Dit zijn de examenvragen die telkens op het einde van elke powerpoint stonden. De examenvragen zijn telkens opgelost aan de hand van de syllabus. Bij elke examenvraag staat er ook wat extra informatie om alles zo duidelijk mogelijk te maken.
De relevante wetsartikelen staan ook telkens vermeld bi...
Vraag 1: Het Belgische socialezekerheidsrecht bedient zich grotendeels van twee technieken
met het oog op het verlenen van socialezekerheidsprestaties.
1. Leg uit wat onder elk van beide technieken wordt verstaan.
Er zijn twee technieken. Enerzijds de sociale verzekering en anderzijds de sociale bijstand.
Sociale verzekering: Het is een techniek waarbij je moet bijdragen om recht te hebben op de
uitkering, indien je getroffen wordt door het sociaal risico.
Sociale bijstand: Ze verlenen geen gunst, maar een subjectief recht op
socialezekerheidsprestaties. Wie voldoet aan de wettelijke voorwaarden voor de toekenning
ervan, kan zijn recht- indien nodig- doen erkennen door de rechter. Er moet geen
voorafgaande bijdrage gedaan worden.
2. Vergelijk beide technieken met elkaar en met andere in de syllabus besproken
socialezekerheidstechnieken.
Er zijn heel wat verschillen tussen sociale verzekering en de sociale bijstand, maar ook met de
andere technieken.
Zo moet er bij de sociale verzekering een bijdrage worden gedaan alvorens men recht heeft
hierop. De sociale bijstand is een subjectief recht en wanneer men voldoet aan de wettelijke
voorwaarden zal men hier recht op krijgen.
Sociale verzekeringen in België worden in beginsel slechts toegepast op rechtsverhoudingen
die kunnen worden gelokaliseerd op het BE grondgebied. De sociale bijstandsregelingen eisen
dat de gerechtigde in BE verblijven en staan in verschillende mate open voor buitenlandse
personen.
Bij de sociale bijstand is er een onderzoek van bestaansmiddelen van de gerechtigde. Hiermee
onderscheiden ze zich van de socialezekerheidsregelingen die de gerechtigde bij intrede van
een welbepaald sociaal risico een prestatie verstrekken zonder enige voorafgaande
bijdragebetaling of bestaansmiddelentoets. ( Voorbeeld van dat laatste is de gezinsbijslag).
De sociale bijstand verschilt ook van de techniek van het basisinkomen. Dat inkomen wordt in
principe toegekend aan iedereen, ongeacht de intrede van een sociaal risico en zonder
bijdragebetaling of onderzoek van de vermogens- en inkomenssituatie van de betrokkene.
,3. Bespreek de band tussen de arbeid van de sociaal verzekerde en de toegang van de
betrokkene en andere personen tot de socialeverzekeringssystemen.
Bestaat uit vier elementen:
1. Er bestaan afgeleide rechten voor personen ten laste.
2. Men blijft ook sociaal verzekert in perioden waarin men niet werkt als er vooraf gewerkt is.
3. De volksverzekering voor geneeskundige verzorging.
4. De Belgische professionele sociale verzekeringen zijn ingericht per beroepscategorie. Zo
bestaan er afzonderlijke sociale verzekeringen voor ambtenaren, werknemers en
zelfstandigen.
Vraag 2: De Belgische Staat moet zich door wetgeving kwijten van zijn verplichting om een
socialezekerheidssysteem in te richten.
1. Leg uit hoe de bevoegdheden zijn verdeeld tussen de regelgevers van de Europese Unie, de
Belgische federale staat en de gemeenschappen en gewesten
De bevoegdheidsverdeling op supranationaal niveau:
Eerst en vooral heeft de Europese Unie niet zoveel regelgevende bevoegdheden op het vlak
van sociale zekerheid in het algemeen. De EU streeft naar een adequate sociale bescherming
en de bestrijding van sociale uitsluiting. De unie kan op grond van de doelstellingen alleen
geen maatregelen nemen. Een bevoegdheidsgrond moet dus opgenomen zijn in het VWEU.
