Dit is een samenvatting voor onderzoeksmethodologie, waarbij de literatuur uit het boek Research Methods in Social Relations, kennisclips, overige artikelen en college aantekeningen zijn samengevat in 1 document.
Wetenschap is de systematische manier waarop we proberen de complexiteit van de
wereld om ons heen te begrijpen, te beschrijven en te verklaren. Het streven naar deze
begripvolle benadering heeft geleid tot diverse wetenschapsfilosofische stromingen die
zich richten op de aard van kennis en de methoden waarmee we deze vergaren.
Metafysica is een tak van de filosofie die zich bezighoudt met het nadenken over de
diepere aard van de werkelijkheid. In plaats van zich te beperken tot wat we direct
kunnen zien of meten, probeert metafysica antwoorden te vinden op grote vragen over
het bestaan en de structuur van de realiteit. Het gaat dus verder dan wat we
wetenschappelijk kunnen onderzoeken en testen, omdat het zich richt op abstractere en
meer fundamentele aspecten van ons bestaan. Het is echter belangrijk om op te merken
dat deze benadering niet toetsbaar is, en dus niet leidt tot empirisch verifieerbare
conclusies.
Een meer empirische benadering wordt gevonden in het prepositivisme, dat zich richt op
het beschrijven van fenomenen zonder noodzakelijkerwijs verder te gaan dan observatie
en registratie en te streven naar verklarende theorieën. Ze vertrouwen op logica en
redenering om kennis te vergaren en gebruiken argumenten en filosofie om hun ideeën te
onderbouwen, zonder de noodzaak van volledige meetbaarheid te benadrukken.
Het positivisme is voortgekomen uit het prepositivisme en benadrukt dat de sociale
wereld op dezelfde manier als de natuurwetenschappen kan worden bestudeerd. Deze
stroming legt de nadruk op het ontdekken van wetten, vergelijkbaar met de manier
waarop zwaartekracht ooit in de natuurwetenschappen is ontdekt. Hierbij wordt gestreefd
naar het voorspellen en beheersen van fenomenen door het formuleren van algemene
causale wetten.
Echter, na verloop van tijd ontstond het post-positivisme, dat zich ontwikkelde uit
teleurstellingen met het strikte positivistische paradigma. Het post-positivisme erkent de
diversiteit onder individuen en concludeert dat causale wetten moeilijk toepasbaar zijn op
menselijk gedrag. In plaats daarvan stelt het dat er overlappende waarheden zijn en dat
het begrijpen van deze overlappen cruciaal is.
Het constructivisme, als reactie op het positivisme, verwerpt het idee van het nastreven
van causale verbanden als misleidend. Het bekritiseert het idee dat mensen zich altijd
volgens voorspelbare patronen gedragen en dat wetenschap dit volledig kan vastleggen.
Het benadrukt de subjectieve ervaring van individuen en legt de focus op voorspellen en
controle als beperkte doelen van wetenschappelijk onderzoek. Constructivisten pleiten
voor een benadering waarin het perspectief van de deelnemers centraal staat, waarbij
theorievorming voortkomt uit de ervaringen en opvattingen van de participanten zelf en
het verzamelen van data.
De evolutie van wetenschapsfilosofie heeft ook invloed gehad op
onderzoeksmethodologieën. Kwantitatief onderzoek, geworteld in het positivisme, erkent
nu de mogelijkheid van meerdere waarheden. Aan de andere kant omarmt kwalitatief
onderzoek, geïnspireerd door het constructivisme, het idee dat het begrijpen van
complexiteit niet kan worden teruggebracht tot enkel causale verbanden.
De moderne benadering, als een mengeling van positivisme en constructivisme, erkent
de waarde van zowel kwantitatief als kwalitatief onderzoek. Het houdt rekening met
situationele factoren, diverse perspectieven, toepasbaarheid in de echte wereld, de
invloed van de onderzoeker op de resultaten en respect voor de onderzoeksdeelnemers.
Deze integratieve benadering vormt een brug tussen rigoureus empirisch onderzoek en
het begrip van de complexiteit van menselijke ervaringen. Deze moderne benadering
,omvat diverse elementen die de complexiteit van de menselijke ervaring en de
beperkingen van strikt positivistisch denken erkennen.
Rekening houden met situationele factoren: Moderne wetenschappers begrijpen
dat de context waarin onderzoek plaatsvindt van cruciaal belang is. Situationele
factoren, zoals culturele achtergrond, historische context, en sociale
omstandigheden, worden serieus genomen omdat ze van invloed kunnen zijn op
de resultaten en interpretaties van onderzoek.
