Dit bestand bevat alles om het tentamen van Inleiding Film te behalen. Een samenvatting van de stof uit de literatuur, een tijdlijn met alle belangrijke data en de kenmerken van de films uitgewerkt. Succes met leren!
Samenvatting van alle stof + colleges van inleiding film dat je nodig hebt voor het tentamen en voor de filmanalyse
Filmgeschiedenis Samenvatting Periode B
All for this textbook (8)
Written for
Universiteit Utrecht (UU)
Media en Cultuur
Inleiding Film (ME2V15002)
All documents for this subject (20)
Seller
Follow
elth
Reviews received
Content preview
Inleiding Film - tentamenvoorbereiding
Samenvatting van H1-H3, H5-H7, H9, H10, H15-H17, H19, H20, H22, H28, H29
Een overzicht van de kenmerken van alle films en een tijdlijn met alle belangrijke data.
SAMENVATTING
H1 the invention and early cinema 1880s-1904
PRECONDITIONS OF CINEMA
De vijf noodzakelijke voorwaarden voor de ontwikkeling van bewegende beelden.
1. Ten eerste moesten wetenschappers begrijpen hoe het menselijk oog beweging waarneemt. →
als een reeks licht verschillende beelden snel achter elkaar wordt geplaatst.
2. Ten tweede moest er een manier zijn om een snelle reeks beelden op een oppervlak te
projecteren.
3. Ten derde werd snelle fotografie noodzakelijk om levensechte beelden te produceren.
4. Ten vierde was het noodzakelijk dat er flexibele filmmateriaal was om snel door de camera te
gaan.
5. Ten slotte was een geschikt mechanisme met intervallen nodig voor camera's en projectoren.
Tegen de jaren 1890 was aan al deze voorwaarden voldaan, maar het was aan de uitvinders om de
elementen samen te brengen om op grote schaal bewegende beelden te creëren.
MAJOR PRECURSORS OF CINEMA
De inbreng van verschillende uitvinders die belangrijke contributies leverden aan de studie van
beweging, maar niet per se bewegende fotografische beelden uitvonden.
- In 1878 vroeg Leland Stanford fotograaf Eadweard Muybridge rennende paarden te
fotograferen om hun gangen te bestuderen. Muybridge stelde een rij van twaalf camera's op,
die bewegingsintervallen van een halve seconde vastlegden, en ontwikkelde later een lantaarn
om bewegende beelden van paarden te projecteren. Hij was echter niet de uitvinder van
bewegende beelden.
- De Franse fysioloog Étienne-Jules Marey was ook geïnteresseerd in het analyseren van
beweging en ontwikkelde een box-type camera die flexibele filmstock en een intermitterend
mechanisme gebruikte om beweging te fotograferen.
- Émile Reynaud bouwde de projecting Praxinoscope, een ronddraaiende trommel die met
behulp van spiegels en een lantaarn een korte reeks tekeningen op een scherm projecteerde. In
1889 stelde hij een grotere versie van de Praxinoscope tentoon met lange, brede stroken
handgeschilderde frames.
- Louis Le Prince maakte korte films in 1888, maar had geen flexibele celluloid om een goede
projector te ontwerpen.
THE INTERNATIONAL INVENTION PROCESS
De uitvinding van de film kan niet aan één enkele bron worden toegeschreven, maar is het resultaat
van een opeenstapeling van bijdragen uit voornamelijk de Verenigde Staten, Duitsland, Engeland en
Frankrijk.
DE KINETOSCOPE
1
,In 1888 ontwierpen Thomas Edison en zijn assistent W.K.L. Dickson machines voor het maken en
vertonen van bewegende foto's, wat resulteerde in de Kinetograph-camera en de
Kinetoscope-weergavekast (1891). Dickinson's vroege beslissingen beïnvloedden de hele
filmgeschiedenis: 35 mm filmstock met vier perforaties per beeld. Nu ze het apparaat hadden,
moesten ze nog films hebben. Ze bouwden daarom een kleine filmstudio met de naam Black Maria en
produceerden korte films met sportfiguren, vaudeville-acts, dansers en acrobaten. (→ de film met de
flexende man). Edison verhuurde de Kinetoscope aan speciale zalen waar het publiek een kwartje
betaalde om films te bekijken. De Kinetoscope werd echter al snel overschaduwd toen andere
uitvinders manieren vonden om films op een scherm te projecteren.
