How Children Develop
Robert Siegler, Nancy Eisenberg, Judy DeLoache, Jenny Saffran
4th Edition
ISBN: 9781429242318
Samenvatting in het Nederlands, soms kromme zinnen door vertaling.
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 9: Theories of Social Development................................................................................................2
Psychoanalytic theories........................................................................................................................................2
Learning theories..................................................................................................................................................4
Theories of social cognition..................................................................................................................................5
Ecological Theories of Development....................................................................................................................6
Hoofdstuk 10: Emotional Development.......................................................................................................... 9
Hoofdstuk 11: Attachment to Others and Development of Self.....................................................................13
Hoofdstuk 12: The Family............................................................................................................................. 18
Hoofdstuk 13: Peer relationships.................................................................................................................. 21
Hoofdstuk 14: Moral development............................................................................................................... 26
Hoofdstuk 15: Gender Development............................................................................................................ 30
Biologische invloeden.........................................................................................................................................30
Cognitieve en motivatie invloeden.....................................................................................................................31
Cognitive Developmental Theory..................................................................................................................31
Gender Schema Theory.................................................................................................................................31
Social Identity Theory....................................................................................................................................32
Social Cognitive Theory..................................................................................................................................32
Culturele invloeden.............................................................................................................................................33
Bioecological Model.......................................................................................................................................33
Social Role Theory..........................................................................................................................................33
Infancy and Toddlerhood...................................................................................................................................33
Preschool years..................................................................................................................................................33
Middle Childhood...............................................................................................................................................34
Adolescence...................................................................................................................................................34
Vergelijking jongens en meisjes.........................................................................................................................34
Veranderingen die plaatsvinden....................................................................................................................34
Hoofdstuk 16: Conclusions........................................................................................................................... 36
,Hoofdstuk 9: Theories of Social Development
We leren hoe we ons moeten gedragen op basis van hoe anderen reageren op ons gedrag.
We leren onszelf te interpreteren volgens hoe anderen ons behandelen en we interpreteren
andere mensen naar analogie van onszelf. Alles in de context van sociale interactie en de
menselijke samenleving.
4 hoofdstukken:
- Psychoanalytic
- Learning
- Social cognitive
- Social development
Psychoanalytic theories
Sigmund Freud vindt dat gedrag is gemotiveerd, omdat het nodig is om te voldoen aan
standaardritten. Deze drijfveren, en de motieven die daaruit voortkomen, zijn meestal
onbewust, en individuen hebben vaak slechts het flauwste begrip van waarom ze doen wat
ze doen.
Erik Erikson vindt dat ontwikkeling wordt aangedreven door een reeks ontwikkelingscrises
die verband houden met leeftijd en biologische rijping. Voor een gezonde ontwikkeling moet
het individu deze crisis met succes oplossen.
Freuds theorie van ontwikkeling wordt een theorie van psychosexual development
genoemd, omdat hij dacht dat zelfs zeer jonge kinderen een seksuele aard hebben die hun
gedrag motiveert en hun relaties met andere mensen beïnvloedt.
Psychic energy: term voor het verzamelen van biologisch gebaseerde instinctieve drijfveren,
waarvan Freud geloofde dat hij gedrag, gedachten en gevoelens stimuleert.
Erogenous zones: delen van het lichaam die in opeenvolgende stadia van ontwikkeling
erotisch gevoelig worden.
Freud geloofde dat kinderen in elke fase conflicten tegenkomen die gerelateerd zijn aan een
bepaalde erogenous zone, en hij beweerde dat hun succes of falen in het oplossen van deze
conflicten hun ontwikkeling gedurende het hele leven beïnvloedt.
Id: in de psychoanalytische theorie, de vroegste en meest primitieve
persoonlijkheidsstructuur. Het is onbewust en werkt met het doel van het zoeken naar
genot. Het id wil het nu.
Oral stage: de eerste fase in de theorie van Freud, die plaatsvindt in het eerste jaar, waarin
de primaire bron van tevredenheid en plezier orale activiteit is. Denk aan borstvoeding. Het
geeft ook een gevoel van bescherming/ veiligheid.
Ego: in de psychoanalytische theorie ontwikkelt zich de tweede persoonlijkheidsstructuur.
Het is de rationele, logische, probleemoplossende component van persoonlijkheid. Staat
voor verstand. Heeft nooit de volledige controle.
,Anal stage: de tweede fase in de theorie van Freud, die ongeveer van 1 tot 3 jaar oud is en
waarin de primaire bron van plezier uit ontlasting komt.
Phallic stage: de derde fase in de theorie van Freud, van 3 tot 6 jaar, waarin seksueel genot is
gericht op de genitaliën. Het begrip van gender in houding en gedrag.
