Diagnostiek van opvoeding- en
ontwikkelingsproblemen
Samenvatting Tak, De Bruyn + Hoorcollege aantekeningen
Inhoudsopgave
HC1: Introductie.....................................................................................................................................1
Tak 1: De plaats van diagnostiek binnen het hulpverleningsproces...................................................3
Tak 2: Theoretische aspecten van diagnostiek...................................................................................5
Tak 3: Methodische aspecten van diagnostiek...................................................................................9
HC2: Intelligentieonderzoek.................................................................................................................11
Tak 11: Intelligentie onderzoek........................................................................................................13
Tak 12: Leergeschiktheid, leertests en onderwijs.............................................................................17
HC 3: Neuropsychologische diagnostiek...............................................................................................20
Tak 16: Diagnostiek vanuit een ontwikkelingsneuropsychologische benadering.............................23
HC4: Diagnostiek van het motorisch functioneren bij kinderen met een motorische beperking.........27
Tak 15: Diagnostiek van het motorisch functioneren.......................................................................30
HC5: Vroegkinderlijke diagnostiek........................................................................................................34
Tak 2 – zie HC 1.................................................................................................................................36
HC6: Psychodiagnostiek bij mensen met een verstandelijke beperking...............................................37
Tak 5: Systematische gedragsobservatie als onderdeel van psychodiagnostiek...............................40
HC7: diagnostiek van psychosociale problemen...................................................................................42
Tak 6: Achtergronden en gebruik van vragenlijsten voor het vaststellen van emotionele en
gedragsproblemen............................................................................................................................44
Tak 7: Individueel testonderzoek bij kinderen..................................................................................47
Tak 13: Diagnostiek van de sociaal-emotionele ontwikkeling...........................................................51
HC8: Diagnostiek van onderwijsleerproblemen...................................................................................59
Tak 10: Onderzoek naar leervorderingen.........................................................................................63
Tak 14: Taaldiagnostiek....................................................................................................................66
HC9: Gezinsdiagnostiek........................................................................................................................71
Tak 4: Het diagnostisch interview met ouders, kinderen en adolescenten: intake en anamnese
gesprekken.......................................................................................................................................73
Tak 9: Diagnostiek van gezinsfunctioneren.......................................................................................77
Tak 8: Verslaglegging en dossiervorming..........................................................................................80
De Bruyn...............................................................................................................................................83
De Bruyn 1: Inleiding........................................................................................................................83
De Bruyn 2: Uitgangspunten diagnostiek.........................................................................................83
,De Bruyn 3: De diagnostische cyclus.................................................................................................84
De Bruyn 4: De aanmelding..............................................................................................................85
De Bruijn 5: Klachtanalyse................................................................................................................87
De Bruijn 6: Het uitwerken van het diagnostisch scenario...............................................................88
De Bruijn 7: Probleemanalyse...........................................................................................................89
De Bruyn 8: Verklaringsanalyse: formuleren en toetsen van diagnostische verklaringen................92
De Bruyn 9: Indicatieanalyse:...........................................................................................................95
De Bruyn 10: Advisering...................................................................................................................98
De Bruyn 11: Het diagnostisch verslag..............................................................................................99
,HC1: Introductie
Diagnostiek: Het gehele proces van informatieverwerving en informatieverwerking ten behoeve van
de hulpverlening bij gedrags- of leerproblemen. Meestal n.a.v. klachten, of in geval van risicofactoren
of eerdere problemen, om het ontwikkelingsverloop te volgen. Screening, assessment en classificatie
m.b.t. ontwikkeling, gedrag en functioneren worden geïntegreerd tot een (klinisch) beeld om: 1. De
problemen te begrijpen = onderkennen en verklaren 2. Advies te geven m.b.t. verdere begeleiding of
behandeling 3. De ontwikkeling te volgen
Orthopedagogische diagnostiek:
- Kind als opvoedeling in relatie tot opvoeders.
- Systeem met een pedagogische relatie
- Context en wederzijdse beïnvloeding tussen kind en context onderwerp van onderzoek.
- Ontwikkelingsperspectief
Doel: bijdrage tot verminderen van een probleem of oplossen van een probleem. Letten op risico- en
protectieve factoren, empowerment van cliënt systeem vergroten.
Rekening houden met: ontwikkelingsniveau, afhankelijkheid van anderen, ethische kwesties.
Classificatie is onderdeel van diagnostisch proces.
Voordelen:
- Betere communicatie met professionals en ouders
- Systematisch onderzoek naar aard, voorkomen, oorzaak en gevolg
- Duidelijke koppeling met prognoses en met behandelingsmogelijkheden
Nadelen:
- Stigmatiserend
- Te simplificerend
- Gaat voorbij aan omstandigheden en relaties die van belang zijn bij de ontwikkeling van
psychopathologie
- Zet aan tot onjuist gebruik
Diagnostische cyclus gebaseerd op de empirische en regulatieve cyclus.
