Uitgebreide uitwerking van de literatuur behorende bij de groepsopdrachten (1 t/m 7) van het blok Psychotic disorders (psychotische stoornissen) gegeven in de master Mental Health adult psychopathology aan Maastricht University. Inclusief bronvermeldingen. Heb hier zelf een 9 mee gehaald.
Leerdoel 1. Welke psychotische stoornissen zijn er? (DSM-5 criteria)
Davey, G.C. (2021). Psychopathology: Research, assessment and treatment in clinical
psychology. John Wiley & Sons.
Psychotische stoornissen worden in de DSM-5 gecategoriseerd als schizofrenie spectrum
stoornissen. Dit wil zeggen dat de verschillende psychotische stoornissen allemaal tot
hetzelfde spectrum behoren, maar ze variëren over het spectrum afhankelijk van de ernst, duur
en complexiteit van de symptomen. De hoofdcategorieën die de DSM-5 onderscheidt zijn:
schizofrenie, schizo-typische persoonlijkheidsstoornis, waanstoornis, korte psychotische
stoornis, en schizo-affectieve stoornis. Al deze stoornissen delen dezelfde symptomen,
namelijk: wanen, hallucinaties, ongeorganiseerd denken, abnormaal motorisch gedrag en
negatieve symptomen (een vermindering of verlies van het normale functioneren). De
verschillende stoornissen vertonen verschillende combinaties van deze symptomen.
De diagnostische criteria van een waanstoornis zijn:
- De aanwezigheid van een (of meer) wanen, met een duur van één maand of langer;
- Afgezien van de invloed van de waan (wanen) of de consequenties daarvan, is het
functioneren niet duidelijk beperkt en is het gedrag niet onmiskenbaar bizar of vreemd;
- Als er manische of depressieve episoden zijn opgetreden, zijn die vergeleken met de duur
van de waanperioden relatief kortdurend geweest;
- De stoornis kan niet worden toegeschreven aan de fysiologische effecten van een middel
of een somatische aandoening, en kan niet beter worden verklaard door een andere
psychische stoornis.
Bij een kortdurende psychotische stoornis is plotseling één van de kernsymptomen van een
psychose aanwezig, terwijl er daarvoor sprake was van een niet-psychotische toestand. De
diagnostische criteria in de DSM-5 zijn:
- Aanwezigheid van minstens één van de volgende symptomen:
Wanen;
Hallucinaties;
Gedesorganiseerde spraak;
Ernstig ongeorganiseerd of catatonisch gedrag;
- De stoornis duurt minstens één dag en maximaal één maand, met uiteindelijk volledige
terugkeer naar normaal gedrag;
- De stoornis kan niet worden toegeschreven aan de fysiologische effecten van een middel
of een somatische aandoening, en kan niet beter worden verklaard door een andere
psychische stoornis.
Schizofrenie is de belangrijkste diagnostische categorie voor psychotische symptomen. De
vijf centrale kenmerken van schizofrenie zijn: wanen, hallucinaties, ongeorganiseerde spraak,
ernstig gedesorganiseerd of catatonisch gedrag en afgevlakt affect, spraakgebrek en apathie.
De DSM-5 criteria voor schizofrenie zijn:
- Twee of meer van de volgende symptomen, die optreden gedurende een significante
tijdsduur in een periode van één maand, zijn aanwezig:
Wanen;
Hallucinaties;
Gedesorganiseerde spraak;
Ernstig gedesorganiseerd of catatonisch gedrag;
, Negatieve symptomen zoals verminderde emotionele expressie;
- Het vermogen om te functioneren in één of meer belangrijke levensgebieden zoals werk,
zelfverzorging of interpersoonlijke relaties is duidelijk verminderd;
- De symptomen zijn minstens zes maanden ononderbroken aanwezig;
- De stoornis kan niet worden toegeschreven aan de fysiologische effecten van een middel
of een somatische aandoening, en kan niet beter worden verklaard door een andere
psychische stoornis.
Een schizo-affectieve stoornis wordt gediagnosticeerd wanneer een persoon voldoet aan de
criteria voor schizofrenie en er daarnaast ook sprake is van een significante
stemmingsstoornis zoals depressie of manie. De DSM-5 criteria voor schizo-affectieve
stoornis zijn:
- Een ononderbroken ziekteperiode waarin zich een ernstige stemmingsepisode voordoet
(depressie of manie);
- Wanen of hallucinaties gedurende twee of meer weken zonder het optreden van een
ernstige stemmingsepisode;
- Symptomen voor een ernstige stemmingsepisode zijn gedurende het grootste deel van de
duur van de ziekte aanwezig;
- De stoornis is niet direct toe te schrijven aan het gebruik van een middel of medicijn en
wordt niet beter verklaard door een andere psychische stoornis.