EUROPA
De gebroeders Skladanowsky (DE), Max en Emil, vonden het Bioscop-system uit, waarbij twee
stroken film van elk 3,5 inch breed naast elkaar werden geprojecteerd met afwisselend geprojecteerde
frames. Hadden 2 maanden voor Lumiere broers een 15 min lange vertoning in Berlijn op 1 november
1895.
De gebroeders Lumière (FR), Louis en Auguste, vonden de Cinématographe uit, een projectiesysteem
dat gebruik maakte van 35 mm film en een intermitterend mechanisme gebaseerd op dat van een
naaimachine. Dit na vraag van een tentoonsteller die in 1894 vroeg voor goedkopere short films dan
Edisons. Ze draaiden hun films met 16 beelden per seconde, in plaats van Edisons 46 beelden per
seconden, wat ongeveer twintig jaar lang de meest gebruikte snelheid was. De eerste film van de
gebroeders Lumiere was “Workers Leaving the Factory”, gefilmd in maart 1895. De eerste publieke
vertoning van hun films vond plaats in Grand Café in Parijs op 28 december 1895. Ze vertoonde een
25 minuut lang programma van ongeveer 10 films. Het was een groot succes, ze stuurde zelfs
vertoners naar het buitenland voor vertoningen.
In dezelfde periode als dat de Lumiere broers hun systeem aan het ontwikkelen waren gebeurde er
gelijke ontwikkelingen in Engeland. Fotografie materiaal uitvinder R.W. Paul werd gevraagd om meer
Kinetoscopes te bouwen na het succes van Edison’s Kinetoscope in Londen, 1894. Dit was legaal
omdat Edison de rechten nog niet had gekocht. Omdat Edison alleen film verhuurde aan mensen met
de officiële Kinetoscope van Edison moest Paul zelf films maken. In maart 1895 hadden R.W. Paul
en Birt Acres een functionerende dupe van de Edison Kinetoscope, gebaseerd op Étienne-Jules
Marey’s eerdere uitvindingen. Paul focuste zich dus op de camera waarbij Acres zich focuste op de
projectie van de films. Ze toonde enkele van zijn films aan de Royal Photographic Society (14 januari
1896), maar exploiteerde de projector en films niet systematisch zoals de broers Lumiere dat deed. De
gebroeders Lumière stuurden een vertegenwoordiger naar Londen om in februari 1896, kort na Acres'
eerste vertoning, een succesvolle exploitatie van de Cinématographe te tonen. Paul en Acres
verkochten hun apparaten in plaats van verhuren. Dit zorgde voor snellere verspreiding van de film
industrie in GB, en zorgde voor dat filmmakers en vertoners in het buitenland apparatuur konden
hebben. Waaronder George Méliès.
AMERIKA (eind 1800)
Drie groepen concurreerden om commercieel succesvolle machines op de markt te brengen. De
Latham-groep, Woodvile, Otoway en Gray Latham, ontwikkelde een camera en projector met een
eenvoudige loop om de film te ontspannen, waardoor langere films konden worden gemaakt.
Het samenwerkingsverband Jenkins-Armat, Francis en Thomas, stelde in 1895 hun
Phantoscope-projector tentoon, maar gingen daarna uit elkaar. Armat verbeterde de projector en
2
,hernoemde hem Vitascope. De Vitascope werd op de publieksmarkt gebracht als "Edison's Vitascope",
hoewel hij er niet aan had meegewerkt, maar er wel films voor fabriceerde. De Vitascope ging in 1896
in New York in première, wat het begin betekende van geprojecteerde films als een rendabele
industrie in de VS.
