Samenvatting 3.4C Beleid en Bestuur in het Onderwijs
1 view 0 purchase
Course
Beleid en Bestuur in het Onderwijs
Institution
Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR)
Book
Public Policy
Complete samenvatting van probleem 1 tot en met 4 van 3.4C Beleid en Bestuur in het Onderwijs. Inclusief uitwerking van de beleidsdocumenten en antwoorden op de richtvragen.
Knill en Tosun hoofdstuk 5 (2020) – probleemdefinitie en agendavorming
Probleemdefinitie: het pad naar agendasetting
Stone, 1989: Het definiëren van een probleem kan worden gezien als een verhaal waarin:
1. Schade/leed wordt geïdentificeerd (identify harm)
2. Beschreven wordt wat het veroorzaakt (describe what causes it)
3. Schuld toewijzen aan degenen die het veroorzaken (assigns blame to those causing it)
4. Beweren dat de overheid verantwoordelijk is voor het stoppen van de schade (claims that the
government is responsible for stopping it)
Probleemdefinitie heeft consequenties voor beleidmakers, omdat de manier waarop een probleem
gedefinieerd wordt beleidsreacties bepaald waarmee het probleem kan worden opgelost.
Werkeloosheid veroorzaakt door gebrek aan bereidheid vraagt om andere maatregelen dan
werkeloosheid veroorzaakt door gebrek aan educatie.
→ In de meeste gevallen is er niet één duidelijke probleemdefinitie door het verschil in oorzaken.
Degene die als eerste een probleem definieert heeft een voordeel, omdat het veranderen van
een genormaliseerde definitie veel moeite vereist.
In de casus spelen in feite drie problemen die met elkaar samenhangen: het groeiende
lerarentekort, de (ervaren) achterstelling in beloning voor leerkrachten in het PO en de
werkdruk in het onderwijs. Hoe ziet de definitie van die problemen eruit?
Het groeiende lerarentekort: Slechts 37% van de mannen en 57% van de vrouwen wordt na de pabo
onderwijzer. Voor het primair onderwijs is een aanzienlijke stijging te zien in het aantal vacatures dat
afgelopen schooljaar werd aangetroffen, zo’n 50% meer dan het schooljaar daarvoor. De raming geeft
aan dat voor het schooljaar 2022/23 een tekort van ruim 4100 fte aan leraren wordt verwacht.
Oorzaken:
- Een grote groep leraren verlaat de komende jaren het onderwijs vanwege pensioen of gaat
minder werken.
- Het aantal afgestudeerde van de Pabo is de afgelopen jaren gedaald door de over de jaren
gedaalde instroom.
De fusie van de kleuterschool met de lagere school in de basisschool in 1985 zorgde ervoor dat op de
pabo sindsdien ook lesgegeven werd in knutselen voor kleuters. Dit was een omslagpunt voor mannen
in het onderwijs. 87% van de onderwijzers is nu vrouw, meestal werkend in deeltijd.
Oplossingen: meer fulltime banen, afscheiding van de kleuterschool en betere betalingen
(verantwoordelijkheid van de overheid).
De (ervaren) achterstelling van in beloning voor leerkrachten in het PO: Verhoudingen tussen het PO
en VO: Een gelijkwaardige opleiding, een gelijkwaardige opleiding, een gelijkwaardige titel, een
,gelijkwaardige verantwoordelijkheid en een gelijkwaardige bijdrage aan het funderend onderwijs in
Nederland. Waarom dan geen gelijkwaardig salaris?
Volgens de ROA is sinds 1932 de status van de basisschoolleraar van de 42ste naar de 69ste plaats op de
beroepenladder gekukeld. In Nederland zakte, gecorrigeerd voor inflatie het uurloon voor onderwijzers
tussen 1995 en 2014 van 13 euro naar 12,5 euro. Het salaris is nu tussen de 2300 en 4000 euro bruto
per maand, gemiddeld 20% lager dan dat voor een tweedegraads leraar aan de middelbare school.