Kapstokken diagnostische cyclus: 5 vragen
1. Over wie gaat het? aanmelding
2. Wat is het probleem? klachtenanalyse en probleemanalyse
3. Waardoor komt dat probleem, of waardoor wordt het versterkt of in stand gehouden?
verklaringsanalyse
4. Wat is er aan te doen? indicatieanalyse
5. Wat is mijn advies? advisering en rapportage
Hypothese toetsend model (HTM)
Onderkennende hypothese
Verklarende hypothese
Belang hypothesen:
- Keuze en richting van diagnostisch scenario
- Oog hebben voor alternatieve verklaringen
- Geeft inzicht in diagnostisch proces
- Theorie als basis
1
, - Doelgerichte onderzoeken richtlijn voor behandeling.
De diagnostische cyclus stap voor stap
Aanmelding Over wie gaat het?
Naam/initialen, geboortedatum, leeftijd, schooltype/groep, gezinssamenstelling,
woonomstandigheden, culturele achtergrond, ouderlijk gezag, risicofactoren, bijzonderheden.
Klachtanalyse Wat is het probleem (tussen klacht- en probleemanalyse in)
Aanmeldings- en/of verwijzingsredenen.
Screening: eerste vragenlijsten en eerder verzamelde gegevens(dossieronderzoek).
Klachtanalyse op grond van hulpvraag: diagnostisch scenario hulpvraag, uitfilteren diagnostische
hulpvragen, bepalen type vraagstelling en type diagnostisch onderzoek. Vaststellen diagnostisch
scenario en informeren van de cliënt.
Probleemanalyse Wat is het probleem (tussen klacht- en probleemanalyse in)
Vaktermen.
Informatie ordenen in categorieën, thematisch en chronologisch.
Thematische ordening: 1. Cognitief functioneren 2. Schools presteren 3. Functieontwikkeling 4.
Emotioneel functioneren 5. Relationeel functioneren 6. Medisch en neurologisch functioneren
Ernsttaxatie
Onderkennende hypothese: Bevat een stelling dat er sprake is van een syndroom of stoornis
(classificatie). Er is sprake van … Theoretische verantwoording. Indicaties en contra-indicaties.
Onderzoekshypothese onderzoeksmiddelen toetsingscriteria (wanneer neem ik de hypothese
aan en wanneer verwerp ik de hypothese) toetsing resultaten conclusie: hypothese
verwerpen, aanhouden of aannemen.
Afwegen keuze instrumenten: tijd en geld, kwaliteit tests, meetpretentie, informant, typen
onderzoek, domeinen van onderzoek.
Verklaringsanalyse waardoor komt dat probleem of waardoor wordt het in stand
gehouden?
Voorlopig denkschema
Verklarende hypothese: conditie waarmee probleem in gedrag verklaard kan worden.
De verklaring is gebaseerd op biologische, cognitief-affectieve/psychologische factoren en sociale en
contextuele omstandigheden.
Componenten verklarende hypothese: een of meerdere probleemclusters. Conditie
(wetenschappelijk genoemde veroorzakende, in stand houdende of versterkende factor). Causale
relatie. Gebaseerd op een theoretisch kader.
Gebruik empirische cyclus.
Integratief beeld:
- Resultaat van diagnostische informatieverzameling
- Eventueel aan de hand van een definitief denkschema (pijlenschema)
- Antwoorden op onderkennende en verklarende hypothesen
- Onverwachte resultaten
- Terugkoppeling naar de hulpvraag
- Beschermende factoren
Indicatieanalyse wat is er aan te doen?
Nagaan of interventie kan worden ingezet nodig, mogelijk en wenselijk
Formuleren en prioriteren doelen globaal en specifiek
Selecteren van de in aanmerking komende types interventies: referentiekader, type setting, direct of
indirect, duur.
2
,Bepalen nut en kans van slagen positieve en negatieve nut, kans van slagen of falen, uitkomst van
wegen van net met kans van slagen.
Controleren op uitvoerbaarheid van type interventie.
Indicatieanalyse op basis van de conclusies van het diagnostisch onderzoek en de
theoretische kennis en praktische ervaring van de hulpverlener die resulteert in:
- Korte beschrijving van één of twee gestandaardiseerde interventies met hun doel, die
mogelijk tot reductie van de belangrijkste klachten kunnen leiden.
- Handelingsgericht advies met betrekking tot omgang met het probleemgedrag, aanpassing
van omstandigheden en anticipatie van verdere problemen.
- Aanduiding van positieve of beschermende factoren die in stand houding of versterking
behoeven
Advisering Wat is mijn advies?
Voorlichting/psycho-educatie. Controle en check of ouders en kind het begrijpen. Overleg.
