Aantekeningen uitgewerkt alle hoorcolleges door Roos Verhagen
Hoorcollege 2: Veranderend denken in plaats en ruimte
laats
P
Een plaats is meer dan een locatie. Het begrip is veel meer abstract. Het gaat er ook om hoe
je je voelt, de historie. Wij geven bepaalde betekenis aan een plaats (sociaal
constructivisme). ‘Waar kom je vandaan?’
→ combinatie van plaats (als locatie) en verbinding van mensen met die plaats. (Voor ieder
persoon voelt een plaats anders)
De meeste mensen identificeren zich met een plek als deel van hun persoonlijkheid.
lace-making: verbinding maken met een plaats.
P
Territorialiteit:bepaalde (politieke) claim op deruimte (kan door individu maar ook door een
politieke eenheid).
an afgescheiden regio’s naar global places
V
Centraal concept: genre de vie. Elke plaats heeft een eigen levensinvulling. De
herkenbaarheid is terug te zien in de uiterlijke kenmerken van een landschap. Regio’s zijn
gesloten systemen.
ichard Hartshorne(1899-1992): verwetenschappelijkthet ruimtelijk denken.
R
Systematic geografy: systematisch omgaan met de kennis die hij heeft
intra-regionale processen die de regio specifiek maakt. genereert complexe kennis of
regionale verschillen etc
niet alleen de beschrijving, zoals bij paul, maar hoe zijn de regionale verschillen tot stand
gekomen.
Doel: geografie richting science te duwen, niet meer beschrijvingen
alter Christalleris op zoek naar wetmatigheden omruimtelijke interactie te verklaren.
W
Relaties tussen plekken belangrijker dan de losse plekken, honingraat model→ centrale
plaatsen model (kern, subkern etc)
spatial science= verwiskundigd processen
e wereld is niet echt een honingraat→ sommige steden kan je niet verklaren door alleen
D
naar die stad te kijken, je moet ook kijken naar de verbinding met de wereld.
De wereld is geen mozaiek, 2 belangrijke processen:
1. Sociaal, economisch en politiek is de wereld verandert:globalisering(De wereld is
interconnected)
2. Theoretisch/filosofische dimensie:poststructuralismeen anti essentialistischdenken.
(Regio’s zijn sociale en politieke constructies)
elatieve ruimte en absolute ruimte.
R
Absolute ruimte wordt begrensd, vindt menselijke activiteit plaats.
Er ligt meer nadruk op de verbinding met een plaats.
, ijd-ruimte compressie. De relatieve afstand wordt steeds kleiner.
T
Globalisering gaat over mobiliteit, transport, etc
iaspora;de verspreiding van een bepaalde bevolkingsgroepover de hele wereld, die nog
D
verbonden zijn met hun land van afkomst.
oe krijgt een staat minder zeggenschap vanuit globaliserings gedachte: Markt, IGO’s
H
(intergovernmental organisations), het maatschappelijk middenveld
oe ontstond het massatoerisme?
H
Er is een groei in de middenklasse gekomen in de jaren 60. Bovendien is er een
ontwikkeling gekomen in luchtvaart. Reizen werd betaalbaarder.
Internet heeft het nog laagdrempeliger gemaakt
Stromingen in denken over globalisering
- Wereldsystemen denken: structuralistisch denken, grote structuren die bepalen hoe
ons dagelijks leven eruit komt te zien.
3 regio's belangrijkst in dit type denken:
centrum landen hebben hoogwaardige goederen, periferie levert grondstoffen en goedkope
arbeid. Centrum wordt rijker en periferie blijft arm→ georganiseerd kapitalisme naar
ongeorganiseerd kapitalisme
Nu denken we niet meer in maar 1 kern maar in meerdere kernen op de wereld: westen,
Azië etc.
De ontwikkeling van het westen staat gelijk aan de ondergang van de armere landen.
ommige (uit Afrika/Amerika) zien ontwikkeling een westerse ideologie→ manier om het
S
westen weer rijker te maken. Treinrails in Tanzania zijn niet per se voor die mensen
aangelegd, niet neutraal, heeft politieke onderliggende gedachten. Treinrails zorgden in
Amerika ervoor dat de kolonisten zich verder konden verspreiden.
utsourcing:productie verplaatsen naar lagelonenlanden.
O
Fordisme:Organised kapitalisme→ hebt fabriek en hierinwordt product gemaakt van a tot z,
standaardisering van productieproces
Post-Fordisme: Disorganised kapitalisme→ niet a totz op 1 plek. Allerlei productieprocessen
met vanuit verschillende plekken onderdelen en uiteindelijk heb je een telefoon
ack-office:geen direct contact met klant nodig dusnaar lagelonenlanden verplaatst.
B
Filipijnen, suriname etc
enken in multipolariteit en dus minder in echt de 3 blokken van centrum, semi en periferie,
D
meerdere kernen die naast elkaar bestaan voor verschillende redenen die samen een
netwerkorganisatie op poten zetten
waar investeren om knooppunten tot bloei te laten komen
netwerk-denken→ alle landen zijn verbonden, qua handel maar ook infrastructuur ook in
stroomkabels enz
, Wat voor invloed heeft globalisering op cultuur:
1. Cultural convergence: een globale cultuur
2. Hybridity: Samenvloeien van culturele elementen
3. Glocalisation
global sense of place
A
Welke ruimtelijke verbindingen hebben een plaats met andere plaatsen? (woon-werk)
Plaatsen zijn:
1. interconnected
2. dynamisch
(plaatsen zijn interconnecteel en hebben een dynamische verbinding met elkaar)
ounded-place gedachten→ alleen vanuit de marktmensen zelf gedacht (succesverhaal)
b
Mobiliteitsgedachte→nu infrastructuur eronder gelegdom alle producten aan te voeren.
Tourism gentrification: de woonwijk wordt overgenomenaan toerisme, alles wordt verhuurd.
Hoorcollege 3: vergroening van inter- en transnationale politiek
aarom hebben we een internationaal milieubeleid?
W
Factoren die bijdragen aan de vergroening van internationale politiek en beleid
- Heel lang ging internationale politiek vooral over handel en internationale veiligheid
(oorlog, vrede etc.)
- Hoe komt het dat internationale politiek en beleid sinds ongeveer 1970 steeds meer
over milieu gaat?
1. Grensoverschrijdende problemen, steeds meer problemen die over landen heen
gaan( stikstof probleem: hangt samen met veevoer of ontbossing in Brazilië, willen
we de waal schoonhouden dan moet frankrijk daar ook iets aan doen)
2. Delen van natuurlijke bronnen (niet genoeg): bijvoorbeeld visserij in Europa.
Commons zijn gemeenschappelijke goederen (zoals vis). Tragedy of commons→ Als
we de kans krijgen nemen we zoveel als we kunnen en dan is het uiteindelijk nadelig
voor iedereen.
3. Nationaal beleid is niet altijd effectief. Bijvoorbeeld vliegtaks in Nederland, mensen
gaan naar buurlanden.
4. Globalisering; internationale consumptie, handel e-waste
5. Transnationale bewegingen, handel en productie vaker over de grenzen, mondiaal
milieu-activisme
arm Principle: je mag geen schade brengen aan anderelanden
H
Polluter pays principle: Vervuiler betaald
rans-nationaal vs internationaal
T
Internationaal→betrekkingen tussen landen/regeringen,nationale regeringen komen samen
en sluiten verdragen.