Driekwart van de onderwijzers zit in de laagste salarisklasse, waar geen tweedegraads te vinden is. Zo
geldt voor po een ander eindejaarsuitkeringspercentage dan voor vo en zijn in 2009 de
maximumsalarisbedragen voor leraren in het po niet verhoogd, maar is in plaats daarvan de omvang van
de bindingstoelage verhoogd.
Oorzaken: probleem is genormaliseerd, salarissen worden bepaald door de sector zelf en scholen
hebben de mogelijkheid docenten zelf meer te betalen -> overheid legt hierdoor de oorzaak bij de
scholen zelf. Overheid geeft aan dat er geen onderscheid wordt gemaakt tussen het PO en VO en dat er
simpelweg geen geld is om de slarissen te verhogen.
Oplossing: hogere salarissen
De werkdruk in het onderwijs: We zien verschillende maatschappelijke ontwikkelingen in het onderwijs,
zoals de invoering van passend onderwijs, ICT-ontwikkelingen, de rol van ouders, etc. Ook spanningen in
de samenleving komen rechtstreeks de klas in. Al die ontwikkelingen zijn van grote invloed op de manier
waarop een leraar van de dag zijn vak uitoefent. Het vraagt veel van leraren en stelt hoge eisen aan de
wijze waarop het vak moet worden ingericht. Dit is ook van invloed op de wijze waarop de buitenwereld
kijkt naar dit mooie en intensieve beroep. We vragen veel van de mensen die dag in dag uit onze
kinderen onderwijzen en begeleiden. Zij verdienen daarvoor onze waardering en respect. Het vak van
leraar is veelzijdig en buitengewoon betekenisvol.
1 op de 5 docenten heeft een burn-out of hikt er tegenaan.
,Sociaal construct
Probleemdefinitie gaat niet over de erkenning van problemen, maar eerder over het sociaal construct
(mensen geloven dat er een sociaal probleem is). Beleidsmakers kiezen er vaak voor een sociaal
probleem te adresseren ongeacht of het probleem daadwerkelijk bestaat. 2 redenen:
1. Ookal is een sociaal probleem irrationeel het kan nog steeds leiden tot verlies in sociaal welzijn.
Vb: mensen willen minder rundvlees eten door het gebruik van groeihormonen in het vlees. Dit is
een onnodige zorg, maar kan wel leiden tot daling in de rundvlees fabricatie.
2. Beleidsmakers breed geaccepteerde sociale problemen niet aan de kaart stellen lopen risico om
niet herkozen te worden of zelfs te moeten aftreden.
Hoe veranderd een sociaal probleem in een politiek probleem?
1. Dit kan alleen als het sociale probleem potentieel aangekaart kan worden door overheidsbeleid.
2. Het sociale probleem wordt gekarakteriseerd door conflict. Schattschneider (1960): de
organisatie van conflicten is belangrijk en wordt bereikt door het domein/scope (wie betrokken
is) het vooroordeel/bias (hoe het publiek is beïnvloed). Volgens Schattschneider is de scope
bepalender voor een sociaal probleem dan de bias en zouden beleidsmakers zich hierop moeten
focussen. De scope dimensie adresseren kan via:
a. Privatization: degene die betrokken zijn bij het probleem beperken tot de huidige
grenzen.
b. Socialization: voorheen niet-betrokken bijstanders aantrekken tot het probleem en dus
nieuwe actoren binnenhalen.
Cobb en Coughlin (1998): twee typen actoren
1. Expander (socialization) = probeert het probleem te publiceren onder verschillende sociale
groepen om hun zo te betrekken in het beleidsdebat. De expander wordt gezien als een
innovator, omdat hij een probleem aankaart dat momenteel nog niet wordt overwogen door
beslissing makers.
2. Containers (privatization) = evalueren de inhoud van het probleem (aangekaart door de
expanders). Deze containers proberen te voorkomen dat de sociale problemen van de
expanders de agenda fase bereiken, omdat het sociale probleem een tegenovergesteld effect
heeft op hen wanneer het een wet wordt (negatief effect). Als zij hierin succesvol zijn wordt er
geen actie ondernomen en de status quo (huidige stand van zaken) zal zegevieren.
