Bouw en bewegen Tentamenstof – alle colleges (geen anatomie) + eLearning spierweefsel (inc. plaatjes)
92 views 2 purchases
Course
Bouw En Bewegen (M_BBB15)
Institution
Vrije Universiteit Amsterdam (VU)
Dit bestand bestaat gedeelte colleges aantekeningen die zijn gegeven tijdens het vak Bouwe en bewegen (M_BBB15). Hierbij staan ook plaatjes van vele dia's waardoor de stof nog duidelijk wordt. Dit vak is een verplicht vak 1e jaars studenten Geneeskunde in periode 1, in semester 1.
Bevat de volg...
HC 2, 4-10
Ziektebeelden gewrichten
Differentiaal diagnostiek van gewrichtsklachten
Prevalentie in de huisartsenpraktijk
- vaak: - degeneratief (artrose)
- ‘ongedifferentieerde artritis’ (ontsteking bij artrose)
- soms: - reumatoïde artritis
- overige inflammatoire artritiden
- jicht (neerslaan van urinezuurkristallen vaak in kleine teen, ophoping ingekapselde kirstallen)
- spondylartritis (ontsteking in wervelkolom)
- reactieven artritis (na een infectie)
- zelden: - spondylitis ankylopoetica (M. Bechterew)
- artritis bij psoriasis, M. Crohn
- acuut reuma (bijv. na streptoccooen pharyngyitis)
- septische artritis (bacterieel)
- SLE, polymyositis, syndroom van Sjögren, sclerodermie
-> allemaal reumatologische ziektes
Gewrichtsklachten bij (niet-)inflammatoire aandoeningen
- niet-inflammatoir: - startstijfheid
- klachten nemen toe bij bewegen
- middag en avond
- past het best bij artrose.
- inflammatoir: - langdurende ochtendstijfheid
- klachten nemen af met bewegen
- nacht en ochtend
- algemene verschijnselen – bijv. afvallen
- huidmanifestaties – bijv. roodheid & psoriasis vaak met artritis (rood/dik/pijn/gezwollen)
- monoartirits: - jicht (waarom daar kristallen? – niet ziek, maar veel pijn grote teen (soms)
- bacteriële artritis (heel erg ziek) – meerdere pathogenen, maar vaak in één gewricht (zelden)
- artrose (vaak)
- asymmetrische polyartritis: - reactieve artritis (soms)
- spondylitis ankylopoetica (soms)
- artrits psoriatica (zelden)
- artritis bij Crohn/colitis uclerosa (zelden)
- symmetrische polyartritis: - reumatoïde artritis (soms)
- SLE (zelden)
- syndroom van Sjögren (zelden)
-> niet herkennen, maar dat je een voorbeeld kan geven
- hoort bij deze DD en niet bij een andere.
Spondylitis ankylopoetica, ziekte van Bechterew, axiale spondyloartritis (synoniemen)
- facet gewrichten in rug -> facetten hebben ontsteking
- criteria:
- > 3mnd rugpijn vóór het 45e levensjaar
- sacro-iliitis (ontsteking tussen gewricht van ilium en sacrum)
bij beeldvormend onderzoek of positieve HLA-B27 en
anamnese bij spondylartritis.
,Reumatoïde artitis (RA)
- A -> betrokken gewrichten
- juist in de kleine gewrichten
- score: 0 – 1 groot gewricht, 2 – 2-10 grote gewrichten, 3 – 4-10 kleinere gewrichten, 4 – >10 gewrichten
- B -> serologie (met klein gewricht)
- score: 0 – negatief RF en anti-CCP 1 – laag positief RF en anti-CCP 2 – hoog positief RF en anti-CCP
- C -> acute-fase reactie
- CRP en BSE -> ontstekingswaardes – verhoogde waarde dat er ergens een infecite
- score: 0 – normaal CRP en BSE 1 – afwijkend CRP en/of BSE
- D -> duur van symptomen
- score: 0 – < 6 wkn 1 – ≥ 6 wkn
-> indien score A t/m D ≥6, dan voldoet patiënt aan classificatie RA
Reactieve artritis
- een ontsteking van het gewricht die ontstaat als reactie op een ontsteking elders in het lichaam.
- dit is een immunologische reactie
- bij gastro-enteritis door: campylobacter, shigella, salmonella.
