100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
MTO-A-MAW: Inleiding Statistiek R95,58
Add to cart

Class notes

MTO-A-MAW: Inleiding Statistiek

 16 views  1 purchase
  • Course
  • Institution

Samenvatting hoorcolleges MTO-A-MAW: Inleiding Statistiek

Preview 4 out of 41  pages

  • June 9, 2022
  • 41
  • 2021/2022
  • Class notes
  • Guy
  • All classes
avatar-seller
Hoorcollege 1

1. Cornerstones of social research (hoofdstuk 2)

Theorie <- propositie -> hypothese

- Propositie= algemene stelling over een regelmaat in de handeling (of opinie) van mensen.
Bv: ‘’wanneer een individu een taak beheerst, dan zal hij deze taak beter uitvoeren indien er
anderen aanwezig zijn dan wanneer er niemand is.’’
- Theorie= Verklaring geven voor de propositie of set aan proposities ≠ speculatie
Bv: ‘’Nature versus nurture verklaringen voor deze propositie.’’
- Hypothese= toepassen van de propositie in concrete situatie
- Bv: ‘’Atleten presteren beter wanneer er veel toeschouwers zijn tijdens hun wedstrijden dan
wanneer er weinig of geen publiek is.’’

Bepaalde stelling en aan de hand daarvan aangeven of het een hypothese of propositie is.

2. Science as process: induction-deduction (hoofdstuk 2)

Deductie: beginnen bij een bepaalde theorie, aan de hand daarvan een hypothese opstellen.
Inductie: bepaalde observaties, daar een theorie van maken .


3. concepten, variabelen en hypothesen (hoofdstuk 3)

Concepten: algemene abstracte omschrijving van een fenomeen.
Bv: etnocentrisme
Variabele: empirische manifestatie van een concept.
Bv: Een schaal die etnocentrisme meet.
Hypothese: Verwacht verband tussen 2 (of meer) variabelen dat kan worden onderzocht. Geen
vraag!
Bv: vrouwen zijn gemiddeld gezien minder etnocentrisch dan mannen.

College over hypothese en conceptueel model (week 1)
2. Typen hypothesen
2.1 Enkelvoudige (brivariate) hypothese: verwacht verband tussen 2 variabelen (afhankelijke en
onafhankelijke) X Y
Noot: X= onafhankelijke variabele (oorzaak)
Y= afhankelijke variabele (gevolg)
Voorbeelden:
‘’Hoe hoger de emotionele intelligentie van een persoon, hoe hoger het bedrag dat iemand aan
goede doelen besteedt.’’
➔ 2x metrisch
➔ Uitspraak over hoe stijging in score op de onafhankelijke variabele X een stijging (daling)
veroorzaakt in de afhankelijke variabele Y
‘’Hoe hoger de emotionele intelligentie hoe groter de kans dat iemand in een depressie komt.’’
➔ Afhankelijke = nominaal; onafhankelijke= metrisch
➔ Uitspraak over de kans tot een bepaalde categorie van Y te behoren naar gelang van het
niveau van X

,‘’ Vrouwen scoren hoger op emotionele intelligentie dan mannen.’’

➔ Afhankelijke = metrisch; onafhankelijke= nominaal
➔ Uitspraak over een verschil tussen groepen gedefinieerd door X in het niveau van de
afhankelijke variabele Y (verschil in gemiddelden)

• Onderscheid tussen metrische en categorische (niet-metrische) variabelen verwijst naar
meetniveaus (zie later)
• Ordinale variabelen sluiten aan bij de metrische variabelen voor wat verwoording van
hypothesen betreft.
• Het onderscheid maken is essentieel voor de keuze van statistische methoden
• Formulering van hypothesen moet consistent zijn met dit onderscheid.
• Regels zijn ook van toepassing op meervoudige hypothesen



2.2 Meervoudige hypothese: verwacht verband tussen een afhankelijke Y en meerdere
onafhankelijke variabelen X 1…n

4 Types meervoudige hypothesen:
1. Het relatief belang van onafhankelijke variabelen (meervoudige oorzakelijkheid)




Voorbeeld:




‘’ De kans op herintreding op de arbeidsmarkt neemt toe met opleidingsniveau en neemt af met het
niveau van de uitkering. Het effect van opleiding is hierbij sterker dan het effect van het
uitkeringsniveau.’’

2. Mediatie
= interpreterende hypothese
= de invloed van de onafhankelijke variabele (X1) op de afhankelijke variabele (Y) is niet
direct, maar loopt via het effect van X1 op de mediërende of interveniërende variabele (X2)
= indirect effect




Voorbeeld:

,‘’Hoe ouder een persoon hoe kleiner de kans op herintreding op de arbeidsmarkt. Dit effect wordt
volledig gemedieerd door de mogelijkheid tot herintreding; immers: hoe ouder men is hoe minder
mogelijkheden er zijn tot herintreding en hoe minder mogelijkheden hoe lager de kans tot
herintrede.’’

LET OP!
Een positief verband kan op 2 manieren verwoord worden:
- ‘’Hoe meer mogelijkheden er zijn tot herintreding op de arbeidsmarkt hoe hoger de kans tot
herintreding.’’
of
- ‘’Hoe minder mogelijkheden tot herintrede in hoe lager de kans tot herintrede.



Gedeeltelijke mediatie (= direct + indirect effect)




3. een modererend effect
= Interactiehypothese
= De invloed van X1 op Y is conditioneel op de moderator (X2); of: het effect van X1 op Y is
verschillend naar gelang de waarde van moderator X2
= conditioneel effect (versterkend (+) of verzwakkend (-) effect)
Pijlendiagram:




Voorbeeld:




‘’Hoe hoger de bereidheid tot arbeid, hoe hoger de kans tot herintreding op de arbeidsmarkt.
Dit effect wordt versterkt door de mate waarin herintreding mogelijk is.’’

4. Schijnverband (spuriousness)
= gemeenschappelijke oorzaak (antecedent)
= verklarende hypothese
= een geobserveerd verband tussen X1 en Y is slechts ‘schijn’ want te verklaren vanuit de
gemeenschappelijke oorzaak X2

, Pijlendiagram:




Voorbeeld:




3 Het conceptueel model
= grafische representatie van een set logisch samenhangende hypothesen
= totaalplaatje

! set hypothesen laat toe het conceptueel model te tekenen
! presentatie van het conceptueel model laat toe de hypothesen te reconstrueren.

Het conceptueel model- voorbeeld (schijnverband niet hierin opgenomen)




College over causaliteit, eenheid van analyse en misvattingen (week 1)
3 voorwaarden voor causaliteit:
(a) Associatie= statisch verband tussen variabelen
- Niet noordzakelijk ‘perfect’ verband
- Vaak ‘zwakke’ verbanden door:
o Meetfouten (gebrekkige precisie)
o Multicausaliteit
(b) Richting van het verband
- Oorzaak-gevolg
- Onafhankelijke variabele beïnvloedt afhankelijke variabele en niet omgekeerd
- Soms voor de hand liggend: karakteristieken die vastliggen bij geboorte
- … maar niet altijd: vb: relatie tussen etnocentrisme en contact hebben met allochtonen

Noot: hypothesen moeten richting van verband aangeven

(c) Nonspuriousness:
- Verband tussen variabelen mag niet verklaard worden door externe (extraneous) variabelen
of antecedenten.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through EFT, credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying this summary from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller MilouV1. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy this summary for R95,58. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

56326 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy summaries for 14 years now

Start selling
R95,58  1x  sold
  • (0)
Add to cart
Added