Concretisering. Opschrijven in verslag.
Rapportage
Diagnostisch verslag: verantwoording van verschillende stappen, schriftelijke rapportage over gehele
diagnostisch proces: uitgevoerde diagnostiek geobjectiveerd en overdraagbaar.
Afrondend advies met betrekking tot verwijzing voor nadere behandeling of handelingsaanpak op
basis van de specifieke wensen van de cliënt en mogelijkheden van de instelling.
Weergave in het verslag van de reactie van de cliënt(en) op het adviesgesprek.
Afspraken met betrekking tot afronding van het contact of monitoring van de verdere ontwikkeling.
Tak 1: De plaats van diagnostiek binnen het hulpverleningsproces
Met het aanhoren van de hulpvraag beginnen drie processen: het diagnostisch onderzoek, de hulp
zelf en de opbouw van de professionele relatie de deze activiteiten mogelijk maakt. Diagnostiek kan
dus doelbewust als begin van hulp ingezet worden therapeutische diagnostiek
Plaatsbepaling van psychodiagnostisch onderzoek
Psychodiagnostiek: onderzoek op het gebied van psychosociaal functioneren, met als doel om
een betrouwbare en valide beschrijving te verkrijgen, mogelijke verklaringen voor het
ontstaan en voortbestaan van de problemen te zoeken en deze verklaringen te toetsen.
Voor de hulpverlening een handelingsgericht kader: ook passende interventies vinden, effect
van hulp bepalen en onderzoek afstemmen op hulpvragers.
Aan kinderen en adolescenten: verband tussen lichamelijk, psychisch en sociaal functioneren
meenemen en het gegeven dat ze opgroeien in verschillende contexten.
Hypothesen moeten betrouwbaar en valide zijn.
Diagnostisch onderzoek volgt de empirische cyclus:
- Observatie
- Inductie: Het kind heeft een gehoorprobleem
- Deductie: In een gehooronderzoek zal een gehoorverlies naar voren komen.
- Operationalisering: onderzoeksmiddelen.
- Toetsing: nieuwe gegevens verzamelen
- Evaluatie: terugkoppelen naar hypothesen.
Geleid door theoretische kennis en een expliciete methode, cyclisch, controleerbaar en
herhaalbaar hypothese toetsend model
Hulpverleningsproces:
3
, 1. Screeningsonderzoek. Met beschrijvende diagnostiek a.d.h.v. zoekschema sitautie in kaart
brengen. Met onderkennende diagnostiek nagaan of bepaalde problemen aanwezig zijn.
2. Gericht onderzoek. Onderkennend: toetsen van hypothesen om vermoedens van problemen
te bevestigen of ontkrachten. Verklarend: door onderzoeken verschillende hypothesen,
causale verbanden bevestigen of ontkrachten.
Classificatie.
Doelen van interventie te bepalen > vastgelegd in plan.
Gekozen interventie wordt uitgevoerd en getoetst op effect (monitoring) evaluatieve
diagnostiek
Screening: een eerste, niet diepgravend onderzoek van een hulpvraag en haar context die een
globale oordeelsvorming mogelijk maakt met betrekking tot de aanwezige problemen en
beschermende factoren, de aard en ernst van de situatie en de achtergronden van de
hulpvraag.
Assessment: het vaststellen of meten van de onderscheidende kenmerken van het individu en zijn
of haar situatie (in het Engels soms gebruikt als equivalent van diagnostiek).
Classificatie: het onderbrengen van individuele kenmerken bij een algemeen bekend beeld,
zonder uitspraken te doen over oorzaken of indicaties voor hulp.
Monitoring: onderzoek tijdens het uitvoeren van een interventie om het verloop en de resultaten
daarvan in beeld te brengen ten behoeve van eventuele bijsturing.
Gericht onderzoek: het toetsen van hypothesen ten behoeve van een specifieke vraag (zoals het
uitsluiten of bevestigen van de aanwezigheid van een achterstand of klinisch beeld).
Evaluatie: onderzoek om het effect van een interventie te bepalen (in het Engels soms gebruikt
als equivalent van diagnostiek).
Maar niet alleen empirisch, juridische, morele, normatieve, beleidsmatige, praktische en persoonlijke
aspecten spelen ook een rol.
Regulatieve cyclus: hulpverleningsproces als probleemoplossingsproces.
1. Probleemherkenning Eerste oriëntatie op hulpvraag. Beschermende en risicofactoren.
Geleid door zoekschema en specifieke kennis. Uitkomst zijn hypothesen en mogelijke
interventies. Nagaan of hulpverlener door kan gaan of moet verwijzen. Screening van
probleem, context en voorgeschiedenis.
2. Probleemdefiniëring Oorzaak/ontstaanstheorie/probleemdefinitie. Bepalen verder gericht
onderzoek of niet. Doelen interventie opstellen > wat is veranderbaar.