- bij urethritis door: chlamydia, gonorroe
- bij pharyngitis door: streptokokken (ook wel: acuut reuma)
-> reactieve artritis valt (nu) onder classificatie perifere spondylartritis
Voorbeelden extra-articulaire manifestaties (meestal auto-immuun reactie)
- uveitis anterior – iridocyclitis
- enteritis – ontstekings van de aanhechting van de pezen aan het bot (vaak door overbelasting )
- urethritis
- reumanoduli – subcutane zwelling door ontsteking, in de omgeving van gewrichten of botuitsteeksel
Casus
- Mevrouw L, 67 jaar - beide handruggen en vingers zijn gezwollen
- sinds 3 wkn toenemend pijn in de handen - de vinger voelen stijf aan
- DD? – wel/niet inflammatoir?
Klinisch redeneren – differentiaal diagnostisch denken aan de hand van:
- anatomie: - pees/spier
- kapsel/gewricht
- bursa (slijmburs)
- uitstralend (vanuit orgaan)
- vóórkomen: - vaak
- soms
- zelden
-> incidentie en prevalentie weten, dit verschilt ook weer per leeftijd
- etiologie: - degeneratief (artrose)
- auto-immuun (RA)
- infectie (bacterieel)
- traumatisch (overbelasting)
- neoplasma (tumor)
, Lichamelijk onderzoek (LO)
- algemeen – temperatuur, pols, bloeddruk, algemene indruk patiënt
- bewegingsapparaat – inspectie, bewegingsonderzoek, palpatie, speciale test\
- NIET alleen inspectie van die bepaalde klacht
- huid
- overig – cardiovasculair, longen, abdomen
-> ALLE onderdelen bij LO meenemen
Onderzoek bewegingsapparaat
- inspectie
- bewegingsonderzoek – actief, passief en weerstand
- per gewricht weer anders.
- bijv. passief bij de rug en weerstand sla je over
- palpatie (= voelen)
- speciale tests
-> ook: KIJKEN naar wat je ziet
Waardevolle test voor spondylitis ankylopoetica (ziekte van Bechterew)?
- likelihoodratio: LR+ 5,0 en LR- 0,78
- het wordt wel/niet waarschijnlijker
- goede interbeoordelaarsbetrouwbaarheid
- interpretatie: - bij een afwijkende bevinding wordt de odds op Bechterew 5x groter (=waarschijnlijker)
- bij een normale bevinding wordt de odds op Bechterew 0,78x groter (= minder “)
-> kwaliteit voor uitsluiten/aantonen ergens van
Resultaten van laboratoriumtests bij enkele artritiden (% positieve reacties)
Alarm signalen
- het allerbelangrijkste alarmsignaal: een rood en warm gezwollen gewricht MET koorts
- andere alarmsignalen: - hevige pijn
- gewrichtsverlies
- gewricht niet kunnen belasten
, HC 5, 6-10
Histologie kraakbeen en skelet
Leerdoelen – de student kan:
- cellulaire opbouw van kraakbeen en botweefsel beschrijven.
- de functies van de diverse celtypen die voorkomen in kraakbeen en botweefsel benoemen.
Kraakbeen – gespecialiseerd vorm van bindweefsel, functies:
- steun aan weke delen
- verbindt botten
- vormt glijvlak voor gewrichten
- groei van pijpbeenderen
- kenmerkend: - NIET gevasculariseerd – voeding vanuit omringend weefsel
- GEEN lymfevaten en zenuwen – trage stofwisseling
- als het is beschadigd, dan een zeer traag herstel (bijv. miniscus)
Kraak been
- eerst ongedifferentieerde mesenchymcellen
- tot fibroblast (-> fibrocyten) – bindweefsel
- lipocyten (vetcellen)
- chondroblast (-> chondrocyten)
- kraakbeenmatrix maken en dan volwassen chondrocyten
- osteoblasten (-> osteocyten)
- produceren botweefsel (calcium zouten), dan osteocten
Kraakbeen
(- lastig te onderscheid te maken, niet verwacht chondroblasten en -clasten kunnen onderscheiden.)