Superego: in de psychoanalytische theorie, de derde persoonlijkheidsstructuur, bestaande
uit geïnternaliseerde morele normen. Het geweten. Geeft een soort van de mogelijkheid om
controle te houden op het eigen gedrag.
Internalization: het proces waarbij de attributen, overtuigingen en normen van een ander als
eigen worden aangenomen. Beïnvloedt het superego.
Oedipus complex: Freud’s term voor de problemen die jongens in de phallic stage
ondervonden vanwege hun seculiere verlangen naar hun moeder en hun angst voor
vergelding door hun vader. (Het complex is genoemd naar de koning in de Griekse
mythologie die onbewust zijn vader heeft vermoord en met zijn moeder is getrouwd.)
Electra complex: Freud's term voor het conflict ervaren door meisjes in de phallic stage
wanneer ze onaanvaardbare romantische gevoelens ontwikkelen voor hun vader en hun
moeder zien als een rivaal. (Het complex is genoemd naar een figuur in de Griekse
mythologie die de moord op haar moeder regelde.)
Het oedipus en electra complex vormen de basis voor het superego. Terwijl kinderen zich
identificeren met de waarden van hun ouder van hetzelfde geslacht en deze aannemen. Hij
dacht dat meisjes een zwakker geweten ontwikkelen dan jongens.
Latency period: de vierde fase in de theorie van Freud, van 6 tot 12 jaar, waarin seksuele
energie wordt gekanaliseerd in sociaal aanvaardbare activiteiten.
Genital stage: de vijfde en laatste fase in de theorie van Freud, beginnend in de adolescentie,
waarin seksuele rijping voltooid is en geslachtsgemeenschap een hoofddoel wordt.
Fases van de theorie van Freud:
1. Oral stage
2. Anal stage
3. Phallic stage
4. Latency stage
5. Genital stage
Persoonlijkheidsstructuren van Freud:
- Id (onbewust)
- Ego (rationele gedachte)
- Superego (bewust)
Erikson accepteerde de basiselementen van de theorie van Freud, maar incorporeerde
sociale factoren erin, waaronder culturele invloeden en hedendaagse kwesties.
, 1. Basisvertrouwen v.s. wantrouwen (het eerste jaar)
2. Autonomie v.s. schaamte en twijfel (leeftijd 1 tot 3,5)
3. Initiatief v.s. schuldgevoel (leeftijd 4 tot 6)
4. Industrie v.s. minderwaardigheid (leeftijd 6 tot puberteit)
5. Identiteit v.s. rolverwarring (adolescentie tot vroege volwassenheid)
Learning theories
De meeste leertheoretici hebben de nadruk gelegd op de rol van externe factoren bij het
vormgeven van persoonlijkheid en sociaal gedrag.
Watson (vormer van het behaviorisme) geloofde dat de ontwikkeling van kinderen wordt
bepaald door hun sociale omgeving en dat leren via conditionering het primaire
ontwikkelingsmechanisme is. (Baby Albert).
Systematic desensitization: een vorm van therapie op basis van klassieke conditionering,
waarbij positieve reacties geleidelijk worden geconditioneerd aan stimuli die aanvankelijk
een zeer negatieve respons wegnamen. Deze aanpak is vooral nuttig bij het behandelen van
angsten en fobieën.
Skinner's theorie van operante conditionering is dat we de neiging hebben om gedragingen
te herhalen die leiden tot gunstige resultaten (versterking) en die te onderdrukken die
resulteren in ongunstige resultaten (straffen). Skinner geloofde dat alles wat we doen in het
leven, elke handeling, een operante reactie is, beïnvloed door de uitkomsten van gedrag uit
het verleden.
Intermittent reinforcement: inconsistent reageren op het gedrag van een andere persoon,
bijvoorbeeld het straffen van soms een onaanvaardbaar gedrag en negeren het andere
moment soms. Dit is beter dan het ingeven op het gedrag.
Behavior modification: een vorm van therapie gebaseerd op principes van operante
conditionering waarin onvoorziene omstandigheden voor versterking worden aangepast om
meer adaptief gedrag aan te moedigen.
Vicarious reinforcement: het observeren van iemand anders die een beloning of straf
ontvangt.
Bandura was van de sociale leertheorie, waarbij je probeert rekening te houden met
persoonlijkheid en andere aspecten van sociale ontwikkeling in termen van
leermechanismen.
Sociale leertheorie legt de nadruk op observatie en imitatie, eerder dan op versterking, als
de primaire mechanismen van ontwikkeling.
Observational learning is duidelijk afhankelijk van basale cognitieve processen van aandacht
voor andermans gedrag, codering van wat wordt waargenomen, opslag van informatie in het
geheugen en op een later tijdstip terughalen om het eerder waargenomen gedrag te
reproduceren.