→ Strijd tussen de expanders en containers: de expander herformuleert het sociale probleem
zodat het publiek, dat eerst geen aandacht had voor het probleem er nu wel bij betrokken raakt.
Containers proberen dit te voorkomen om de huidige stand van zaken te behouden en
negatieve gevolgen te voorkomen.
Zowel stabiele als dynamische factoren hebben effect op probleemdefinitie:
• Sociale overtuigingen (beliefs): de status quo van een sociale overtuiging kan het lastig maken
om mensen in een ander perspectief te laten geloven.
• Informatie vanuit de omgeving: dit heeft effect op iemands waarden en normen (social beliefs).
• Betrouwbaarheid van een probleem
• Kracht van nieuwe informatie
, Tegenwoordig speelt ook de massamedia een grote rol in hoe sociale problemen ontvangen worden. Bv:
in Japan vond in 2011 een nucleair noodgeval plaats, waardoor daar een plotse focus was op
rampenbestrijding, maar door de massamedia ging Duitsland zich focussen op kernenergiebeleid.
Wie zijn in deze casus de expanders en wie de containers?
Het lerarencollectief PO in actie, onder leiding van Jan van de Ven en Thijs Roovers zijn de expanders.
De politiek waarover wordt gesproken in deze casus zijn de containers, de ministers en dan vooral de
heer Bussenmakers.
Framing
De definitie van een probleem wordt beïnvloed door de specifieke karakteristieken van een probleem,
sommige kenmerken van het probleem zullen worden gehighlight terwijl andere onderbelicht blijven.
Deze specifieke manier van een probleem presenteren wordt ook wel framing genoemd. Framing is het
selectieve gebruik van kennis en informatie over het probleem en de causale relaties die dit probleem
omringen om het probleem een betekenis te geven en beheersbaar te maken. Het gaat om het
benadrukken van bepaalde aspecten van het probleem en het minder benadrukken van anderen
Rochefort en Cobb: 7 categorieën die invloed hebben op hoe een probleem geframed kan worden:
1. Causaliteit: Welke factoren en actoren hebben in de eerste plaats het probleem veroorzaakt?
2. Ernst: Hoe serieus is het probleem en mogelijke gevolgen?
3. Nabijheid: Heeft het probleem direct of indirect effect op de persoonlijke interesses van een
breed publiek?
4. Crisis karakter: Een probleem labelen met ‘crisis’ voor dringende aandacht van het publiek.
5. Incidentie: Overwicht van het probleem. Hoeveel actoren worden mogelijk beïnvloed door het
probleem?
6. Nieuwigheid: Heeft een ambivalent effect: er is nog maar weinig tot geen onderzoek gedaan
naar nieuwe problemen, waardoor er geen duidelijke/bekende oplossingen zijn voor
beleidsmakers en de problemen ook links kunnen blijven liggen. In het geval van bijvoorbeeld
Corona had nieuwigheid een groots effect, zeker op de massamedia en hebben beleidsmakers
wereldwijd snel ingegrepen.
7. Probleempopulatie: Wat zijn de karakteristieken van de probleempopulatie? Bijvoorbeeld door
de probleempopulatie te presenteren als hulpeloos om zo publieke support te verkrijgen.
Hoe wordt het probleem van de lerarenbeloningen geframed?
Waar PO in Actie aanspraak op doet:
1. Ernst: Hoe serieus is het probleem en mogelijke gevolgen?
Enorm te kort (15.000 leraren). Regionale grote verschillen, vooral in de grote steden.
2. Nabijheid: Heeft het probleem direct of indirect effect op de persoonlijke interesses van een
breed publiek?
Alle ouders en leraren krijgen ermee te maken, maar uiteindelijk ook te laag opgeleide mensen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through EFT, credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying this summary from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller eviev03. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy this summary for R210,52. You're not tied to anything after your purchase.