- licht cytoplasma, donkere kern (soms in elkaar geklapt)
- perichondrium (roze) -> kapsel van dicht bindweefsel wat het kraakbeen omsluit
- bevat bloedvaten
- essentieel voor aanvoer voedingsstoffen en zuurstof
- chondroblasten en chondrocyten (licht paars)
- extracellulaire matrix: - collageen
(paars) - hyaluronzuur (kan vocht binden)
- proteoglycanen
- beetje glycoproteïnen en soms wat elastine
Kraakbeen matrix
-
-
Kraakbeen
- chondroblasten – vaak aan buitenkant, afgeplat en helder cytoplasma
- chondrocyten – vaak gecondenseerde kern
- liggen vaak in isogene groepjes -> chondronen – 2, 4 of 8 cellen
- rER is sterk ontwikkeld – logisch, wat maken vel collageen
- hebben een lichte kern, dus ook actief
,Kraakbeen – groei
- interstitiële groei -> mitotische deling van reeds
bestaande chondroblasten en chondrocyten
- vooral in embryo
- appositionele groei -> cellen vanuit het
perichondrium differentiëren tot chondroblasten
Verschillende vormen – hoeveelheid matrix en bestanddelen is het verschil
- hyalien kraakbeen -> meest voorkomend, collageen type II
- blauw aangekleurd
- bijv. groeischijf, wand trachea en gewrichtskraakbeen
- elastisch kraakbeen -> naast collageen type II ook elastische vezels
- voorbeeld: donker zwart aangekleurd
- bijv. oren en epiglottis
- vezelige kraakbeen -> dicht netwerk van collageen type I
- ‘tussenweg’ straffe bindweefsel en hyalien kraakbeen
- geen perichondrium
- waar: tussenwervelschijven, aanhechting van sommige ligamenten, meniscus
Botweefsel
-> net als kraakbeen ook gespecialiseerde vorm van bindweefsel
- cellen (osteoblasten, osteocyten en osteoclasten) en matrix .
- osteoblasten en osteocyten, voorloper: ongedifferentieerde mesenchymcellen.
- osteoclasten, voorloper: beenmergstamcellen.
- ook wel de MQ en bevat meerdere cel kernen
- matrix, in volwassenen: 30% collageen vezels en 60% kalkzouten
- dynamisch materiaal en continue remodellering
- ook goed doorbloed
- functies: - steun aan weke delen & bescherming organen
- overbrengen van spierkracht -> beweging
- in beenmerg en aanmaak bloedcellen
- reservoir van mineralen
,Celtypen
- mesenchym, daaruit komen osteoblasten
- osteoblasten maken matrix -> osteoïd en collageen
- hoe: osteoblasten bouwen zichzelf in
- meer calciumzouten tegen collageen vezels
- vervolgens: differentiatie in osteocyte
-> zo samenspel osteoclast en osteoblast voor remodeling
Histologie:
Osteoblast -> actieve cellen (lichte nucleus, veel rER)
- maken collageen en produceren osteoïd.
- calcium zouten (hydroxyapatiet) worden afgezet in osteoïd.
- osteoblasten raken ingesloten en worden osteocyten
- osteoïd -> not niet verkalkt botweefsel
Osteocyt -> osteon / systeem van Havers
- osteocyten met elkaar verbonden via canaliculi -> communicatie een transport
- zo voedingscomponenten overbrengen
- zeker met elkaar verband
Osteoclast
- osteoclast -> meerkernige cel (syncytium) door fusie
- allemaal kleine uitlopers (allemaal oppervlakte vergroting)
- afbraak van bot
- veel lysosomen
,Botweefsel
- bloedvaten komen botweefsel binnen via de kanalen Van Volkmann die gaan over in kanalen van Havers
- belangrijke functie: aanvoer voedingsstoffen en osteoblasten
Histogenese -> primaire (gevlochten) en secundair (lamellair) bot
- primair: flexibel en niet heel stevig, soepel en zacht
- endesmale botvorming -> bot wordt gevorm vanuit bindweefsel
- bijv. schedelbeenderen bij embryo
- enchondrale botvorming -> bot wordt indirect gevormd doordat kraakbeen vervangen wordt door
botweefsels.
- bijv. belangrijk voor pijpbeenderen
Intramembraneuze botvorming
- endesmaal – bijv. schedelbeenderen
- botvorming begint in een bindweefselgebied wat lijkt op een membraan.
- groepjes mesenchymale cellen differentiëren tot osteoblasten die osteoïd vormen.
- osteoblasten die ingesloten raken differentiëren tot osteocyten
,Perichondrale botvorming
- bijv. skeletbeenderen
(1) eerste botweefsel wordt gevormd vanuit perichondrium = perichondrium (dus endesmaal).
(2) binnenste cellen van perichondrium differentiëren tot osteoblasten die bot afzetten tegen kraakbeen..
