Samenvatting pedagogiek en sociologie 1.2
Superdiversiteit -> spanning (oorlogen etc.)
- Kwantitatieve transitie – interculturele verschillen (toename aan migranten met andere
opvattingen (vanaf jaren 80/90))
- Kwalitatieve transitie – intraculturele verschillen (binnen verschillende groepen ook extreme
diversiteit, dus diversiteit in de diversiteit (bv veel verschillen tussen verschillende Turken))
Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind -> diversiteit accepteren
Waarneming wordt gekleurd door referentiekader (die weer wordt beïnvloed door sociale context)
-> geen objectieve werkelijkheid
- Vooroordelen worden van generatie tot generatie doorgegeven (vooroordelen zijn schadelijk
-> negatieve gevolgen op bv zelfbeeld)
Diversiteitsbenaderingen (verschillen tussen culturen):
1. Deficietbenadering: inhalen of wegwerken van achterstanden (niet alle burgers beschikken
over dezelfde mogelijkheden om volwaardig deel te nemen aan de maatschappij -> extra
hulp nodig) – probleem ligt bij de achterstandsgroep -> zij moeten zich aanpassen
2. Differentiebenadering: overbruggen van culturele verschillen (gelijkwaardigheid tussen
culturen; verschillend, maar even waardevol) – probleem: cultuurrelativisme (culturele
gebruiken worden gelijkgesteld, zoals besnijdenis of doodstraf)
3. Discriminatiebenadering: tegengaan van uitsluiting en paternalisme (belerende houding naar
de ander toe), dominante groep wil hun eigen posities behouden (kritisch-emancipatorische
stroming) – kritiek: mensen plaatsen in slachtofferpositie -> kan tegenstellingen juist
vergroten
4. Doelgroepenbenadering: 3-in-1 gecombineerd – nadeel: geen oog voor intraculturele
verschillen (binnen groepen zelf), reductie van mensen tot één identiteit (bv man, vrouw,
homo, moslim)
5. Diversiteitsbenadering: verschillen en overeenkomsten tussen individuele mensen
onderkennen (negatieve kanten vd andere benaderingen tegengaan) – verscheidenheid in de
meest brede zin van het woord (breder beeld krijgen), diversiteit is geen probleem, maar
juist iets kansrijks, inclusief denken en handelen ipv exclusief wij-zij-denken (Hoffman) ->
kruispuntdenken
Intersectionaliteit/kruispuntdenken:
- Meervoudig kijken (bewust worden van eigen referentiekader en deze ‘buitenspel’ zetten om
je te kunnen verplaatsen in de leefwereld van een ander, kijken vanuit verschillende
perspectieven) – cultuursensitief werken = bewustzijn van je eigen culturele bagage en
innerlijke diversiteit, weten dat de eigen vooronderstellingen/waarden/normen niet voor
iedereen gelden en je professioneel handelen aansluiten bij/afstemmen op de leefwereld
van de ‘vreemde’ ander
- Meervoudige identiteit: lijnen die elkaar beïnvloeden -> overlappen elkaar in een ‘kruispunt’
- Je zoomt uit op de situatie
- Veranderlijk door de tijd heen
- Minder stereotypes/hokjes (open zijn)
1
, Platte diversiteit Intersectionele diversiteit
Verschillen zijn dichotoom (maar twee Verschillen zijn continue (in bepaalde mate of
mogelijkheden, bv man of vrouw, jong of oud, combinatie, bv witte homoseksuele
etc.) Nederlander)
Machtsneutraal (het maakt niet uit bij welke Machtsgeladen (groepen (mannen) hebben een
groep je hoort) dominantere positie) -> sociale ongelijkheid
Eendimensionaal (óf culturele óf biologische óf Meerdimensionaal (bio-psychosociaal model)
psychische verschillen)
Statisch (onveranderlijk) Dynamisch (aanpasbaar, veranderlijk)
Onafhankelijk van elkaar (hiërarchisch te Afhankelijk van elkaar/intersectioneel (geven
ordenen) elkaar betekenis of beïnvloeden elkaar)
Migrant = geografische mobiliteit van mensen waarbij zijn een grens overschrijden met de bedoeling
langere tijd in een andere woonplaats te blijven
Geschiedenis: eerste heeft vd 20e eeuw -> vluchtelingen uit de 1e en 2e wereldoorlog, na 2e
wereldoorlog -> 6 migratiegolven
Migratieredenen: asiel, arbeid (vooral laaggeschoold werk), gezin, studie (vaak tijdelijk), politieke
redenen, oorlog, bedreigingen
Twee groepen:
- Vluchtelingen
Vrees voor vervolging
Stress: voor, tijdens en na vlucht
- Migrant
Vrijwillig verlaten veilig land
Ruimte om plannen te maken
Soms ook stress
Acculturatiestrategieën: (acculturatie = twee autonome culturen komen langdurig met elkaar in
contact -> vindt veranderingsproces plaats) -> wisselwerking (wat verwacht de samenleving?)