Waardering voor diverse perspectieven: In lijn met constructivistische ideeën
erkent de moderne blik de waarde van diverse perspectieven. Wetenschappers
begrijpen dat er niet één enkele waarheid is, maar eerder verschillende manieren
om naar een fenomeen te kijken. Het omarmen van diverse perspectieven verrijkt
het begrip en draagt bij aan een meer holistische benadering van onderzoek.
Toepasbaarheid in de echte wereld: Moderne wetenschappers streven naar
onderzoek dat daadwerkelijk relevant is voor de praktijk en de echte wereld.
Theorieën en bevindingen moeten nuttig zijn en een positieve impact hebben op
de samenleving. Dit sluit aan bij de post-positivistische nadruk op de praktische
toepasbaarheid van onderzoek.
Effect van de onderzoeker: Anders dan het positivisme, waarbij onderzoekers vaak
worden beschouwd als neutrale waarnemers, begrijpt de moderne benadering dat
onderzoekers een rol spelen in het onderzoeksproces. Onderzoekers kunnen
bewust of onbewust invloed uitoefenen op de resultaten, en dit moet worden
erkend en beheerd om de integriteit van het onderzoek te waarborgen.
Respect voor onderzoek deelnemers: De moderne blik benadrukt ook het belang
van ethiek en respect voor degenen die deelnemen aan onderzoek. Dit omvat het
waarborgen van de privacy, toestemming van de deelnemers, en het verminderen
van potentieel schadelijke effecten van onderzoek.
Al deze elementen samen vormen een hedendaagse benadering van wetenschap die de
complexiteit van de wereld omarmt en tracht een gebalanceerd evenwicht te vinden
tussen objectiviteit en subjectiviteit, universaliteit en diversiteit, theorie en praktijk. Deze
moderne blik op wetenschap is gericht op het leveren van waardevolle inzichten die niet
alleen de kennis vergroten, maar ook de samenleving en individuen ten goede komen.
Het covariatieprincipe verwijst naar het idee dat mensen geneigd zijn causaliteit af te
leiden wanneer ze een consistente relatie waarnemen tussen twee variabelen. Het is
echter belangrijk op te merken dat het covariatieprincipe op zichzelf niet voldoende is om
een causale relatie tussen twee variabelen vast te stellen.
Het vergelijken van de sociale wetenschappen met andere manieren van kennisvergaring,
zoals de natuurwetenschappen en het dagelijks leven, werpt een interessant licht op de
complexiteit van het begrijpen van menselijk gedrag en de uitdagingen waarmee sociale
wetenschappers worden geconfronteerd. In de wereld van kennisvergaring in de sociale
wetenschappen kunnen we dus twee bekende kapstokken hanteren: de vergelijking met
de natuurwetenschappen en het dagelijks leven.
Hoewel er overeenkomsten zijn in de logica tussen natuur- en sociale wetenschappen, is
er een duidelijk verschil in de aard van het onderzoeksobject. Terwijl
natuurwetenschappers objecten bestuderen, bevinden sociale wetenschappers zich in
een actievere rol door mensen te onderzoeken. In de sociale wetenschappen gaat het om
mensen, subjecten met bewuste gedachten en emoties, in tegenstelling tot objecten in
de natuurwetenschappen. Dit maakt het onderzoek in de sociale wetenschappen
complexer, omdat het rekening moet houden met de menselijke subjectiviteit en de
variabiliteit in gedrag. Desondanks streven beide disciplines naar het begrijpen en
onderzoeken van bepaalde fenomenen. In de sociale wetenschappen worden complexe
situaties onder de loep genomen, en daarbij komt vaak de noodzaak tot nadenken over
sociale en ethische waarden om de hoek kijken. Het onderzoeksproces verschilt
aanzienlijk van dat in de natuurwetenschappen, met resultaten die vaak meer
maatschappelijke ophef veroorzaken. Dit komt doordat mensen al gevormde meningen
hebben over menselijk gedrag, wat leidt tot emotionele reacties en negatieve percepties
,van sociale wetenschappen. Het ogenschijnlijk 'gewone' karakter van het stellen van
vragen via vragenlijsten draagt bij aan het feit dat sociale wetenschappen soms niet
dezelfde waardering genieten als hun natuurwetenschappelijke tegenhanger.
