Dit is een samenvatting van de module "Basis Acute Zorg" van Civo zorgopleiders. Deze module is in maart 2024 afgerond. De theorie van alle onderwerpen van de BAZ zijn in dit verslag uitgewerkt.
De onderwerpen zijn te lezen op pagina 1 van het verslag (zie voorbeeldpagina).
Meerdere afbeeldingen...
AZ-FO-1 Controleren, onderhouden en inrichten van de werkplek .................................................................. 2
1.1 Infectiepreventie ....................................................................................................................................... 2
AZ-FO-2 Zorgdragen voor de eerste (initiële) opvang van een zorgvrager binnen de acute setting ............. 5
2.1 Respiratie ................................................................................................................................................. 5
2.2 Bewustzijn ................................................................................................................................................ 7
2.3 Temperatuur........................................................................................................................................... 10
2.4 Circulatie ................................................................................................................................................ 14
2.5 ABCDE-methodiek ................................................................................................................................. 18
2.7 Klinisch redeneren (stappen van Marc Bakker)...................................................................................... 22
2.8 Grondbeginselen ritme en ECG ............................................................................................................. 23
2.9 Pijn ......................................................................................................................................................... 25
AZ-FO-3 Laagcomplexe zorg verlenen aan een zorgvrager binnen de acute setting .................................... 27
3.1 Intoxicatie ............................................................................................................................................... 27
3.2 Sedatie en pijnbestrijding ....................................................................................................................... 33
3.3 Ontsteking van het hart en cardiomyopathie .......................................................................................... 36
3.4 Klinische chemie (deel 1) ....................................................................................................................... 40
3.5 Voeding bij ziekte en herstel .................................................................................................................. 47
3.6 Hartfalen en decompensatio cordis ........................................................................................................ 50
3.7 Ritmestoornissen ................................................................................................................................... 54
3.8 Shock ..................................................................................................................................................... 59
3.9 Luchtwegmanagement en zuurstoftherapie ........................................................................................... 65
3.10 Respiratoire ziektebeelden ................................................................................................................... 68
AZ-FO-4 Midden complexe zorg verlenen aan een zorgvrager binnen de acute setting ............................... 75
4.1 SIRS en Sepsis ...................................................................................................................................... 75
4.2 Klinische chemie (deel 2) ....................................................................................................................... 79
4.3 Elektrocardiografie (ECG) ...................................................................................................................... 83
4.4 Orgaan- en weefseldonatie .................................................................................................................... 84
4.5 Bloed, bloedproducten en stolling .......................................................................................................... 86
4.6 Pacemaker (intern) en een inwendige cardioverter defibrillator (ICD) .................................................... 87
4.7 Farmacokinetiek en farmacodynamiek ................................................................................................... 88
4.8 Zuur-base evenwicht en basis bloedgasanalyse .................................................................................... 92
4.9 Pijn op de borst (POB) en stabiel acuut coronair syndroom (ACS) ........................................................ 96
4.10 Nierinsufficiëntie ................................................................................................................................... 99
4.11 Geriatrische zorgvrager...................................................................................................................... 103
4.12 Neurologische ziektebeelden ............................................................................................................. 105
4.13 Digestieve klachten ............................................................................................................................ 107
4.14 Thorax drainage ................................................................................................................................. 112
4.15 Het neurologische systeem ................................................................................................................ 114
4.16 Angst, verwardheid of een delier ........................................................................................................ 119
1
,AZ-FO-1 Controleren, onderhouden en inrichten van de werkplek
1.1 Infectiepreventie
Hygiëne
1. Voor contact met de cliënt
2. Voor schone/steriele handelingen
3. Na contact met lichaamsvloeistoffen cliënt
4. Na contact met de cliënt
5. Na aanraken van omgeving van de cliënt
Wat wordt er gedaan om infecties te voorkomen?
Protocollen hanteren, barrière verpleging, eilandverpleging, schorten aan bij intensieve verzorging,
handschoenen aan, handen wassen/desinfecteren, scholing, SDD-medicatie op IC, lijnen verwijderen, kamer
poetsen.
Verschil tussen een gespecialiseerde afdeling en verpleegafdeling
Patiëntencategorieën, ziektebeelden, port de entrees (meer lijnen), ziekteverwekkers, specifieke kennis,
voorzorgsmaatregelen.
Specifieke regels zijn er t.a.v. persoonlijke hygiëne
Handen, haren, kleding, schoeisel, bezoek, consulten.
Specifieke regels zijn er t.a.v. patiënt hygiëne
Richtlijnen ziekenhuis, persoonlijke hygiëne patiënt en bezoeker, werkgroep infectiepreventie. Werk vooral van
schoon naar vuil en wissel tijdig van handschoenen!