Behoud van oude
cultuur
Ja Nee
Aanpassing aan Ja Integratie Assimilatie
nieuwe cultuur
Nee Segregatie Marginalisatie
Theorie vd ‘developmental niche’ (wat gebeurt er in het gezin? – kind centraal)
- Setting (fysisch en sociaal) -> huis, buurt, grootte van het gezin; wat doen
ouders, wat doen de kinderen in huis?
- Praktijken en gewoontes -> zorgt het kind voor zijn brusjes?
- Psyschologie van ouders -> opvattingen, opvoeddoelen
Beïnvloed door cultuur waarin de ouders zijn opgegroeid en eigen
gewoontes
2
, Opvoedingsdoelen: ontstaan in context (maatschappelijke status, aanleiding, migratie, etc.)
1. Autonomie -> zelfbepaling, onafhankelijkheid, zelfstandige opstelling
2. Prestatie -> ontwikkeling van persoonlijke bekwaamheden (bv goede schoolprestaties)
3. Sociabiliteit -> hoe aardig ben je voor je medemens? Behulpzaam, empathie, begrip
4. Conformisme -> aanpassing aan de eisen vd samenleving, regels, voorschriften
- Ouders uit Turkije, Marokko, China, etc.: conformisme en prestatie
- Ouders die in NL zijn opgegroeid: sociabiliteit en autonomie
Kanttekening bij deze onderzoeken: ouders kunnen begrippen anders definiëren
Vorm opvoeding:
- Afghaanse, Somalische, Iraanse ouders -> controle als middel (ter bescherming; NIET slaan)
- NL ouders -> veel gepraat met het kind
Verklaring mogelijke verschillen in opvoedingsstrategieën:
- Sociale positie
- Onbekend zijn met nieuwe cultuur
- Verschil in cultuur
Individualistisch vs collectivistisch
Masculien vs feminien
Hiërarchisch vs egalitair
Opgroeien in meerdere culturen:
- Positief/kracht:
Toegang tot meerdere werelden
Tweetalig
Perspectieven aan elkaar verbinden
- Negatief/knelpunt:
Stress door vlucht:
2-5 jaar: overdreven afhankelijkheid en scheidingsangst, regressief gedrag (teruggaan
in niveau; bv ineens niet meer zindelijk) en verlies van nieuwe vaardigheden,
nachtmerries (door traumatische ervaringen)
6-12 jaar: slechte concentratie, rusteloosheid, angst, pijn, agressiviteit, depressiviteit,
regressie (teruggaan in niveau), ouderrol overnemen
13-16 jaar: riskant en zelfvernietigend gedrag, zich terugtrekken, nervositeit,
psychosomatische problemen (bv onverklaarbare hoofdpijn/buikpijn)
In strijd met wat familie belangrijk vindt
Verschillende socialisatie-milieus
Pedagogische driehoek (el Haddoui):
Drie culturen -> thuis (in gezin), school, leeftijdsgenoten (op straat),
is er een match of een mismatch tussen de culturen? (toepasbaar bij
migranten en bij niet-migranten)
Gemigreerde ouders -> angst en onwetendheid tov ondersteuning
van bv een pedagoog
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through EFT, credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying this summary from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller femkeveenstra. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy this summary for R117,74. You're not tied to anything after your purchase.