Herman Casler patenteerde de Mutoscope, een flip-card apparaat, in 1894. Hij richtte later samen met
de expartner van Edison: W.K.L. Dickenson de American Mutoscope Company op, die zich
concentreerde op projectie met 70 mm film die grotere, scherpere beelden opleverde. De hype rondom
film(camera) was lager, dus gingen ze zich focussen op het projectieaspect van film. In 1897 was
American Mutoscope het populairste filmbedrijf van het land.
In 1897 was de uitvinding van de cinema grotendeels voltooid. Er waren twee belangrijke manieren
om films te vertonen: peep-showapparaten voor individuele kijkers en projectiesystemen voor het
publiek. Gewoonlijk gebruikten projectoren 35mm-films met gaatjes van dezelfde vorm en, zodat de
meeste films op verschillende merken projectoren konden worden vertoond.
EARLY FILMMAKING AND EXHIBITION
CREATING A PROGRAM
De opkomst van de bioscoop in de jaren 1890 binnen de context van andere populaire
vrijetijdsactiviteiten, zoals theaters, kermissen, concerten en pretparken. Er wordt opgemerkt dat de
meeste steden theaters hadden en dat vaudeville-, burlesque- en variétévoorstellingen amusement
boden aan de middenklasse. De film was een nieuw medium dat zich naadloos in dit spectrum van
populair entertainment voegde. De vroegste films waren non-fictie, waaronder scenische en
thematische films over reizen, nieuwsfeiten en nabootsingen van actuele gebeurtenissen. Ook
fictiefilms waren belangrijk, bestaande uit korte geënsceneerde scènes, die in de beginperiode de
populairste theater attractie werden. De films waren meestal één opname, maar filmmakers maakten
soms een serie shots die als een reeks afzonderlijke films werd behandeld. Tentoonstellers hadden
veel controle over de vorm van hun programma's, waarbij scenics, topicals en fictiefilms werden
gemengd in één gevarieerd programma met muzikale begeleiding. In deze beginperiode hing de
reactie van het publiek sterk af van de kundigheid waarmee de tentoonsteller het programma
organiseerde en presenteerde. Het maken van films bleef beperkt tot Frankrijk, Engeland en de
Verenigde Staten.
FRANSE FILMINDUSTRIE
De gebroeders Lumière hadden succes met hun eerste filmvoorstellingen, maar geloofden dat film een
kortstondige rage zou zijn. Ze begonnen al snel de Cinématographe te exploiteren door operators naar
het buitenland te sturen om films te vertonen in gehuurde theaters en cafés, en door eenmalige scènes
van lokale bezienswaardigheden te produceren. Ze produceerden ook geënsceneerde, korte komische
scènes. Andere filmmakers zetten de praktijk van het gebruik van beweging en panning shots in hun
scenics en topicals voort. De gebroeders Lumière en enkele andere bedrijven maakten van de cinema
een internationaal fenomeen, maar kregen in Frankrijk een tegenslag te verwerken toen zich tijdens
een filmvertoning in 1897 een tragedie voordeed. Het gordijn vloog in de fik en dode 125 mensen.
Was slecht voor het imago van film. De snelle ontwikkeling zorgde ervoor dat lumiere film ouderwets
werden gezien. In 1895 ontstonden er meer filmproductiebedrijven in Frankrijk. Waaronder dat van
George Melies, Pathe Frères en Gaumont.
Georges Méliès was een tovenaar van de vroege cinema die fantasierijke films maakte die populair
waren in Frankrijk en daarbuiten. Hij gebruikte vaak handgekleurde decors om zijn uitgebreide
3
, mise-en-scène te verbeteren en gebruikte geavanceerde stop-motion effecten in zijn films. Ondanks
kritiek op zijn gebruik van statische theaterdecors, heeft recent onderzoek aangetoond dat hij een
meester was in het gebruik van montage om de beweging van objecten te matchen. Na 1905 ging zijn
fortuin echter langzaam achteruit doordat zijn kleine bedrijf de toenemende vraag naar films niet kon
bijbenen. Hij stopte uiteindelijk met produceren in 1912 na het maken van 510 films, en stierf in 1938
nadat hij in de snoep- en speelgoedwinkel van zijn vrouw had gewerkt. Een van zijn beroemdste
werken was A Trip to the Moon, een komisch sciencefictionverhaal over een groep wetenschappers
die naar de maan reist.