- osteo-prognitorcellen komen in botcentrum en worden osteoblasten
- oorsprong: ongedifferentieerde mesenchymale cellen
- hierdoor: enchondrale botvorming, wat
(3) osteoblasten maken botweefsel wat zich afzet tegen de kraakbeen resten (verkalkte kraakbeen matrix)
- hierdoor dus enchondrale botvorming (vanuit primair bot centrum) (= enchondrale verbening)
(3) echondrale botvorming vanuit primair botcentrum – bot wordt afgezet tegen kraakbeenresten
- in het botcentrum: - kraakbeen wordt vervangen door botweefsel
- osteoprogenitorcelen uit het periost dringen binnen -> osteoblasten
- osteoblasten maken botweefsel wat zich afzet tegen de resten van de verkalkte
kraakbeenmatrix
(4) echondrale botvorming vanuit secundaire botcentrum in de epifyse
(5) echondrale botvorming in epifysaire schijven
- epifyse -> groeischijf
,Botweefsel (echondraal)
- rustzone – hyalien kraakbeen
- proliferatie zone – snel delende chondrocyten
- zwellingszone – gezwollen hypertrofisch kraakbeen, kraakbeen schotten
- apoptose
- verkalkingszone – degeneratie van kraakbeencellen verkalking van kraakbeenschotten
- botvormingszone – capillairen en osteoprogentirocellen dringen binnen
- osteoblast en zetten bot af en tegen de verkalkte kraakbeenschotten
-> BELAGNRIJK HERKENNEN
Klinische saus
- rachitis (Engelse ziekte)
- London, hoogbouw eerste EU
- nog wel buitenspelen, maar heel weinig vitamine D, dus
- opname calcium belangrijk opbouw collageen
Botweefsel is dynamisch
- na botbreuk: 1. revascularisatie
2. invasie en proliferatie van osteoprogenitorcellen -> osteoblasten
3. vorming (primair) plexiform bot
4. vorming (secundair) lamellair bot
5. re-modelling
Samenv – bootweefsel
- belangrijk steunweefsel, maakt bewegingen mogelij, beschermt oranen bevat beenmerk en bron van mineralen
- dynamische weefsel, continue remodelling door samenspel van osteoblasten, osteocyten en osteoclasten
- macroscopisch onderscheiden we compact en spongieus bot, microscopisch primari en secundair (lamellar, volwassen)
bot
- in secundair bot vinden we osteonen met kanalen van Havers en Volkman
- endesmale vs enchondrale verbening – wat zijn de verschillen?
- bothistogenese: intramembraneus (endesmaal), chondraal (perichondraal en echondraal
, HC 6, 8-10
Zenuwen + bovenste extremiteit zenuwen
Leerdoelen – de student kan:
- kwetsbaarheid van perifere (spinale) zenuwen uitleggen op
basis van hun ligging en aanleg en de motorisch en/of sensibele
functies beschrijven
Indeling van het zenuwstelsel
- structureel: - centraal -> hersenen en ruggenmerg
- perifeer zenuwstelsel
- functioneel - willekeurig (somatisch) zenuwstelsel
- autonome (onwillekeurige) zenuwstelsel
- parasympatisch (rust) en orthosympatisch (fight-and-flight)
- motoriek
- sensibiliteit
- functie: propiosepsis (kinesthesie) -> vermogen van een organisme om de positie van
het eigen lichaam en lichaamsdelen waar te nemen
Bouw van een zenuw:
- motorisch en sensorische, ook autonome, dus vezels van verschillende bundels in één zenuw
- belangrijk plexus brachialis
Motoriek en sensibiliteit
Spinale zenuwen
- 31 paar -> 8 cervicaal, 12 thoracaal, 5 lumbaal, 5 sacraal en 1 coccygeaal
- gevormd door: - radix posterior – sensibel (afferent)
- radix anterior – motorisch (efferent)
- splitsen in gemengde perifere zenuwen:
- ramus posterior – WK, intrin, rugspieren rughuid
- ramus anterior – ventrale romp en extremiteiten
(- gemengd want sensibel en motorisch samen en splitst dan)
- relatie spinale en wervel
(radix = wortel en ramus = tak)
- waarom krom? -> wervel kolom groeit sneller dan ruggenmerg
- sensibel naar de huid
- motorisch naar de spieren
Dermatomen en perifere huidzenuwgebieden
Myotoom -> door een enkele spinale zenuw aangestuurd
Dermatoom -> gedeelte van de huid door enkele spinale zenuw
- belangrijkste: - T10 – rond de navel
- T4 – rond de tepel
- L1 – rond de lies
- L4 – over de knie
- L5 – tussen grote en middel teen
- C6 – duim
- C8 – pink zijde
- volgorde lijkt misschien, maar is logisch verdeeld
als je kijkt naar de embryologische oorsprong
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through EFT, credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying this summary from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ninaburgering. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy this summary for R58,09. You're not tied to anything after your purchase.