In deze samenvatting staat alles wat er in de les is behandeld door Ann Martens over botten. Ook in bundel verkrijgbaar met de rest van de onderdelen van dit vak.
Cursussen zijn alleen de tekst, de slides bevatten de illustraties. Na het afwerken van een hoofdstuk komen ook
telkens casussen online om mee te oefenen. Op het examen krijg je ook een casus, zeker goed oefenen dus!
Het bewegingsstelsel
Beenderen
Functie van been = ondersteuning bij beweging en bescherming van weke delen (thorax, schedel,
wervelkolom, bekken etc).
We gaan het voornamelijk hebben over traumatische en infectieuze aandoeningen. Metabool gaan
we niet behandelen, aangezien dat eerder fysiologie is en geen heelkunde.
Onderzoeksmethoden
Je kan bij dieren enorm veel onderzoeken aan het bewegingsstelsel: zowel in rust (zwelling voelen,
deformatie, symmetrie) als in beweging (functie van beenderen, maar ook ligamenten, pezen en
gewrichten).
Bij palpatie mag je echt wel duwen om te voelen naar structuren (niet enkel wrijven). Let op pijn:
druk en beweging. Een hogere temperatuur ergens kan je ook iets zeggen over een mogelijke
ontsteking (let op: geschoren lidmaat voelt altijd warmer aan dan niet geschoren). Let op
beweeglijkheid en mogelijks crepitatie: botcrepitatie of luchtcrepitatie (is verschillend van elkaar).
Om pijn uit te lokken bij bijvoorbeeld het straalbeen bij een paard kan je percussie gebruiken.
Bij diepe fracturen kan je via auscultatie luisteren naar mogelijkse crepitatie.
Rectaal onderzoek is handig wanneer het gaat om een bekkenfractuur bij bijvoorbeeld een BWB ➔
rund is veel te sterk bespierd om extern te kunnen voelen. Je kan rectaal zoeken naar zwellingen. Als
je tijdens het rectaal onderzoek het dier een stapje naar
voren of achter laat zetten, kan je ook crepitatie voelen.
RX maken: de kwaliteit en manier van het maken van
röntgenfoto’s is enorm verbeterd de afgelopen jaren.
Neem altijd meerdere richtingen! Beperkingen RX:
- Richtingen (niet altijd te zien bij bepaalde
richting van een foto, zoals bij dat paard
hierboven)
- Demineralisatie: zie je pas bij 30-60% verlies van
mineralen voordat je dit kan zien op RX, je ziet
dit dus pas relatief laat
- Zelfde met nieuwbeenvorming
Hiernaast zie je bijvoorbeeld een mandibula fractuur, maar je ziet niet goed hoe de fractuur loopt.
Vaak wordt een CT gemaakt als oplossing. Tegenwoordig kan je ook rechtstaande CT’s maken,
waarbij niet altijd anesthesie nodig is. Zo hoef je een paard met mankheidsproblemen niet te takelen
aan zijn benen en bij de recovery meer kans te laten lopen op het verergeren van de problemen.
Nog andere onderzoeksmethoden zijn: scintigrafie (zien waar het bot metabool actief is), MRI, echo
(oppervlak bot beoordelen, ook handig wanneer de spiermassa bij een dier te groot is voor een RX),
thermografie, bloedonderzoek en biopsie.
, Fracturen
Een fractuur is een partiële of totale onderbreking van de continuïteit van
beenweefsel. Predisponerende factoren voor het oplopen van een breuk:
demineralisatie (verzwakt been) ➔ kan komen door hoge leeftijd, hormonale
veranderingen, dracht, lactatie, algemene inactiviteit of algemene
skeletaandoeningen (osteodystrofie, osteogenesis imperfecta) = algemeen.
Lokale oorzaken bij 1 lidmaat of bot: onvoldoende belasting van het lidmaat
(denk aan een gegipst been), fixatie met 2 platen bij een breuk (ook een soort
gipsen, geen krachten meer op het bot = ook demineralisatie en dus
verzwakking, MAAR dus pas op het moment van verwijderen van de platen =
dan langzaam steeds meer belasten, anders dus weer kans op breuk!) of lokale
pathologische processen zoals tumoren, cysten of osteomyelitis.
