Samenvatting ergonomie kwartiel 2
Les 1.1, 2018-09-25
Leerdoelen:
1. aangeven wat ergonomie en antropometrie inhouden, wat eigenschappen zijn van de
normaalverdeling en hoe dit terug komt in de praktijk
2. patiënten adviseren in het (ergonomisch) verantwoord gebruiken van hulpmiddelen ter
ondersteuning van ADL en langer zelf standig thuis blijven wonen
3. laten zien hoe bepaalde krachten invloed hebben op je dagelijks werk (bijvoorbeeld bij
dragen en tillen) en hoe je zo ook een patiënt advies kan geven bij het gebruik van
hulpmiddelen
1. Voeten plat op de grond
2. Zithoogte: open hoek
3. Zitdiepte: vuist ruimte in kniekuil
4. Steun lage rug: boven broeksriem
5. Tafel op ellebooghoogte
6. Bovenrand scherm max. op ooghoogte
7. Scherm: kijkafstand op armlenge
8. Toetsenbord: 15 cm van tafelrand
9. Documenthouder
10. Haaks op venster en 2m afstand
- Bed afstellen op de kleinste, de langste kan makkelijker bukken
Ergonomie = arbeid, inspanning wet. De leer van de wetmatigheden van menselijk werk.
Wat is ergonomie? :
- de wetenschappelijke discipline die de interactie tussen de mens en een systeem
bestudeerd (definitie international ergonomics association).
- Ergonomie is het beroep dat alle informatie toepast om zodanig te ontwerpen dat het
welzijn van de mens en de globale prestatie van het systeem geoptimaliseerd wordt
(definitie international ergonomics association).
Het ontwerpen van producten, systemen, taken en functies zodat:
- De gezondheid, veiligheid en het welzijn van de mensen goed is, en het werk efficiënt is.
Stappen in het ontwerp proces:
1. Oriëntatie
2. Analyse
3. Ontwerp
4. Testen
5. Bouw, invoering en evaluatie
Ontwerpcriteria voor werkplekken:
- Lichaamslengte
- Ooghoogte
- Reikafstand van de armen
- Reikafstand van de benen
- Lichaamsmaten van armen, benen enzovoort (nl. ook heup, voet, schouder) p. 34
1
, - Hoogte ellebogen
Antropos: mens; met betrekking tot de mens
Antropometrie: onderzoek naar de afmetingen en verhoudingen van het menselijk lichaam,
het onderzoek van de lichaamssamenstelling en lichaamsmaten.
Zwaartepunt bij volwassenen: tussen de navel en de heup
Zwaartepunt bij baby’s: het hoofd
Met wie houd je rekening?
- De kleinste mensen (P5): bij hoogte lichtschakelaar, knop voor de lift of deurkruk.
- De langste mensen (P95): bij deuropening, ophanghoogte lamp of zonnescherm.
- De gemiddelde mensen (P50): bij een stoel in de bus.
P = percentielwaarden
Gezichtsvelden: houd in je ontwerp rekening met de gezichtsvelden vanuit de oogpositie.
- A = aanbevolen
- B = acceptabel
- C = ongeschikt
Beïnvloedende factoren:
- Leeftijd
- Sekse
- Ras
- Bouw
- Leefwijze
- Lichaamshouding
- Spiercontracties
- Etmaalsritme
- Kleding
- Lengtegroei per generatie/leeftijdscategorie per jaar
Gausskromme
- bepaald door:
o Gemiddelde
o Standaardafwijking / standaarddeviatie (s of sd of )
Preventie:
- Tillen
- Duwen en trekken
- Repetitief werk
- Zorg
- Computerwerk
- Lang zitten
- Vermoeidheid
- Houding
- Omgeving
2
, - Risicoanalyse
Antropometrie = de studie van de menselijke afmetingen.
Statische antropometrie: bestudeerd de afmetingen van het niet-bewegende lichaam.
Dynamische antropometrie: bestudeerd de menselijke afmetingen tijdens het functioneren.
Vuistregels in de antropometrie:
- De grootste moet erin of erdoor kunnen
- De kleinste moet eraan kunnen
Doel:
- Bepalen van doelgroepen (lengte van jachtpiloten, autocoureurs, duikbootpersoneel)
- Bepalen van comfortgrenzen (kantoorergonomie, auto-, en vliegtuigontwerp)
- Bepalen van afkeurgrenzen (bepalen van uiterste percentielwaarden)
Lichaamsmaten zoals ooghoogte, ellebooghoogte, schouderhoogte zijn in relatie tot de
werkplekafmetingen bepalend voor respectievelijk het zicht, de werkhouding en de
krachtuitoefening.
Variabiliteit: Er bestaan drie vormen van variabiliteit van de antropometrische maten:
- Intra-individuele variabiliteit: verandering van de lichaamsmaten ten gevolge van groei,
ouderdom, voeding, kleding.
- Interindividuele variabiliteit: ten gevolge van geslacht en raciale verschillen.
- Seculiere veranderingen: tendens van groter wordende westerse bevolking.
Statistiek: De antropometrische gegevens worden verzameld aan de hand van
steekproeven. Op deze manier kan men een representatief beeld krijgen van een populatie.
Belangrijke begrippen hierbij zijn:
1. het gemiddelde: x
2. de standaardafwijking: sa
3. het percentiel: p
- De normale verdeling: Niet elke afmeting ( bijv. lengte) komt even vaak voor. De
waarden rond het gemiddelde of de top van de curve komen vaker voor dan de waarden
kort en lang ( waarden aan het begin en einde van de curve).
- De standaardafwijking: Met de standaardafwijking wordt aangegeven hoe de waarden
rond het gemiddelde zijn gegroepeerd, en hoe ver de extremen van het gemiddelde
verwijderd liggen. De standaardafwijking is op de curve terug te vinden op het buigpunt.
Dit is het punt waar de curve van hol naar bol overgaat.
- De percentielwaarde: Bij het werken met antropometrische gegevens moet men kunnen
aangeven hoeveel procent van een bepaalde groep een bepaalde maat heeft
( lichaamslengte, kniehoogte, armlengte,…). Dit wordt aangegeven met een
percentielwaarde. Een percentiel geeft weer hoeveel procent van een bepaalde groep
een bepaalde maat heeft of een kleinere afmeting heeft. Als het 5de percentiel van de
lengte van een volwassen vrouw 1530 mm is, dan wil dat zeggen dat 5 procent van de
vrouwen een lengte heeft die kleiner of gelijk aan 1530 mm is.
3