100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting TMS Radiologie thema 3.12 R276,65   Add to cart

Summary

Samenvatting TMS Radiologie thema 3.12

1 review
 101 views  12 purchases
  • Course
  • Institution

Volledig uitgewerkte samenvatting met alle belangrijke les/toetsstof die je moet kennen. Op een duidelijke en overzichtelijke manier uitgewerkt.

Preview 4 out of 42  pages

  • August 7, 2023
  • 42
  • 2022/2023
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: sihemmm_ • 8 months ago

avatar-seller
Radiologie


Beschrijf de eigenschappen van elektromagnetische (ioniserende) straling
Kenmerken EM-straling:

• Vorm van energie
• Ontstaat bij fysische processen met elektrisch geladen deeltjes
• Heeft een golflengte (foton= kleine energiepakketjes of deeltjes waaruit een lichtstraal
• bestaat) en bepaalde frequentie (trillingen per seconde)
• Gaat met lichtsnelheid door vacuüm en lucht (geen medium nodig waarin hij zich beweegt)
• Kan door materie worden geabsorbeerd en kan door materie heen gaan (In hoeverre is
• afhankelijk van de frequentie van de straling en eigenschappen materie)
• Onzichtbaar voor ons oog
• Energie is afhankelijk van de frequentie

Röntgenstraling is elektromagnetische straling met een hele kleine golflengte. Het gevaar is dat er
cel mutaties kunnen ontstaan door het ioniserende effect. Ioniserende straling heeft voldoende
energie om elektronen uit atomen te verwijderen: bij dit proces (ionisatie) blijven elektrische
geladen deeltjes (ionen) achter op atoomniveau.

Niet-ioniserende straling zoals radiogolven, zichtbaar licht of ultraviolette straling, bevat
onvoldoende energie om een ionisatieproces op gang te brengen. Kan wel schadelijk zijn,
bijvoorbeeld Uv-straling is wel schadelijk voor de huid.




Beschrijf de wisselwerking van röntgenstraling met lichaamsweefsel in termen als absorptie,
verzwakking, transmissie en verstrooiing
Als de röntgenstraling het menselijk lichaam binnen dringt kunnen er 3 dingen gebeuren:

1. Transmissie (B & E) (afhankelijk van doordringend vermogen straling): De fotonen hebben
geen reactie met elektronen in het lichaam en gaan in een rechte lijn door het lichaam heen
(deze doorgelaten straling is ook van belang voor de foto). Transmissieverhouding moet
hoog zijn en geabsorbeerd laag → dit is goed voor de patiënt.

, 2. Verstrooiing (C): Het foton ‘botst’ tegen het elektron en verandert van richting. Door het
botsen verliest het foton een deel van zijn energie doordat een deel van de energie wordt
afgegeven aan het elektron tijdens de botsing. Ze wijken af van hun oorspronkelijk richting.
Fotonen die in allerlei richtingen verstrooid worden, maken de foto wazig. Strooistraling is
niet beeldvormend maar treedt uit de patiënt in verschillende richtingen.
3. Absorptie (A): De foton wordt door een elektron geheel geabsorbeerd en is dus verdwenen.
Botten absorberen meer röntgenstraling dan zachte weefsels die vooral uit water bestaan.

Door absorptie en verstrooiing vermindert de intensiteit van de bundel → afzwakking.

De mate van verzwakking of absorptie van röntgenstraling in het menselijk lichaam is afhankelijk van
soortelijke massa, atoomnummer en dikte. Bij intra orale opnamen hebben we te maken met
bijvoorbeeld verschil in absorptie door de glazuurkap, dentine en de pulpa.




Elektronen → treffen anode → remstraling & karakteristieke straling.

Meeste straling gaat via het buisvenster in de richting van de tubus. Een deel wordt andere
richtingen uitgestraald → ongewenste lekstraling. In de praktijk streeft men naar een lage
intreedosis en een hoge transmissieverhouding zodat de patiënt weinig straling absorbeert.



Beschrijf de bouw en werking van een röntgenbuis
Het röntgentoestel bevindt zich in een glazenbuis waar grote onderdruk heerst: vacuümbuis. Daar
bevinden zich 2 elektroden (polen) onder elektrische hoge spanning:

1. Kathode (=negatief geladen, overschot aan elektronen).
2. Anode (=positief geladen, tekort aan elektronen). De anode wordt ook wel Focus genoemd,
maar eigenlijk is het Focus slechts een klein gebiedje van de hele anodeschijf.

Stappen:

1. De generator van een röntgenapparaat zet een gloeispanning op een spiraal die zich in de
kathode bevindt.

, 2. De gloeispiraal wordt o.i.v. de groeistroom (=elektrische stroom) heet en produceert
elektronen.
3. Door het gemaakte spanningsverschil tussen de anode en kathode (=buisspanning in kV)
zullen deze elektronen naar de positieve geladen anode (=focus/trefplaat) schieten.
4. De negatief geladen elektronen die aan de kathode zijde vrijkomen worden door het
potentiaal-verschil (uitgedrukt in kV) aangetrokken door de positief geladen anode.
5. De beweging van elektronen van kathode naar de anode noemen we buisstroom, uitgedrukt
in milliampère (A).
6. Als de elektronen de anode treffen, wordt röntgenstraling opgewerkt en uitgezonden. De
buisspanning wordt uitgedrukt in kilovolt (Kv) en de buisstroom wordt uitgedrukt in
miliampere (mA)

