Uitwerking PowerPoints Microbiologie
Wk1 Voorkomen van micro-organismen:
Micro-organismen: meestal eencellige organismen die met het blote oog niet of nauwelijks
waarneembaar zijn.
Voorkomen micro-organismen:
- In de lucht, water, bodem, alle oppervlakken die in contact daarmee komen, darmkanaal
mens en dier.
- Niet in gezonde levende cellen.
De hoeveelheid micro-organismen is afhankelijk van het milieu:
- Veel of weinig voedingstoffen
- Veel of weinig vocht
- Temperatuur
Op basis hiervan zullen er weinig of veel micro-organismen zijn.
Betekenis micro-organismen:
Positief: fermentatie en waterzuivering.
Negatief: bederf en ziekteverwekkers
Bederf: besmetting met micro-organismen, groei van micro-organismen.
Wk2 Indeling en naamgeving van micro-organismen:
Soorten micro-organismen:
Klasse Protozoën Schimmels Gisten Bacteriën Virussen
Orde van grootte in um 1-500 2-300 2-15 0,3-10 0,01-0,33
Natuurlijk milieu Water Planten, water, Planten, grond en Dieren, planten, -
grond en lucht lucht grond, water en lucht
Verrichtingen Mineralisatie, Bederf, Bederf, Bederf, mineralisatie, Pathogeniteit.
pathogeniteit. mineralisatie, pathogeniteit en pathogeniteit en
pathogeniteit en nuttige nuttige toepassingen.
nuttige toepassingen.
toepassingen.
Eukaryoten: Hoog ontwikkelde cel, met kern en celorganellen (o.a. mens, dieren en schimmels).
Prokaryoten: Laag ontwikkelde cel zonder kern waarbij het DNA los in de cel ligt (bacteriën en
blauwwieren).
Indeling micro-organismen:
- Kunstmatig: ‘Bergey’s Manual of Systematic Bacteriology’. Vorm, stofwisselingsreacties,
enzymen, serumreacties en faagtyperingen.
- Natuurlijk: DNA-bouw en DNA-samenstelling.
, Naamgeving:
- Binaire nomenclatuur (cursief): Geslacht (Hoofdletter) en soortnaam
Bijvoorbeeld: Escherichia coli
Belangrijkste indelingscriterium: Gramkleuring
Grampositieve bacteriën: Kunnen toegevoegde kleurstof in celwand vasthouden en kleuren blauw-
paars na gramkleuring.
Gramnegatieve bacteriën: Kunnen toegevoegde kleurstof niet vasthouden en worden kleurloos of
lichtroze.
Aeroob, anaeroob, facultatief anaeroob:
- Aeroob: heeft zuurstof nodig om te leven.
- Anaeroob: kan zonder zuurstof leven.
- Facultatief anaeroob: leeft liefste met zuurstof maar kan ook leven zonder zuurstof
Katalase test:
2H2O2 -> 2H2O + O2
Wk2 Virussen en bacteriofagen:
Virussen en bacteriofagen:
- Afmeting virussen 0,01 um tot 0,3 um
- Geen echte cellen
- Parasitair: vermeerderen in of ten koste van levende cellen
- Specifiek voor gastheer
- Veroorzaker van ziektes: pokken, mazelen, bof, rode hond en griep.
Vermeerdering:
Viruseiwitten worden gemaakt-> Virussen worden in elkaar gezet-> Gastheercel gaat te gronde
virussen infecteren nieuwe gastheercellen-> Virus hecht zich aan bacteriecel-> Virus spuit DNA in
bacteriecel, virusenzymen worden gemaakt op ribosomen van de gastheercel-> Virus DNA wordt
gemaakt, gastheer DNA wordt afgebroken (-> Viruseiwitten worden gemaakt)
Bacteriofagen: Virussen welke bacteriën als gastheer hebben, belangrijk in zuivelindustrie omdat ze
zuursel kunnen aantasten. Bacteriofagen zijn overbrengers van erfelijk materiaal via transductie en
worden gebruikt voor faagtypering (identificatie van bacteriën).
Bacteriofagen:
- Faagtypering: bacterie wordt getypeerd door de bacteriofaag waar hij gevoelig voor is.
- Gevoeligheid: bacteriofagen zijn voor hitte even gevoelig als bacteriën, kiemdodende stoffen
hebben een faag inactiverende werking (chloor).
- Bestrijding fagen: goede hygiëne, reiniging en desinfectie. Roulatie zuursel, meerstammig
zuursel (en hittebehandeling).