Aanvankelijk en technisch lezen
1. Het Leesproces
2.1 Lezen als informatieverwerking
Niveaus:
- Visueel niveau: speciale kenmerken van letters en woorden.
o Voorbeeld: stok die naar boven of onderen steekt (p, d) of herhaling van
vormen (m,w).
Visuele informatie in de vorm van losse letters en lettercombinaties. Een woord
met twee dezelfde letters. Dit niveau past vooral bij aanvankelijk lezen.
Herkennen van visuele informatie door schriftsysteem. Ons schriftsysteem is
lastig vanwege fonemen en grafemen en de niet eenduidige koppeling
daartussen.
- Morfologisch niveau: manier waarop een woord is opgebouwd. Het woord
vertrouwelijk is makkelijker te lezen als je het woord trouw, het voorvoegsel ver
en het achtervoegsel lijk kent.
- Semantisch niveau: Gaat om betekenis. Context van een woord is belangrijk.
- Syntactisch niveau: relaties tussen woorden, woordgroepen en zinnen.
Volgorde van woorden bepaalt de betekenis.
o Voorbeeld: Zo is het fijn. vs Het is zo fijn.
Gebruik van verwijswoorden ook belangrijk.
Modellen over lezen:
- Bottom-upmodel: lezer begint met waarnemen op visueel niveau. Dit klopt niet
helemaal. Bij het lezen lees je niet precies wat er staat, maar vul je woorden
woordgroepen aan op grond van je ervaring. Dit maakt het lastig om fouten
uit je eigen teksten te halen.
- Top-downmodel: leesprocessen starten op hoge informatieniveaus. Lezen is
een proces van voorspellen. Ook dit klopt niet helemaal. Onderzoek: lezers
kunnen niet heel precies de rest van de zin voorspellen.
- Interactiemodel: interactie van bottom-up en top-down. Afwisseling tussen
voorspellend lezen en woord voor woord lezen. Wisselwerking tussen visuele
informatie en kennis van taal.
- Fonologisch coherentiemodel: geeft aan hoe geheugen werkt. Verbinding
tussen knopen:
o Foneemknopen: kennis van spraakklanken
o Letterknopen: kennis van letters
o Semantische knopen: kennis van betekenis
Hoe sterker de relatie tussen letterknopen en foneemknopen, hoe sneller
kinderen woorden kunnen lezen.
2.2 Leesstrategieën
Leesstrategie: manier om tekst de decoderen.
- Elementaire leeshandeling: letter voor letter lezen. Koppeling tussen klank en
letter staat centraal.
o Van links naar rechts koppelen van fonemen en grafemen
▪ Leesrichting bepalen
▪ Visuele analyse in grafemen
▪ Koppelen van foneem aan grafeem
, ▪ Volgorde van de fonemen onthouden
o Auditieve synthese: het samenvoegen van klanken tot één woord.
o Betekenis geven
Kind moet wel zo leren lezen om inzicht te krijgen in de koppeling tussen foneem
en grafeem. Als dat is gelukt moeten er wel zo snel mogelijk andere
leesstrategieën worden aangeleerd, want hierbij ligt het leestempo erg laag
en zijn lange woorden niet geschikt.
Elementaire spellinghandeling: input het gesproken woord, output het
geschreven woord. Bij leeshandeling andersom. Schrijven is voor kinderen
concreter dan lezen, omdat ze een motorische handeling verrichten.
- Lezen met behulp van clusters en spellingpatronen: verkorting van elementaire
leeshandeling. Leerlingen herkennen lettercombinaties en lezen die in één
keer. In plaats van z/ee/p lezen ze nu z/eep.
o Cluster: combinatie van medeklinkers
o Spellingpatroon: combinatie van klinkers en medeklinkers.
Bevorderen door wisselrijtjes. (huis, muis, ruis)
- Lezen met behulp van de visuele woordvorm: directe woordherkenning.
Voordat kinderen beginnen met lezen, kunnen ze al woorden lezen (eigen
naam, letter p van parkeren enz.). Ze herkennen woorden op grond van visuele
eigenaardigheden. Ze kennen nog geen letters. Als je echt wilt beginnen met
lezen is dit geen geschikte vorm. Elk woord moet dan apart worden
aangeleerd, omdat het kind geen letterkennis heeft.
- Lezen met behulp van morfologische analyse: het in één keer lezen van een
lettergreep. Wordt vooral getraind bij technisch lezen. Bevorderen door
aandacht te besteden aan de opbouw van woorden. Verschil met clusters en
spellingspatronen is dat hier lettercombinaties worden herkend die wel
betekenis hebben.
- Lezen met behulp van context: inschakelen kennis van zinsstructuren en gebruik
van woorden en zinnen. Strategie voor begrijpend lezen. Voor technisch lezen
is de visuele woordvorm sneller en efficiënter.
2.3 Flexibel gebruik van leesstrategieën
Na ongeveer tien maanden leesonderwijs zijn kinderen in staat om strategieën door
elkaar te gebruiken.
Spellende lezers: blijven te lang vasthouden aan elementaire leeshandeling of aan
het lezen van clusters en spellingpatronen. Leest voornamelijk bottom-up.
Radende lezers: gaan te snel over naar lezen met behulp van visuele woordvorm of
lezen met behulp van context. Leest voornamelijk top-down.
, 2.4 Deelvaardigheden van lezen
Auditieve vaardigheden:
- Auditieve objectivatie: verschillende klanken kunnen herkennen. Vaardigheid
om te reflecteren op de klankvorm van een woord. Niet gericht op de
betekenis van het woord. Een kleuter die dit nog niet beheerst zal zeggen dat
reus een langer woord is dan kabouter, omdat een reus langer is dan een
kabouter. Bevorderen door rijmen. Rijmen focust op klankvorm en niet op
betekenis.
- Auditieve discriminatie: De vaardigheid om overeenkomsten en verschil tussen
klanken of woorden te kunnen vaststellen. Kind moet antwoord kunnen geven
op de vraag: ‘hoor je twee keer hetzelfde woord of niet’. Lastig voor
bijvoorbeeld Turkse kinderen.
- Auditieve analyse: de vaardigheid om in een woord verschillende fonemen te
onderscheiden. Ook het herkennen van afzonderlijke woorden in een zin.
Verdelen van een woord d.m.v. hakken.
- Auditieve synthese: vermogen om losse klanken samen te voegen tot een
woord. Ook wel het ‘plakken’.
- Temporeel ordenen: de volgorde van klanken onthouden. Gebruik maken van
auditief geheugen.
- Klankpositie bepalen: aangeven waar een klank zich in een woord bevindt.
Visuele vaardigheden:
- Visuele discriminatie: verschil zien tussen letters of woorden.
- Visuele analyse: vaardigheid om binnen een woord afzonderlijke grafemen te
onderscheiden.
- Visuele synthese: samenvoegen van grafemen. Herkennen van
lettercombinaties. Zodra een kind een woord in één keer herkent en dus geen
losse grafemen meer samenvoegt, is er geen sprake meer van synthese.
- Spatieel ordenen: Volgorde van letters onthouden.
- Letterpositie bepalen: aangeven op welke plek in het woord de letter te vinden
is.
Taalvaardigheden: gaat om kennis van begrippen die bij het leren lezen worden
gebruikt. Instructiebegrippen en relatiewoorden (vooraan, achteraan, middelste,
links).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through EFT, credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying this summary from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller elinegrootn. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy this summary for R126,78. You're not tied to anything after your purchase.