In deze samenvatting staat alle informatie beschreven die je nodig hebt om je optimaal voor te bereiden voor de landelijke kennis basistoets Nederlandse taal. Ook bevat de samenvatting erg veel voorbeelden!
Mondelinge taalvaardigheid
- Taalverwerving
- Taalontwikkelingsfasen
- Tweede taalontwikkeling
- Communicatieve competentie
- Luisterdoelen en luisterstrategieën
- Spreekdoelen en spreekstrategieën
- Sociale taalfuncties
- Cognitieve taalfuncties
Fases in de ontwikkeling
- Pre linguale fase (0-1 jaar)
- Vroeg linguale fase (1-2,5 jaar)
- Differentiatiefase (2,5-5 jaar)
- Voltooiingsfase (vanaf 5 jaar)
Taal heeft een systeem
- Fonologie (spraakklanken)
- Morfologie (vormleer van woorden)
- Syntaxis (zinsbouw)
- Semantisch (betekenis)
- Orthografie (spelling)
- Pragmatiek (taalgebruikersregels)
, 2) Vroeg linguale fase (1-2,5 jaar)
Toename semantische en syntactische vaardigheden
- Eenwoordzin, tweewoordzin, meerwoordzin
3) Differentiatiefase (2,5-5 jaar)
Ontwikkeling morfologische en pragmatische vaardigheden
- Ontdekken van regelmatigheden in de taal
Explosieve ontwikkeling waarin verworven aspecten worden
uitgebouwd en verfijnd en nieuwe aspecten aan bod komen.
Combineren van woordkennis, volgorde > regels ontdekken.
Pragmatische vaardigheden: sociale situatie en context
(taalgebruiksregels)
Foto: pragmatische vaardigheden: contact maken met elkaar.
Ook in de differentiatiefase (2,5 – 5 jaar) een explosieve woordenschat
uitbreiding.
- Kwantitatief: verschil passief en actief
- Kwalitatief (morfologische ontwikkeling): gebruik meervoudsvormen,
verkleinwoorden, verbuiging bijvoeglijke naamwoorden en vervoeging
werkwoorden.
Verschijnselen in de differentiatiefase
- Substitutie – Mag Hester (i.p.v. Ik) ook meedoen?
- Omissie – Ik wil af de stoel! / Ik wil speeltuin toe
- Inversie – Ik poppen spelen
- Additie – Hé, mijn koekje is weg verdwenen!
- Overgeneralisatie – Ik liepte
- Overextensie - Dit benoemen heeft een belangrijke functie. Zo zullen
kinderen in het begin alle oudere heren ‘opa’ kunnen noemen en alle
viervoeters ‘koe’. Dit wordt ‘Overextensie’ genoemd. Winkelmandje – auto
- Onderextensie kan ook voorkomen. In dit geval wil het kind bijvoorbeeld
alleen de eigen beer als ‘beer’ benoemen
4) Voltooiingsfase (5 – 9 jaar)
- Steeds complexere zinnen
- Verder morfologische ontwikkeling (onregelmatige vormen)
- Pragmatische ontwikkeling (taalgebruik)
- Taalbewustzijn
- Geletterdheid (beginnende geletterdheid in groep 1/2)
Mondelinge taalvaardigheid kleuters
1. Interactie
o Luisteren, spreken, gespreksvaardigheid
2. Verhalen
o Opbouw, plot, identificatie, uitbreiding leefwereld
3. Woordenschat
o Actief en passief
4. Taalbewustzijn
o Fonologisch en fonemisch bewustzijn
Wat is taal?
1. Taal heeft een functie
2. Taal heeft een betekenis
3. Taal heeft een systeem
1) Functies van taal
Taal heeft drie functies:
1. Een communicatieve functie/ sociale functie
2. Een conceptualiserende functie (middel om greep te krijgen op de
werkelijkheid)
3. Een expressieve functie
Sociale taalfuncties (functie 1)
- Zelfhandhaving
- Zelfsturing
- Sturing van anderen
- Structurering van het gesprek
Deze functies verwijzen naar de communicatieve/ sociale functie van taal.
2
, Cognitieve taalfuncties (functie 2)
- Rapporteren
- Redeneren
- Projecteren
Deze functies verwijzen naar de conceptualiserende functie van taal.
Taal als communicatiemiddel (functie 3)
2) Betekenis van taal
Semantiek: taal gaat ergens over, heeft een betekenis, verwijst naar iets in de
werkelijkheid.
Dit kan best ingewikkeld zijn:
- Verschillende zinsbouw > verschillende betekenis
- Woorden met een afhankelijke betekenis
- Synoniemen
- Polysemie
- Homoniemen, homofonen, homografen
- Hoe verwijzen woorden naar de werkelijkheid? Dat is niet bij alle woorden
even duidelijk
Definities
Synoniemen: woorden die (ongeveer) dezelfde betekenis hebben, maar andere
klanken.
- Bijvoorbeeld: fiets, rijwiel
Polysemie: deze term verwijst naar het feit dat hetzelfde woord in verschillende
contexten kan leiden tot een verschil in betekenis: het verwijst nog wel naar
dezelfde algemene betekenis, maar geeft er toch een andere nuance aan.
- Bijvoorbeeld: blad
Homoniemen: woorden die dezelfde klank hebben en dezelfde schriftelijke
weergave, maar een geheel andere betekenis (zelfde woordsoort).
- Bijvoorbeeld: bank
Homofonen: woorden die hetzelfde klinken maar een verschillende betekenis
hebben, en ook verschillend gespeld worden en tot verschillende woordsoorten
behoren.
- Bijvoorbeeld: Eis, ijs
Homografen: woorden die op dezelfde manier gespeld worden, maar waarbij de
klemtoon onderscheidend is voor de betekenis. De uitspraak van het woord
bepaalt de betekenis van het woord. Soms spreek je woorden die je leest
verkeerd uit waardoor zo’n woord helemaal geen betekenis heeft.
2
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through EFT, credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying this summary from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller noavdhorst. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy this summary for R110,86. You're not tied to anything after your purchase.