Doelstelling: voorkomen van overdracht van micro-organismen van patiënten naar bezoekers en omgekeerd.
Specifieke regels t.a.v. patiënten kamers/omgeving
Een werkeiland moet worden gezien als een combinatie van algemene voorzorgsmaatregelen en contactisolatie.
Het is een gebied waarbinnen de verzorging van de patiënt zich afspeelt. Om besmetting van elders (maar ook
naar anderen) te voorkomen, dient er voldoende ruimte te zijn om de verzorgingstaken te vervullen. Naast
handhygiëne is het voorkomen van direct contact met materialen en andere patiënten van essentieel belang om
kruisbesmetting te voorkomen.
Kortom: Een ‘werkeiland’ is een fictieve kamer met alles erin en eraan. Waarbij men de handen moet
desinfecteren bij het betreden en verlaten.
Begrippen
Besmetting = het overbrengen van levende ziekteverwekkers van de ene plaats naar de andere (synoniem:
contaminatie).
Kolonisatie = de ‘bezetting’ van een bepaald lichaamsgebied door micro-organismen, die zich daar voor langere
duur handhaven en de daaruit volgende interacties met commensaal micro-organismen
Infectie = als een micro-organisme, virus, prion of parasiet in een levend wezen is binnengedrongen en zich daar
vermenigvuldigd heeft. 70% endogeen, 30% exogeen.
Ziekenhuisinfectie = infecties die ontstaan in het ziekenhuis na 48 uur na binnenkomst.
Pandemie = besmettelijke ziekte die zich over een groot deel van de aarde, m.n. een continent of alle
continenten, verbreidt. Zoals Covid.
Sepsis
Sepsis = een gegeneraliseerde ontstekingsreactie veroorzaakt door een infectie. Sepsis is de belangrijkste
doodsoorzaak op de IC.
Lijnsepsis is ernstig! Komt voornamelijk voor bij centraal veneuze katheters.
2
,De schakels van de infectieketen en de essentie hiervan
Bloed overdraagbare aandoeningen en de daarbij behorende preventie
Het gevaar wordt gevormd door ziekteverwekkers die via bloed(producten) kunnen worden overgedragen. Dit
noemt men bloed overdraagbare aandoeningen (BOA). Bijv. Hepatitis B, C of Humaan Immunodeficiëntie Virus
(HIV).
Risico preventies: meest belangrijk is consequent wassen en/of desinfecteren van de handen: bestrijding bij de
bron, organisatorische maatregelen, technische maatregelen, persoonlijke verzorging, persoonlijke
beschermingsmiddelen, vaccinatie.
BRMO (Bijzonder Resistente Micro-Organismen)
BRMO zijn micro-organismen die resistent zijn tegen de eerstekeuze antibiotica of tegen meerdere groepen
antibiotica. De gevolgen hiervan zijn:
- Hoe complexer en intensiever de medische zorg, hoe groter de bedreiging
- Patiënten die een infectie hebben met een BRMO zullen in de regel langer opgenomen blijven in het
ziekenhuis en mogelijk een slechtere prognose hebben.
- De meerkosten voor verlengde- en intensievere therapie kunnen aanzienlijk zijn, maar zijn moeilijk te
voorspellen.
- Daarnaast zijn er vergaande gevolgen voor de continuïteit van zorg (door bijv. opnamestop).
In de toekomst zal resistentie van micro-organismen tegen meerdere groepen antibiotica komt steeds meer voor.
Het gevolg is dat uitgeweken moet worden naar reservemiddelen waartegen ook in toenemende mate resistentie
dreigt te ontstaan.
Verspreiding van BRMO vormt een serieuze bedreiging voor zorginstellingen.
3
, BRMO Isolatievorm bij incidentele gevallen
Enterobacteriaceae Contact
CPE (carbapenemaseproducerend) Contact in eenpersoonskamer
Acinetobacter species Strikt
Stenotrophomonas maltophilia Contact
Pseudomonas aeruginosa Contact
Streptococcus pneumoniae Contact/druppel
Enterococcus faecicium Contact
Taken/verantwoordelijkheden van verpleegkundigen
- Voorkomen van verspreiding van infecties
- Desinfecteer je handen na ieder contact met patiënt
- Was je handen na toiletgang en bij zichtbaar vuil
- Bedek wonden en zweren
- Vermijdt geïnfecteerde personen
- Maak gebruik van beschermende maatregelen
Taken en verantwoordelijkheden van ziekenhuishygiënisten
Het bieden van ondersteuning aan alle geledingen binnen de gezondheidszorginstelling bij het voorkomen,
signaleren en bestrijden van ziekenhuisinfecties
Ook houden ze zich bezig met voorkomen, herkennen, beschrijven en bestrijden van individuele gevallen van
ziekenhuisinfecties of van epidemische verheffingen daarvan. Door:
- Het herkennen en verbeteren van situaties die een besmettingsrisico geven
- Het opstellen van hygiëne voorschriften en richtlijnen
- Het geven van voorlichting en (beleids-) adviezen
- Het toezien op de uitvoering van hygiënemaatregelen
- Het registreren van infecties
- Het houden van hygiëne-audits
4
,AZ-FO-2 Zorgdragen voor de eerste (initiële) opvang van een zorgvrager binnen de
acute setting
2.1 Respiratie
Respiratie
Respiratie = fysisch en chemisch proces waardoor het organisme zijn cellen en weefsels van zuurstof voorziet en
tegelijkertijd het organisme ontdoet van koolzuur gevormd tijdens de energie producerende processen.