Foto: demineralisatie en secundaire (pathologische) fractuur. Bij de gele pijlen zie je een
bottumor die later tot een fractuur heeft geleid.
Er is altijd traumatische kracht nodig voor een botbreuk. Het plaats van het trauma zal niet
altijd overeenkomen met de plaats van de breuk: hiernaast zie je dat bij een slag op een
spier er ter hoogte van de groeiplaat een breuk zal ontstaan.
Hiernaast zie je hoe de hardheid van bot van laag naar hoog naar
laag gaat. De elasticiteit van bot zal alsmaar afnemen als het dier
ouder wordt.
Classificatie van fracturen
Lokalisatie: welk been en waar in het been?
Foto links: je ziet duidelijk een brede zwarte band
lopen = trachea vol met lucht. Je kan een gewricht
het beste beoordelen als je deze laat overlapppen
met lucht = meest duidelijke beeld. We kijken naar
het schoudergewricht. Het tuberculum
supraglenoidale is naar beneden verschoven (erg
lastig om te zien). Dit is gekomen door de
aanhechting van de biceps.
Foto midden: elleboog. De humerus is gebroken.
De laterale condyl is gebroken (dier is zelf
mediaal).
Foto rechts: hierbij zijn zowel radius als ulna gebroken
ter hoogte van het distale derde van de diafyse.
Volgorde van locatie in bot: epifyse, groeiplaat,
metafyse en diafyse. De epifyse en diafyse zijn vaak
apart gevasculariseerd. De femurkop heeft geen
aparte vascularisatie in de epifyse (uitzondering); deze
komt vanuit het andere bloedvat tot in de epifyse (is
dus gedeeld). Dit is omdat de femurkop natuurlijk in het acetabulum zit.
Bij een breuk zal daarom de epifyse vaak afsterven, omdat deze niet zijn
eigen bloedtoevoer heeft.
,De groeiplaat bestaat uit germinale, levende kraakbeencellen die zorgen voor groei en
differentiatie naar hypertrofische kraakbeencellen. Deze zullen later gaan mineraliseren en
zo bot vormen. Deze germinale laag is enorm kwetsbaar.
Een fractuur kan intra- of extra articulair zijn. Soms kan het ook gaan om meerdere
gewrichten. Bij een intra-articulaire breuk hebben we dubbele schade: zowel bot als
gewricht is dan aangetast. Dit heeft een veel grotere impact dan een extra-articulaire
breuk.
Foto hiernaast: dit is een intra-articulaire breuk van het femotopatellair gewricht.
Configuratie van fractuur = vorm van de fractuur
We hebben het hier over nog eenvoudige fracturen met 2 of 3
fragmenten. Bot 1 en 2 is wanneer je vanaf de zijkant wordt
aangereden bijvoorbeeld. Je ziet aan de pijlen hoe het bot zal gaan
buigen en als gevolg welke breuk er ontstaat. De cortex van de
niet-aangereden kant zal openscheuren en aan de kant van de
aanrijding zien we twee fractuurlijnen die zorgen voor een butterfly
fragment (driehoekje). Dit fragment zit dus aan de kant van de
aanrijding. De grootte van zo’n fragment is variabel en afhankelijk
van de mate van kinetische energie die opstapelt in het bot door de
kracht van de aanrijding. Als op het moment van aanrijden er veel
gesteund wordt op het bot = grotere fractuur dan bij weinig
steunen.
Bot 3: dit is een torsie, een spiraalvormige
fractuur die loopt over een grote lengte
van de diafyse.
Bot 4: compressiefractuur, kort en schuin.
Bot 5: breuk door grote trekkracht (vaak bij
patella zo door aanhechting van spieren en
pezen).
Vaak zien we combinaties van deze 5 opties.