Aan de andere kant delen de sociale wetenschappen vergelijkbare doelen met het
dagelijks leven, namelijk het begrijpen van menselijk gedrag. In het dagelijks leven
proberen we allemaal ideeën op te doen en gedrag te verklaren, zonder
noodzakelijkerwijs een wetenschappelijk doel na te streven. Hier komt de cyclus van
waarnemen, ideeën opdoen, proberen, resultaten behalen en evalueren naar voren, zoals
beschreven door De Groot (1994). Bijvoorbeeld, als iemand iets verkeerds heeft gegeten
en zich daar niet goed door voelt, zal die persoon deze ervaring vermijden en zo de
cyclus doorlopen.
Wat de sociale wetenschappen anders maken dan zowel de natuurwetenschappen als ons
dagelijks leven, is dat ze vaak te maken hebben met veel discussie en problemen.
Onderzoek naar menselijk gedrag trekt namelijk vaak veel aandacht, zowel van het
publiek als van de media. Dit komt omdat mensen van nature nieuwsgierig zijn naar
zichzelf en anderen, en de resultaten van sociaal onderzoek kunnen vaak persoonlijke
betekenis hebben voor individuen. Ook richten sociale wetenschappen zich vaak op
onderwerpen die direct relevant zijn voor de maatschappij, individuen en groepen.
Onderwerpen zoals criminaliteit, politiek gedrag, gezondheid, onderwijs en sociaal
onrecht hebben diepgaande implicaties voor de samenleving en kunnen daarom politiek
of persoonlijk gevoelig zijn. Het publiek van de sociale wetenschappen heeft dus vaak
persoonlijke ervaringen met de onderwerpen die in de sociale wetenschappen worden
bestudeerd. Dit kan leiden tot sterke emotionele reacties en persoonlijke overtuigingen
die de interpretatie van onderzoeksresultaten kunnen beïnvloeden. Sociale
wetenschappers lopen dus vaak het risico om negatieve reacties uit te lokken. Vooral als
hun onderzoekresultaten oplevert die tegen de gangbare opvattingen in gaan.
Een naïeve hypothese verwijst doorgaans naar een eenvoudige hypothese die gebaseerd
is op gezond verstand. Het houdt mogelijk geen rekening met alle relevante factoren,
complexiteiten of nuances die betrokken zijn bij een onderzoeksvraag.
Zowel in het alledaagse leven als in wetenschappelijk onderzoek maken we gebruik van
verschillende hulpbronnen om te bepalen of onze ideeën juist zijn. Hulpbronnen voor deze
naïeve hypothesen zijn de middelen en methoden die mensen gebruiken om hun
denkbeelden en aannames over de wereld te vormen en te ondersteunen. Hier zijn enkele
van deze hulpbronnen en de valkuilen die ze met zich mee kunnen brengen:
1. Logische analyse: Hierbij redeneren mensen aan de hand van stellingen om tot
conclusies te komen. Ze vertrouwen vaak op logische analyse om hun hypotheses
te vormen. In dagelijkse situaties en in de wetenschap maken we vaak gebruik van
deze methode. Echter, logisch redeneren blijkt vaak uitdagend en kan leiden tot
inconsistenties en bevooroordeelde resultaten. Dit kan de vorm aannemen van
syllogismen, waarbij redeneringen worden gebruikt om conclusies te trekken.
Bijvoorbeeld: (1) als een kind speelgoed heeft is het gelukkig, (2) als een kind
gelukkig is heeft het weinig snoeplust Als een kind speelgoed heeft, heeft het
weinig snoeplust. Mensen hebben de neiging om informatie te zoeken die hun
bestaande overtuigingen bevestigt, waardoor de objectiviteit van logische analyse
soms in het geding komt.
2. Autoriteit: Het raadplegen van een expert als we iets niet weten is een andere
veelgebruikte bron voor het vormen van hypothesen. Dit kan variëren van leraren
tot therapeuten. Toch schuilt hier het gevaar dat niet alle zogenaamde experts ook
daadwerkelijk over voldoende kennis beschikken. Daarnaast kunnen experts
onderling van mening verschillen, dragen ze persoonlijke normen en waarden met
zich mee, en zijn ze mogelijk niet altijd volledig onafhankelijk.
3. Consensus: Het afstemmen met gelijken, of peers, om te bepalen wat waar is, is
een andere benadering. Bijvoorbeeld, als je een moeder bent, kun je overleggen
met andere moeders om meningen af te stemmen. Echter dit kan leiden tot
groepsdenken, waarbij mensen streven naar harmonie in de groep in plaats van
, kritisch te denken. Ook kan de consensus gebaseerd zijn op dezelfde vooroordelen
en fouten als de individuen in de groep. Dit fenomeen brengt dezelfde gevaren
met zich mee als blindelings vertrouwen op autoriteit.
