100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Opdracht juridische vaardigheden 4 R106,97   Add to cart

Essay

Opdracht juridische vaardigheden 4

 4 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Essay van 7 pagina's voor het vak Juridische vaardigheden 4 aan de HHS (Opdracht van JUVA4)

Preview 2 out of 7  pages

  • May 9, 2023
  • 7
  • 2020/2021
  • Essay
  • Unknown
  • 7-8
avatar-seller
Onderdeel A – De analyse
1. Welke drie belangrijke wijzigingen vinden er plaats op grond van dit wetsvoorstel?
Ten eerste wordt voorgesteld in het Wetboek van Strafrecht op te nemen een specifieke
strafuitsluitingsgrond voor opsporingsambtenaren die geweld hebben toegepast in de rechtmatige
uitoefening van hun taak en daarbij hebben gehandeld overeenkomstig de geldende regels.
Ten tweede voorziet het voorstel in een strafbaarstelling van overtreding van de geweldsinstructie.
Ten derde wordt voorgesteld in het Wetboek van Strafvordering een wettelijk kader op te nemen
waarbinnen met toepassing van opsporingsbevoegdheden onderzoek kan worden gedaan naar
gebruik van geweld door een opsporingsambtenaar, zonder dat de betrokken opsporingsambtenaar
als verdachte van een strafbaar feit hoeft te zijn aangemerkt.
(Kamerstukken II 2016/17, 34641, nr. 3, p. 1, MvT)

2. Bij het opstellen van dit wetsvoorstel heeft de regering rekening gehouden met de
belangen van de betrokken partijen. Welke belangenafweging heeft er plaatsgevonden?
Het wetsvoorstel probeert recht te doen aan zowel de belangen van de opsporingsambtenaar als aan
het belang van de samenleving dat goed wordt onderzocht wat de toedracht is geweest van de
toepassing van overheidsgeweld en of hierbij overeenkomstig de daarvoor geldende regels is
gehandeld.
(Kamerstukken II 2016/17, 34641, nr. 3, p. 1, MvT.)

3. Onder andere de Nederlandse orde van advocaten (NOvA) en de Raad voor de rechtspraak
(Rvdr) hebben in de ontwerpfase advies gegeven aan de regering. Zij stellen dat de huidige
strafuitsluitingsgronden (41-43 Sr) voldoende bescherming bieden en dat daarmee een
nieuwe extra strafuitsluitingsgrond overbodig is. Wat is de reactie van de regering?
Ik ben het met de NOvA eens dat het bestaande stelsel van strafuitsluitingsgronden voldoende
rechtsbescherming biedt aan opsporingsambtenaren die in de rechtmatige uitoefening van hun
functie geweld hebben gebruikt. Ook onder de huidige wetgeving is het uitgangspunt dat een
opsporingsambtenaar die in de uitoefening van zijn taken op grond van de Politiewet en de
Ambtsinstructie geweld gebruikt in beginsel niet wordt gestraft. Zoals de Rvdr terecht stelt, is de
opsporingsambtenaar die rechtmatig geweld heeft gebruikt nu reeds niet strafbaar op grond van
artikel 42 Sr. Het opnemen in de wet van een speciale strafuitsluitingsgrond heeft dan ook een
andere achtergrond.
Aan de opsporingsambtenaar is bij wet de geweldsbevoegdheid toegekend en van hem wordt ook
verwacht hiervan gebruik te maken als dit in een gegeven situatie in verband met de aan hem
toegekende taak noodzakelijk is. Ik acht het daarom aangewezen om complementair aan de
geweldsbevoegdheid ook expliciet in de wet op te nemen dat de opsporingsambtenaar niet strafbaar
is wanneer hij volgens de regels geweld heeft gebruikt. De strafuitsluitingsgronden waarop de
opsporingsambtenaar in de huidige situatie een beroep kan doen, zijn dezelfde waarop burgers bij de
rechter een beroep kunnen doen en deze zijn dus niet op de specifieke functie en bevoegdheden van
de opsporingsambtenaar toegesneden.
(Kamerstukken II, 2016/17, 34641, nr. 3, p. 11 MvT)

4. In de Memorie van toelichting geeft de regering aan waarom er bewust gekozen is voor
enkel het bestanddeel schuld en niet ook opzet. Waarom staat opzet niet in het nieuwe
wetsartikel en wat is de consequentie als er toch sprake is van opzettelijke schending van
de geweldsinstructie?
Naast de schuldvariant van de voorgestelde strafbaarstelling wordt geen opzetvariant voorgesteld.
Reden hiervoor is dat dit een onnodige en onwenselijke overlap zou veroorzaken met de bestaande
algemene opzetdelicten als mishandeling en doodslag. Wanneer een opsporingsambtenaar