Er is hier sprake van bevoegdheidstoedeling. De unie handelt dus enkel binnen de grenzen van
de bevoegdheden die haar in de Verdragen zijn toegedeeld door de lidstaten. De uitoefening
van die bevoegdheden wordt beheerst door de beginselen van subsidariteit en evenredigheid.
De lidstaten houden de bevoegdheid om de fundamentele beginselen van hun
socialezekerheidsstelsels vast te leggen. Ze moeten hierbij wel het unierecht eerbiedigen. (
zoals rekening houden met het Unie recht inzake de interne markt en het vrij verkeer).
Er zijn ook specifieke wetgevingsbevoegdheden op vlak van de sociale zekerheid:
- De EU heeft op het terrein van de sociale zekerheid voor grensoverschrijdende
personen uitdrukkelijke bevoegdheden verkregen.
- Het VWEU regelt de bevoegdheid van de unie op vlak van het vrij verkeer van
werknemers. ( art. 48 VWEU).
- De unie ontwikkelt een gemeenschappelijk immigratiebeleid. ( art. 79 VWEU).
- Het VWEU verbiedt, onverminderd bijzondere verdragsbepalingen elke discriminatie
op grond van nationaliteit en verleent aan het Europees parlement en de Raad de
bevoegdheid om regelingen te treffen met het oog op het verbod van bedoelde
discriminaties ( art. 18 VWEU).
De bevoegdheidsverdeling op internrechtelijk niveau
,De federale staat België is samengesteld uit gemeenschappen en gewesten. Overeenkosmtig
art. 23 van de Grondwet waarborgt de bevoegde wetgever het recht op sociale zekerheid.
De federale overheid is slechts bevoegd voor de aangelegenheden die de Grondwet en de
wettens, krachtens de Grondwet zelf uitgevaardigd, haar uitdrukkelijk toekennen.
Uit de Bijzondere wet Hervorming instellingen blijkt dat de sociale zekerheid nog voor het
grootste gedeelte behoort tot de bevoegdheid van de Federale wetgever. Die wet bepaalt
immers dat alleen de federale wetgever bevoegd is voor de sociale zekerheid met het oog op
de vrijwaring van de economische Unie en de monetaire eenheid die de federale staat
kenmerken.
De bijzondere wet hervorming instellingen rekent voorts het gezondheidsbeleid en de
bijstand aan personen tot de persoonsgebonden zaken die toevertrouwd zijn door de
Grondwet aan de gemeenschappen. Maar hier wordt aan toegevoegd dat de aangrenzende
socialezekerheidsregelingen hier niet bijhoren.
Met de 6de staatshervorming zijn kleine onderdelen van sommige federale
socialezekerheidsregelingen overgeheveld naar de gemeenschappen of gewesten.
Nu behoren de gezinsbijslagenregelingen integraal toe aan de bevoegdheid van de
gemeenschappen. Een bijzondere wet wijst de overheden aan die bevoegd zijn in het
tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.
De Grondwet en de Bijzondere Wet Hervorming Instellingen kennen aan de
gemeenschappen de bevoegdheid toe om steunmaatregelen te nemen ten gunste van
verschillende categorieën van personen. Daardoor kunnen zij personen helpen die
eveneens in aanmerking komen voor een tussenkomst van het socialezekerheidssysteem.
Maatregelen waarmee een gemeenschap een socialezekerheidsregel wil wijzigen,
vervangen of opheffen, komen neer op een bevoegdheidsoverschrijding. De toekenning
van een bijzondere bijstand, onderscheiden van de bijstand toegekend in het kader van
het door de federale overheid georganiseerde socialezekerheidssysteem, is wel geoorloofd.
In dat verband wijst in voorkomend geval de regel dat tenlastenemingen worden
geweigerd, ingeval de gebruiker aanspraak heeft op dekking van dezelfde kosten
krachtens andere wettelijke, decretale of reglementaire bepalingen, erop dat de
desbetreffende gemeenschap geen afbreuk wil doen aan de federale bevoegdheden.