Er is een groot spanningsverschil tussen de kathode en anode (=buisspanning in kV), hierdoor gaat
een elektronenstroom tussen de kathode en anode lopen. De elektronen botsen tegen een plaatje
(plaatje van wolfraam, hoog smelttemperatuur) dat op de anode is bevestigd → hierdoor ontstaan
röntgenstralen (1%) en warmte (99%). Meer kV betekent meer aantrekkingskracht dus meer straling.
kV waarde bepaalt dus de aantrekkingskracht en dus het doordringend vermogen van de straling. De
straling zal alleen door de diafragmaopening de buis kunnen verlaten en een aluminium filter zorgt
ervoor dat een deel van de schadelijke laag energetische straling wordt tegengehouden. Filter (AL):
De röntgenstraling die uit de anode komt bevat relatief veel straling die vooral in de eerste mm van
de huid wordt geabsorbeerd. Een filter houdt de straling met een langere golflengte tegen, zodat
vooral de goede straling er doorheen komt en de slechte (schadelijk) + niet effectieve straling
achterblijft. Verder zorgt het ervoor dat de straling minder wordt (30%). Nadeel: je moet langer
stralen want er wordt een hoop tegen gehouden, of de spanning verhogen. Ook komt alleen de
goede harde straling door de tubus en dat lijdt tot afname van resorptie (absorptie) verschillen




De hoeveelheid gevormde elektronen is afhankelijk van de gloeistroom; gloeistroom bepaald
buisstroomsterkte (mA) → verhit tot ruim 2000 graden. Hoe groter de gloeistroom, des te meer
straling wordt gevormd (de gloeispiraal zend elektronen uit (emitteren). Als de katode meer gaat
gloeien dan wordt de buisstroom dus groter. De totale stralingsintensiteit neemt toe maar de
kwaliteit blijft hetzelfde. Metafoor: het hagelt bijv. meer hagelstenen maar de hagelstenen zijn niet
groter. Zowel een toename van de stroom (het aantal mA) als een toename van de opnametijd (het
aantal s) resulteert in een toename van het mAs-getal. → Buisstroom (mA) meestal vastgesteld door
fabrikant

Als de buisspanning (kV-waarde) hoger wordt, wordt de aantrekkingskracht van de anode groter
(zeer sterk) en zal de buisstroom (mA) dus toenemen. Elektronen springen hoger, meer en harder

, door de hoge spanning. Het aantal geproduceerde fotonen per tijdseenheid neemt toe, dus neemt
de totale intensiteit van de röntgenstraling toe. Een grotere intensiteit betekent dat er meer straling
(mA) per seconde de beeldplaat bereikt. Daarnaast wordt de kinetische energie (beweging) van de
elektronen in de buisstroom hoger. De fotonen die die elektronen in de anode produceren, hebben
dan ook een hogere energie. De kwaliteit van de straling neemt dus ook toe.

Het spanningsverschil (kV) tussen anode en kathode zorgt ervoor dat de uitgezonden elektronen
versneld naar de anode bewegen. Bij afremming in de anode wordt de bewegingsenergie van de
elektronen omgezet in heel veel (ruim 99%) warmte en röntgenstraling. De maximale energie (E-
max) van de opgewekte röntgenstraling is gelijk aan de maximale bewegingsenergie van de
elektronen.
➢ Omdat de energieën van de elektronen op het moment van afremmen verschillend zijn en
omdat zij niet allemaal even sterk worden afgeremd, hebben de ontstane fotonen (een vorm
van energie) verschillende energieën. Röntgenstraling uit een röntgenbuis bestaat hierdoor
steeds uit een mengsel van verschillende fotonenergieën. De opgewekte röntgenstraling kan
door de schuine stand van de focus op de anodeschijf (anodehoek) in de richting van het
buisvenster worden geleid.

Hoe meer de spanningsvorm de vorm van een
gelijkspanning benadert des te harder is het stralenmengsel
die uit de buis komt → bij overgang naar apparaten die een
andere spanningsvorm heeft, moet de belasting aangepast
moet worden. Een hardere kwaliteit betekent dat er meer
energierijkere (hogere energie) straling uit de buis komt.
Verhoging van buisspanning heeft tot gevolg dat de
gemiddelde energie van de röntgenbundel bij een hogere
buisspanning hoger is. Een hogere buisspanning geeft ook
een toename aan intensiteit van de straling (exposie of
dosis), volgens formule: Intensiteit (I) = constante x kV^(2 à 3). Dat wil zeggen: de intensiteit van de
bundel is evenredig met minimaal de buisspanning in het kwadraat en maximaal de buisspanning tot
de derdemacht, afhankelijk van het ontwerp van het toestel en de hoogte van de ingestelde kV-
waarde.

LET OP! Verhoog ik de buisspanning dus het aantal kV, dan krijg ik dus een kwantitatieve
verandering (oftwel intensiteit, meer straling) en een kwalitatieve verandering (hoger energetisch,
meer doordringend vermogen, kortere golflengte). Verhoog ik de buisstroom (mA), dan krijg ik alleen
een kwantitatieve verandering. Dus meer straling en dus niet een kwalitatieve verandering.

Straling met een hogere energie wordt minder geabsorbeerd, dus een korte opnametijd mogelijk is.

Thermische focus : dit betekend dat de anode veel elektronen kan opnemen zonder warm
te worden. ( dit gebeurd als de focus groot is)
Geometrische focus : dit betekend dat de focus klein is maar krijg je een scherpere foto.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through EFT, credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying this summary from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Sabrinsaliii. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy this summary for R276,65. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

77764 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy summaries for 14 years now

Start selling
R276,65  12x  sold
  • (1)
  Buy now