie krijgt en de andere groep als controlegroep dient.
Vaak krijgt de controlegroep en niet-werkende interventie, zodat het effect op de experimentele
groep niet ligt aan het feit dat ze aandacht krijgen (Hawthornde-effect). Als je dit op een
dubbelblinde manier doet, weten mensen ook niet in welke groep ze zitten, waardoor het
onderzoek nog meer valide wordt.
Er zijn echter veel uitdagingen in de praktijk, zoals dat de ouder vaak eigen ideeën heeft die hij
snel weer zal toepassen als ze het niet eens zijn met de interventie of omdat observeren niet
altijd kan, waardoor je (bevooroordeelde) rapportages van ouders krijgt.
De uiteindelijke manier van opvoeden wordt niet alleen bepaald door wat wordt geadviseerd,
maar ook door cultuur.
8.3, voeding
Nog voor de geboorte is er al sprake van discussie over voeding. Sommigen zeggen dat
borstvoeding goed is, omdat het het IQ verhoogt, het beschermt tegen ziektes en het versterkt
de band tussen moeder en kind, terwijl voorstanders van flesvoeding zeggen dat er meer
voedingsstoffen in zitten en de vervuilende stoffen van de moeder niet worden overgedragen.
Ook kan flesvoeding door iemand anders dan de moeder worden gegeven.
De natuurlijke voeding is moedermelk. Het was ooit normaal om een kind tot 4 jaar nog
borstvoeding te geven. Als dit niet mogelijk was bij de moeder, werd een kind soms door dieren
gezoogd. Ook werd gebruik gemaakt van zoogmoeders (minners). Hier werd voor gekozen omdat
de moeder niet in staat was om te zogen, het niet aantrekkelijk was of vanwege economische
redenen. De vrouw kon in huis genomen worden (huismin), ze kon langs komen (loopmin) of het
kind kon naar haar gebracht worden. Hier werd voor gekozen als de stad bijvoorbeeld vervuilend
was en de zoogmoeder op het platteland woonde. Toen flesvoeding ontstond, werden
borstvoeding en minnen steeds verder afgeraden omdat het voor kinderziektes zou zorgen.
Flesvoeding was gezonder en wetenschappelijker.