Op de figuur hiernaast kan je goed zien in welke dimensies een breuk kan lopen. Een longitudinale
fractuur loopt volgens de lengterichting van het bot. Frontaal is van links naar rechts ten op zichte
van het dier (zie de vlakken door de persoon heen). Saggitaal is ookwel dorso-ventraal, frontaal is
lateromediaal.
Een complexe fractuur is een fractuur waarbij mega veel
energie in het bot zat: denk aan een paard in volle galop die
knalt op iets op de grond. Het bot gaat met zo veel kracht
haast exploderen.
Totale en partiële (onvolledige) fracturen
Links zie je een distale, dwarse volledige fractuur. De
rechterfoto ziet er redelijk normaal uit, maar het paard is
acuut mank. Je kan ter hoogte van de paarse pijl zien dat er
twee kleine lijntjes lopen. Het kan zijn dat dit een fissuur is en
je dus twee keer dezelfde breuk ziet. Dat is afhankelijk van de
hoek van de foto die je neemt.
Een onvolledige fractuur loopt altijd risico tot het vormen van een volledige fractuur.
, Fissuren zijn erg tricky: het zijn superfijne lijntjes. Een oudere
fissuur kan al meer meer demineraliseren aan de randen en
dan is het veel duidelijker. Je kan altijd een CT maken.
Subchondraal bottrauma: dit is een geleidelijke stressfractuur
door hoge belasting. Je ziet opklaringen onder het
gewrichtsoppervlak. Dit zijn eigenlijk een soort beginstadia van
fissuren (links bij zwarte pijl en groene pijlen).
Fragmentatie
Fragmentatie van bot kan voorkomen bij enkelvoudige,
meervoudige en verbrijzelde fracturen.
Links: enkelvoudige fractuur kootbeen, longitudinaal
verloop. Het is intra-articulair aan twee gewrichten. Kogel-
EN kroongewricht.
Midden: tibia fractuur in de diafyse met een butterfly
fragment lateraal en een dwarse fractuur. Ook een fibula
breuk.
Rechts: complexe (verbrijzelde) mid-diafysaire fractuur van
de radius van een rund.
Open of gesloten fractuur
Een open fractuur wil zeggen dat er verbinding is tussen de fractuurhaard en de huidwond. Bij een
open fractuur heb je altijd contaminatie van weefsels rond het bot en eventueel het bot zelf ➔
zware infectie als je niet gaat ontsmetten. Soms kan je niet op het eerste oog zien dat een fractuur
open is.
Let op: blaas/rectum wordt ook als buitenwereld gezien, hierbij is het natuurlijk lastiger te
constateren.
Stabiel of verplaatst
Een fragment kan op zijn plaats blijven, of niet. Hierbij is er
altijd sprake van een totale fractuur. Spiercontracties
kunnen meespelen in het wegtrekken van botfragmenten als
hier bijvoorbeeld pezen op aanhechten. Spieren gaan vaak
reflexmatig compenseren bij een fractuur om nog tonus te
houden: daarom moet je heel veel kracht gebruiken om een
fractuur weer op zijn plaats te krijgen.
Wanneer zien we geen verplaatsing: fissuren of
subperiostale totale fracturen. Superiostale totale fracturen zien we bij jonge dieren. Bij hen is het
periost enorm sterk. Het bot kan dus wel gebroken zijn, maar het periost is nog intact. Gelukkig is dit
weinig instabiel.
Specifieke fracturen
Schilferfractuur
Een schilferfractuur is een fractuur die niet voor verlies van stabiliteit zorgt. Het been is nog perfect
functioneel, er is alleen een kleine schilfer vanaf gebroken. Echter is intra- of extra-articulair alsnog
van belang. Als het in het gewricht is, kan het wel degelijk voor irritatie en ontsteking zorgen en dus
klachten. Mocht een fragment eruit moeten worden gehaald, wordt vaak CT gemaakt om de positie
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through EFT, credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying this summary from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller koetjesUA. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy this summary for R98,50. You're not tied to anything after your purchase.