3. Bedenken en afwegen van handelingsmogelijkheden brainstorming en kosten-
batenanalyse (alternatieven afwegen). Literatuuronderzoek en dialoog met hulpvrager
4. Planning van de interventie concrete afspraken. Afstemming beginniveau hulpvrager en
organisatie hulpverlener.
5. Uitvoering van de interventie en evaluatie van de effecten daarvan. uitgevoerd zoals
gepland en gewenst/verwachtte effect. Besluiten of interventie heeft gewerkt, afgesloten
kan worden, voortgezet, of verwijzen. Effectmeting, reflectie, teamleren.
In bijna elke fase wordt een empirische cyclus doorlopen om hypothesen te testen. Ook normatieve
en beleidsmatige beslissingen aan de orde.
Algemeen werkzame factor: aspect dat bij iedere interventie effectief is.
Specifiek werkzame factor: aspect dat bij specifieke effectieve interventies aan de orde is.
Theorie van het individuele geval: ontstaanstheorie + behandelingstheorie
De professionele relatie tussen hulpvrager en hulpverlener
Maximale nabijheid met behoud van distantie.
Nabijheid: subjectivering. Eerlijkheid, betrouwbaarheid, betrokkenheid en respect.
4
, Distantie: uitstellen van oordeel, onderzoekend, objectiveren.
Intercultureel competent
- Gaat vaak om graduele verschillen.
- Kennis is belangrijk.
- Verschillen vaak in machstafstand, individualisme en collectivisme, masculiniteit, vermijding
van onzekerheid, gerichtheid op de lange termijn, waardering voor plezier en genot.
Laagcontextculturen: weinig aanraking, strak schema
Hoogcontextculturen: aanraking, goed gesprek belangrijker dan op tijd. Veel aandacht voor vorm.
- Iedereen zien als individu, tegen de achtergrond van zijn cultuur. Er is altijd diversiteit binnen
iedere cultuur en diversiteit in positie tussen culturen. Vaardigheden: sensitiviteit voor
verschillen, onderzoekend, kennis, flexibiliteit om positie van de ander te ontdekken.
- Technische aspecten: taalbarrière, onderkenning stoornissen, onderzoeksinstrumenten niet
van toepassing op iedereen.
Explicitering: uitleggen wat hij doet en waarom. Samenwerken, verbeteren, verantwoorden en
aansprakelijk zijn.
Regels naleven voor vertrouwen en duidelijkheid, maar ook als vangnet voor als het misgaat.
Jonger dan 12 toestemming ouders. 12-16 toestemming ouders en kind. 16-18 kind.
Uitzonderingen: vervangende toestemming, belang van het kind, onvindbare ouder.
Ouders dienen daarom in alle gevallen op de hoogte te worden gebracht van elk onderzoek dat gaat
plaatsvinden en van de redenen voor dit onderzoek.
Hele team heeft toegang tot dossier.
Voor opvragen van informatie toestemming van beide ouders nodig en vanaf 12 jaar ook van het
kind.
Beroepsgeheim doorbreken: ketenregistratiesysteem, meldcode huiselijk geweld en
kindermishandeling, vertrouwenscentrum Kindermishandeling.
Deze regels zijn nodig bij morele dilemma’s die hulpverleners vaak tegenkomen.
Verantwoording keuze voor regulatieve cyclus
Empirische cyclus: toetsen van juistheid hypothesen.
Regulatieve cyclus: bereiken van doelen bij het oplossen van een probleem.
1. Beperkte horizon van de voorspellingen die de diagnosticus maakt. Je weet niet waarom
problemen verdwijnen. De regulatieve cyclus toetst of de gewenste verandering heeft
plaatsgevonden, de empirische toetst de aannames.
2. Procesmatige karakter van de diagnostiek binnen een hulpverleningsproces.
3. Complexiteit van het hulpverleningsproces.
4. Meer normen en waarden dan alleen die van de empirisch-analytische methodologie.
In elke fase van het hulpproces beïnvloeden diagnostiek en hulpverlening elkaar. Eerst vooral
diagnostiek, na het formuleren van de theorie van het individuele geval omslag naar hulpverlening.
Diagnostiek en hulpverlening als probleemoplossend proces. Handelingsgericht, zo kort als mogelijk
en zo uitgebreid als nodig, evidence-based.
Tak 2: Theoretische aspecten van diagnostiek
Psychodiagnostiek richt zich op een individueel geval en niet op het vaststellen van algemene
wetmatigheden zoals wetenschappelijk onderzoek dit doet.
Bij diagnostiek is altijd theoretische kennis en kennis van statistiek belangrijk.
Inductie: van waarneming naar hypothese.
Deductie: van hypothese naar wat we in werkelijkheid willen waarnemen.
5