Naast bovengenoemde stoornissen, behoort volgens de DSM-5 ook de schizotypische
persoonlijkheidsstoornis tot de schizofrenie spectrum stoornissen. Hiervan zijn de DSM-5
criteria als volgt: er is sprake van een pervasief patroon van sociale en interpersoonlijke
gebreken, gekenmerkt door een ongemak bij en een verminderd vermogen tot het hebben van
hechte relaties, cognitieve of perceptuele vertekeningen en excentriciteit in het gedrag, wat
aanvangt op jongvolwassen leeftijd en aanwezig is in uiteenlopende contexten, zoals blijkt uit
ten minste vijf van de volgende kenmerken:
- Betrekkingsideeën;
- Eigenaardige overtuigingen of magische denkbeelden die het gedrag beïnvloeden en niet
overeenstemmen met culturele normen;
- Ongewone perceptuele ervaringen;
- Merkwaardige wijze van spreken;
- Achterdocht of paranoïde ideeën;
- Inadequaat of afgevlakt affect;
- Het gedrag of het uiterlijk is vreemd/excentriek;
- Geen hechte vrienden of vertrouwelingen afgezien van eerstegraadsfamilieleden;
- Buitensporige sociale angst die niet afneemt naarmate betrokkene iemand beter leert
kennen.
Leerdoel 2. Hoe onderscheiden deze psychotische stoornissen van elkaar?
Differentiaaldiagnostiek:
, Moeilijk te maken onderscheid
Bij een bipolaire stoornis kunnen psychotische verschijnselen optreden, die zowel een
stemmingscongruent (bijvoorbeeld grootheidswanen) als een stemmingsincongruent
(bijvoorbeeld achtervolgingswanen) karakter kunnen hebben; in het laatste geval is het
onderscheid met de acute fase van primair psychotische stoornissen, zoals schizofrenie, soms
zeer moeilijk te maken. Sommige manische patiënten met psychotische verschijnselen worden
dan ook aanvankelijk als schizofreen gediagnosticeerd; pas op grond van het verdere beloop
wordt de diagnose bipolaire stoornis duidelijk. (Patiënten die ook op langere termijn
kenmerken van beide stoornissen blijven vertonen, krijgen veelal de diagnose schizoaffectieve
stoornis.)
Medicatie bij manie
De medicamenteuze behandeling van de acute ernstige manie, al dan niet met psychotische
verschijnselen, bestaat uit antipsychotica en benzodiazepinen, waaraan in een vroeg stadium
een stemmingsstabilisator (bijv. lithium) wordt toegevoegd.
Beloop van een manie
Een manie begint acuut; er is een duidelijk verschil met het gedrag dat eraan voorafgaat. De
stoornis moet onderscheiden worden van ADHD, drugsmisbruik en gedragsstoornissen.
Beerthuis R. (2009) Psychosen bij adolescenten. In: Psychiatrische stoornissen. Bohn Stafleu
van Loghum, Houten. https://doi.org/10.1007/978-90-313-9322-0_5
Korte samenvatting verschil
Dus bij een bipolaire stoornis kunnen ook psychotische verschijnselen voorkomen, maar daar
staat de veranderde stemming op de voorgrond. Ook zijn wanen bij manie sneller
stemmingscongruent (grootheidswanen), dan bijvoorbeeld stemmingsincongruent. Daarnaast
hebben mensen met een manie minder vaak hallucinaties en kunnen wanen dichterbij de
werkelijkheid staan vergeleken met een psychose. Je hoeft ook niet per se wanen of
hallucinaties te hebben om een manie te hebben en de inhoud van het denken is bij een
psychose erger verstoord, in vergelijking bij een manie, waarbij de vorm van het denken meer
op de voorgrond staat (bijv. versneld denken).
Hoorcollege geneeskunde blok psychiatrie
Angststoornis
Mensen met een psychose kunnen angstig zijn, vaak o.b.v. hallucinaties en wanen, maar
mensen met een angststoornis kunnen niet alleen door die angststoornis een psychose krijgen.
Hierbij geen literatuur gevonden over deze differentiaal diagnose.
Kilcommons, A. M., & Morrison, A. P. (2005). Relationships between trauma and psychosis:
an exploration of cognitive and dissociative factors. Acta Psychiatrica Scandinavica,
112(5), 351-359.
PTSS
Mensen met een posttraumatische stress stoornis (PTSS) hebben vaak levendige
herinneringen aan het trauma. Zij kunnen ook herbelevingen en dissociatie (derealisatie en
depersonalisatie) ervaren. Jonge kinderen met PTSS kunnen last hebben van hallucinaties,
inhoudelijk meestal gerelateerd aan het trauma. Verder kunnen cognitieve klachten
(concentratie- en geheugenproblemen), hyperalertheid, achterdocht, snel geïrriteerd zijn en
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through EFT, credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying this summary from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller dominiquekl. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy this summary for R183,33. You're not tied to anything after your purchase.