, opzettelijk de geweldsinstructie schendt, verliest de redengeving voor een afwijkende strafrechtelijke
rechtspositie van de opsporingsambtenaar ten opzichte van ieder ander haar legitimatie, gezien de
ernst van het gedrag van de opsporingsambtenaar en het verwijt dat hem treft. Het nieuwe delict is
bedoeld voor die gevallen waarin het schenden van de geweldsinstructie het gevolg is van een
verwijtbare inschattingsfout of onvoorzichtigheid van de opsporingsambtenaar, een situatie waarin
het vervolgen voor een algemeen geweldsdelict vaak minder aangewezen is, juist vanwege de taak
van de opsporingsambtenaar. Die taak brengt hem per definitie in situaties waarin hij genoodzaakt is
gebruik te maken van zijn geweldsbevoegdheid. Deze plicht tot optreden in overeenstemming met
de daarvoor geldende zorgvuldigheidsvoorschriften rechtvaardigt een beoordeling van mogelijk
culpoos handelen die afwijkt van de reguliere geweldsdelicten. Daarvoor is geen plaats in gevallen
waarin de opsporingsambtenaar opzettelijk zijn geweldsinstructie heeft geschonden waardoor een
ander lichamelijk letsel heeft opgelopen.
(Kamerstukken II, 2016/17, 34641, nr. 3, p. 17, MvT)

5. De Afdeling Advisering van de Raad van State heeft onder andere opmerkingen over het
bestanddeel ‘schuld’ in de nieuwe delictsomschrijving.
Wat is er volgens de Afdeling anders aan het begrip schuld in vergelijking met de
bestaande delicten in het Wetboek van Strafrecht?
Bij deze reactie merkt de Afdeling het volgende op. Niet duidelijk is hoe het antwoord van de
Minister dat het niet de bedoeling is om de aansprakelijkheid uit te breiden, zich verhoudt tot de
voorgestelde wettelijke systematiek. Op grond van deze systematiek ligt het in de rede dat in de
voorgestelde strafbaarstelling de gevolgen onder 1–3 van het voorgestelde artikel 372 Sr (enig
lichamelijk letsel, zwaar lichamelijk letsel of de dood) zijn onttrokken aan het te bewijzen
schuldverband. Dat betekent dat in de voorgestelde strafbaarstelling het bewijs van de schuld
uitsluitend is gekoppeld aan het schenden van de geweldsinstructie en niet aan de gevolgen daarvan.
Wel moet er causaal verband zijn tussen het schenden van de geweldsinstructie en het ingetreden
gevolg.54 Anders gezegd: bij het delict dood door schuld is schuld aan de dood vereist, terwijl op
grond van de redactie van de voorgestelde strafbaarstelling er aansprakelijkheid bestaat in geval van
schuld aan de schending van de geweldsinstructie, met letsel of de dood als gevolg.
(Kamerstukken II, 2016/17, 34641, nr. 4, p. 14-15)

6. De Raad voor de rechtspraak heeft de zorg geuit dat dit ertoe kan leiden dat de
strafrechtelijke aansprakelijkheid van opsporingsambtenaren wordt verruimd. De Afdeling
vindt het gegeven antwoord van de regering onvoldoende en adviseert daarom om in de
memorie van toelichting beter uit te leggen waarom de nieuwe delictsomschrijving niet
leidt tot uitbreiding van de strafrechtelijke aansprakelijkheid. Welke uitleg geeft de
regering?
Conform het advies van de Afdeling is in de memorie van toelichting nader ingegaan op het
schuldverband in de nieuwe strafbepaling van artikel 372 Sr. Het feit dat het bestanddeel schuld in
deze nieuwe bepaling zich niet richt op de gevolgen van de schending van de geweldsinstructie leidt
er niet toe dat de strafrechtelijke aansprakelijkheid van opsporingsambtenaren wordt verruimd. De
gevallen die onder de nieuwe delictsomschrijving zullen worden vervolgd, vallen nu reeds onder de
delictsomschrijving van een van de bestaande geweldsdelicten in het Wetboek van Strafrecht.
Anders dan bij de laatstgenoemde delicten stelt de nieuwe strafbaarstelling echter veel scherper een
beoordeling van de toepassing van de geweldsinstructie voorop. Die benadering doet naar mijn
oordeel meer recht aan de taak en bevoegdheid van de opsporingsambtenaar.
(Kamerstukken II, 2016/17, 34641, nr. 4, p. 15)

7. Het lid van Dam heeft een amendement ingediend om het wetsvoorstel uit te breiden met
een nieuw in te voeren artikel 261a Sv. Als een feit onder verwijzing naar artikel 272 Sr ten
laste wordt gelegd, kan in de dagvaarding hetzelfde feit niet tevens onder verwijzing naar
een ander misdrijf uit het Wetboek van Strafrecht ten laste worden gelegd.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through EFT, credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying this summary from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller tiinava. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy this summary for R106,97. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

76449 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy summaries for 14 years now

Start selling
R106,97
  • (0)
  Buy now