Voor optimale respiratie is het volgende noodzakelijk:
- Diffusie van O2 en CO2 tussen lucht in de long en bloed en tussen bloed en interstitium
- Transport van O2 en CO2 met het circulerende bloed
- Ventilatie van de alveolaire ruimte; verversing van lucht in de longen
Regulatie van de ventilatie → in de hoofdstam zit het ademcentrum.
- Chemoreceptoren in aorta en halsslagader meten CO2
- Chemoreceptoren in halsslagader en hersenstam meten pH van het bloed
- Chemoreceptoren in aortaboog en halsslagader meten O2
Longvliezen
- Pleura pariëtale: vlies wandzijde van de thorax
- Pleura viscerale: vlies wandzijde van het longweefsel
- Pleuraholte: 4cc vocht → negatieve druk
Ademhaling
Inademing: middenrif en buitenste tussenribspieren trekken samen – borstholte uitgezet – druk in pleuraholte
daalt – longen zetten uit – onderdruk in de long – instromen van lucht.
Ademfrequentie
- Ademritme: normoventilatie – hyperventilatie – hypoventilatie
- Normale ademhaling: 12-15 keer per minuut
- Tachypnoe: >20 keer per minuut
- Bradypnoe: <12 keer per minuut
- Dyspnoe: kortademigheid/benauwdheid
o Inspiratoir: gierend geluid, stridor, b.v. zwelling van de luchtwegen
o Expiratoir: wheezing, lange uitademing, COPD
- Apneu: langdurige periodes van niet ademen
- Orthopneu: kortademigheid in zittende houding, gebruik van hulpademhaling
- Dyspnoe d’effort: kortademigheid bij inspanning
- Dyspnoe de respos: kortademigheid in rust
- Respiratoire insufficiëntie: te laag O2 of te hoog CO2 in het bloed in rust
Zuurstofdissociatiecurve
Zuurstofdissociatiecurve is de curve die de relatie weergeeft tussen gesatureerd hemoglobine en PO2.
De sterkte waarmee zuurstof aan de hemoglobine gebonden is, wordt bepaald door: de temperatuur, zuurgraad
van de omgeving, de concentratie CO2. Door veranderingen in deze factoren zal de curve verschuiven.
- Linksverschuiving: Hb geeft O2 moeilijk af (alkalose + daling CO2 + hypothermie)
- Rechtsverschuiving: Hb geeft O2 makkelijk af (acidose + stijging CO2 + hyperthermie)
Voor een goed en efficiënt O2 transport moet de affiniteit in de long capillairen hoog zijn en moet O2 in de
weefsel capillairen makkelijk door het Hb weer worden losgelaten.
Oxygenatie
- 97% O2 gebonden aan hemoglobine
- 3% O2 opgelost in water van plasma en cellen
- Shunt → geen ventilatie, wel perfusie (pneumonie, infiltraat)
- Perfusiestoornis → wel ventilatie, geen perfusie (longembolie)
Houding patiënt
Rechtop in de kussens, armen breed, geen knellende kleding, rust.
Toediening O2
FiO2 is de afkorting van inspiratoire zuurstoffractie. Dit is het deel dat bij inademing een bepaald gehalte aan
zuurstof bevat.
Iemand die buitenlucht inademt heeft een FiO2 van 21%.
1L O2 staat gelijk aan 4% FiO2.
Dus bijvoorbeeld: een patiënt gebruikt 5L O2 = 5x4% = 20% + buitenlucht 21% = 41% O2 in totaal.
Hypoxic drive
Patiënten met COPD. Prikkel tot ademhalen wordt weggehaald met O2 toediening. Patiënt zal gaan hypo
ventileren wat kan eindigen in een coma.
Bij hypocapnie gaat iemand hyperventileren.
6
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through EFT, credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying this summary from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mhitv. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy this summary for R194,25. You're not tied to anything after your purchase.