De twee bevoegdheidstoewijzingen moeten op dusdanige wijze worden geïnterpreteerd dat
zij verenigbaar zijn met elkaar. Het maakt daarbij geen verschil uit dat een gemeenschap
kiest voor een stelsel van sociale verzekering. Dat is slechts een modaliteit die het principe
van haar bevoegdheid niet in het gedrang brengt.De betrokken gemeenschap moet wel zorg
ervoor dragen niet de federale wetgeving inzake het verzekeringsrecht alsmede
inzake de reglementering en controle op de verzekeringsmaatschappijen te wijzigen.
2. Bespreek, ook vanuit grondwettelijk perspectief, de verhouding tussen de formele wetgever
en de uitvoerende macht.
, Art. 23 van de Grondwet legt de bevoegdheid om te bepalen met welke rechten en onder
welke verplichtingen het recht op een menswaardig leven kan worden uitgeoefend, bij de
bevoegde wetgever. Voor zover nog formele wetten op het gebied van de sociale zekerheid
tot stand komen, zijn zij echt het gevolg van een regeringsiniatief. Dat is ook het geval in
andere beleidsdomeinen dan de sociale zekerheid.
De Grondwet verleent de Koning in het algemeen de bevoegdheid om besluiten die nodig zijn
voor de uitvoering van wetten te nemen en verdere uitvoeringsmodaliteiten vast te leggen,
zo nodig, toe aan zijn ministers. ( art. 108 Grondwet).
Naar het Grondwettelijk Hof mag uit art. 23 van de Grondwet niet worden afgeleid dat het
waarborgen van onder meer het recht op sociale zekerheid een aan de formele regelgevers
voorbehouden aangelegenheid is of dat de wetgever niet bepaalde bevoegdheden zou
kunnen overdragen aan de Koning. Wel wordt er vereist dat de essentiële beleidskeuzes
worden vastgesteld door de wetgevende vergadering en dat slechts de nadere uitwerking
daarvan wordt overgelaten aan de uitvoerende macht.
Er is een merkwaardigheid waarbij de wetgever een beperkte verordende bevoegdheid
toekent aan bepaalde socialezekerheidsinstellingen of hun beheerscomités.
Vraag 3: Grondrecht op sociale zekerheid
1. Hoe sturen de grondrechtennormen de Belgische regelgevers aan (zie
socialezekerheidsplicht, het ongestoord genot van uitkeringen, het standstillbeginsel en het
gelijkheidsbeginsel).
De Grondrechtennormen leggen aan de Belgische staat wel een ‘sociale zekerheidsplicht’ op
en verplichten daarbij de BE staat voorts zowel het recht op een ongestoord genot van Sociale
zekerheidsprestaties en het Standstillbeginsel als het beginsel van gelijke behandeling en het
discriminatieverbod te eerbiedigen.
Socialezekerheidsplicht van de Belgische staat
Het ECOSOC-Verdrag, het HESH8 en het Uniehandvest bevatten, evenals artikel 23
van de Grondwet, weinig of geen richtlijnen voor de Belgische wetgever. De IAO-
Verdragen nr. 102 en nr. 128 en de Europese Code Sociale Zekerheid en zijn Protocol
daarentegen omschrijven de sociale risico’s niet alleen, maar geven ook aan welk
beschermingsniveau de socialezekerheidsregelingen ten minste moeten bereiken en hoe
aan die regelingen vorm kan worden gegeven. Ook die grondrechtennormen laten de
Belgische Staat weliswaar zowel nog diverse mogelijkheden om te voldoen aan zijn
socialezekerheidsplicht, als de vrijheid om vele begrippen en regels met eigen wetgeving
nader inhoud te geven.
Artikel 23 van de Grondwet verplicht de respectieve Belgische regelgevers om onder meer
het recht op sociale zekerheid, sociale bijstand en gezinsbijslagen te
waarborgen en de voorwaarden voor de uitoefening ervan te bepalen, zodat eenieder in
staat is een menswaardig leven te leiden. De bevoegde wetgever kan bijgevolg beperkingen
stellen aan die rechten. Dergelijke beperkingen zijn slechts ongrondwettig, als zij zijn
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through EFT, credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying this summary from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller kaitlynvanspauwen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy this summary for R146,24. You're not tied to anything after your purchase.