Pathé Frères was een bedrijf van Charles Pathé, een fonograaf verkoper en tentoonsteller die in 1895
een dupe van de kinetoscope van Paul en Acres bemachtigde. Hij startte het bedrijf een jaar later.
Vanaf 1901 richtte Pathe zich meer op de filmproductie in plaats van de verkoop van de fonograaf.In
1902 bouwde hij een studio en camera, wat de meest populaire camera van de 1910s zou worden. De
film gebruikten ideeën van Melies en andere amerikaanse en britse films. Het waren erg populaire
films, met 15 kopieën waren de kosten al gelijk, ze verkochten gemiddeld 350 kopieën. Ze vergroten
het bedrijf naar het buitenland waar ze naast het produceren van films en camera’s anderen
aanmoedigde om films te vertonen. Hierdoor was er nog meer vraag naar Pathé films.Het bedrijf was
het grootste filmbedrijf in de wereld.
Gaumont was de grootste concurrent van Pathé in frankrijk. Leon Gaumont verkocht net als Pathe
eerst apparatuur voor fotografie. In 1897 begon het bedrijf met het produceren van films. Meeste
gemaakt door de eerste vrouwelijke filmmaker: Alice Guy. Het bleef een klein productiebedrijf gezien
zijn interesse meer lg bij de technologische innovaties in filmapparatuur. In 1905 bouwde hij toch een
filmstudio was hem een prominentere concurrent maakte voor Pathé.
ENGELAND & THE BRIGHTON SCHOOL
De eerste filmvertoningen in Engeland begonnen in 1896. De meeste films werden vertoond in
muziekzalen of op kermissen. Actualiteiten en topicals waren populair, evenals spooktochten die de
illusie van reizen wekten. Vroege Engelse filmmakers hadden een reputatie voor fantasierijke
cinematografie met speciale effecten, waarbij Cecil Hepworth van 1905 tot 1914 de belangrijkste
Britse producent werd. Een kleine groep filmmakers in Brighton, waaronder G.A. Smith en James
Williamson, onderzocht montage en speciale effecten en beïnvloedde filmmakers in andere landen. De
Engelse film was in de begindagen van de film innovatief en internationaal populair, maar de
concurrentie van andere landen verzwakte de film na verloop van tijd.
US: COMPETITION AND THE RESURGANCE OF EDISON
De Verenigde Staten waren eind 1800 de grootste markt voor films, met meer bioscopen per capita
dan enig ander land. De eerste jaren van de bioscoop waren een nieuw tijdperk, met als voornaamste
aantrekkingskracht de verbazing over beweging en ongewone beelden op het scherm. Begin 1898
liepen de bezoekersaantallen terug en veel bioscoopexploitanten gingen failliet. De
Spaans-Amerikaanse Oorlog van 1898 en het Passion Play hielpen de industrie nieuw leven in te
blazen. Bedrijven als American Mutoscope en Biograph (AM&B, voorheen alleen AM) en Vitagraph
werden belangrijke bedrijven die artistiek innovatieve films maakten. Edisons films werden vaak
gedupliceerd, en zijn bedrijf sleepte concurrenten consequent voor de rechter wegens inbreuk op
patenten en auteursrechten. Filmmaker Edwin S. Porter werkte voor Edison en was verantwoordelijk
voor veel van de populairste films van het bedrijf. Hij wordt gecrediteerd voor het maken van de
eerste verhaal film, het uitvinden van de montage zoals wij die kennen (gebaseerd op dat van Melies)
en het gebruik van een reeks opnamen om een verhaal te vertellen. Tegen 1904 werden fictiefilms het
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through EFT, credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying this summary from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller elth. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy this summary for R225,50. You're not tied to anything after your purchase.