4. Observatie: Dit helpt ons om in zowel alledaagse situaties als in wetenschappelijk
onderzoek ideeën te toetsen aan de werkelijkheid. Desondanks zijn er valkuilen,
zoals het feit dat hetgeen wat je wilt beschrijven (het construct) mogelijk anders
wordt geïnterpreteerd dan in de wetenschappelijke literatuur. Bovendien kunnen
observaties gebaseerd zijn op een selecte groep mensen of situaties, wat niet
altijd representatief is voor de bredere realiteit, waardoor de resultaten niet goed
te generaliseren zijn.
5. Eerdere ervaringen: Mensen gebruiken vaak hun persoonlijke ervaringen uit het
verleden als basis voor hun hypothesen. Hierbij treden vergelijkbare valkuilen op
als bij observatie, aangezien ons geheugen vaak is gevormd door onze bestaande
theorieën en hypothesen. Het geheugen is namelijk gevormd door eerdere
ervaringen, waardoor de waarneming van nieuwe gebeurtenissen kan worden
gekleurd. We hebben de neiging om informatie die overeenkomt met onze
overtuigingen beter te onthouden en te benadrukken.
In het algemeen kunnen deze bronnen voor naïeve hypothesen nuttig zijn, maar ze
dragen ook het risico van vertekening en bevooroordeeldheid met zich mee. Het is
belangrijk om bewust te zijn van deze valkuilen en om kritisch te blijven denken bij het
vormen en evalueren van hypotheses. Dit omvat het openstaan voor weerlegging van
onze overtuigingen, het raadplegen van meerdere bronnen van informatie, en het
vermijden van het selectief zoeken naar bevestiging van wat we al geloven. Het proces
van het vormen van hypothesen moet voortdurend worden verbeterd en verfijnd om te
streven naar nauwkeurigere en meer betrouwbare kennis.
Het verschil tussen informele observatie in het dagelijks leven en formele observatie in
de sociale wetenschappen ligt in de rigoureuze en systematische aanpak van de laatste.
Sociale wetenschappers zijn zich bewust van mogelijke vertekeningen en streven naar
zelfkritiek. Hun werk wordt ook kritisch beoordeeld door collega-wetenschappers, wat de
kans op bevooroordeelde resultaten verkleint. De sociale wetenschappen leggen nadruk
op zelfreflectie en een streng empirisch kader om een zo objectief mogelijk beeld van
menselijk gedrag te verkrijgen.
Een construct verwijst naar een abstract begrip of idee dat niet rechtstreeks
waarneembaar is, maar wordt gebruikt om verschillende gedragingen, eigenschappen of
fenomenen te verklaren en te begrijpen. Een operationele definitie/ observeerbare
variabele is een specifieke en duidelijke beschrijving van hoe een bepaald construct of
variabele zal worden gemeten of waargenomen in een studie. Het definieert hoe
onderzoekers van plan zijn om abstracte concepten om te zetten in meetbare en
waarneembare gegevens. Als voorbeeld kan je het construct zelfvertrouwen nemen. De
operationele definitie van dit construct is dan als volgt: Het zelfvertrouwen van individuen
kan worden gemeten aan de hand van de Rosenberg Self-Esteem Scale. Een hogere
totaalscore op deze test geeft aan dat een persoon een hoger zelfvertrouwen heeft
volgens deze meting.
De empirische cyclus in de wetenschap is een proces dat wetenschappers volgen om
kennis te vergaren en te begrijpen. Hier is een eenvoudige uitleg van elke fase:
Fase 1: Observatie
In deze eerste fase beginnen wetenschappers met het kijken naar en verzamelen van
informatie over natuurlijke fenomenen. Dit gebeurt door simpelweg te observeren en te
registreren wat er gebeurt in de wereld om hen heen. Het is belangrijk op te merken dat
er geen specifieke regels zijn voor hoe deze observatie moet plaatsvinden. De resultaten
van deze observaties helpen bij het vormen van hypotheses, oftewel ideeën over hoe de
dingen werken.
Fase 2: Inductie
In de tweede fase proberen wetenschappers algemene patronen of ideeën af te leiden uit
de specifieke observaties die ze hebben gedaan. Dit betekent dat ze vanuit specifieke
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through EFT, credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying this summary from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller scholier13584902. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy this summary for R135,83. You're not tied to anything after your purchase.