HC1 + Literatuur: Vergelijkende politicologie + Wat is politiek?
De drie dimensies van macht (Lukes, 1984):
1. The ability of one person or group to get another person or group to do something it otherwise
would not do.
2. The ability of one person or group to get another person or group to NOT do something.
3. The ability to shape individual or group political demands by causing people to think about
political issues in ways that may be contrary to their own interests.
Er zijn drie centrale vragen in de politicologie
1. Wat kan politiek gedrag verklaren (lobbyen, stemmen, demonstreren)
• Belangen (rationele keuze theorie, politieke psychologie)
• Overtuigingen (politieke cultuur, politieke ideologie)
• Structuren (marxisme, rational choice institutionalism, historical institutionalism)
2. Wie regeert
• Pluralist theory: elke samenleving bestaat uit verschillende groepen en macht is
verdeeld over deze groepen (geen enkele groep heeft complete of permanente macht)
• Elite theory: elke samenleving wordt geregeerd door een elite (marxisme, neo-
colonialsm, patriarchy, critical race theory)
3. Waar en waarom doet bepaald politiek gedrag zich voor
In historisch opzicht zijn er drie mogelijke bedreigingen voor politieke stabiliteit in Nederland:
▪ Het ontbreken van een meerderheidspartij (waarmee het een land van minderheden is)
▪ Het bestaan van tenminste twee ideologische dimensies (wat coalitieformatie vermoeilijkt) en
▪ De verzuiling (verdeling van een samenleving op bepaalde gronden)
De mate van verzuiling kan bepaald worden aan de hand van vijf
criteria (Lijphart, 1971):
i. De rol van ideologie of religie in deze zuil;
ii. De grootte en dichtheid van het netwerk aan organisaties
binnen de zuil;
iii. De cohesie van dit netwerk (m.b.t. bijv. coördinatie,
overeenkomende directoraten);
iv. De mate van absentie van niet-verzuild sociaal gedrag;
v. De mate waarin verzuild gedrag en trouw wordt
aangemoedigd door diens zuilelite.
,Karakteristieken van de moderne staat
1. Territorium: gebied met duidelijke grenzen
2. Externe en interne soevereiniteit:
a. Externe: soevereiniteit tov externe macht. In de staat om eigen territorium te
verdedigen, niet in hoge mate afhankelijke van een andere macht
b. Interne: wanneer hij binnen zijn grondgebied het hoogste gezag voert.
3. Legitimiteit: erkennen van gezag. Het erkende recht van de overheid om beslissingen te nemen
en te regeren
a. Traditionele legitimiteit: gebaseerd op lang bestaande patronen
b. Charismatische legitimiteit: gebaseerd op buitengewone kenmerken, persoonlijke
deugd, heiligheid (Mao Zedong)
c. Rationele legitimiteit: gebaseerd op basis van een geaccepteerde set van wetten,
normen, procedures
4. Bureaucracy: groot aantal benoemde personen wiens functie het is om wetgeving te
implementeren
Relatie staat en burgers
Politiek regime: een geheel van formele en informele regels, definieert het type regering van een land
(democratie, communisme, theocracy, fascisme)
Overheid-governance politiek:
▪ Overheid: geheel van instituties en instellingen waarmee een samenleving wordt bestuurd
▪ Instituties: regels, procedures en gedrag voor het nemen van collectieve of voor iedereen
geldende besluiten
▪ Governance: proces waarlangs de groeps- of collectieve besluiten worden genomen
▪ Politiek: proces waarin verschillende maatschappelijke belangen tot overheidsbesluiten
worden omgezet
Typering van democratieën
Kruisende sociale scheidslijnen (overbrugging) → De scheidslijnen lopen door elkaar
Parallelle samenvallende sociale scheidslijnen (bubbels) → Wanneer sociale scheidslijnen
samenvallen (versterken)
,__________________________________________________________________________________
Regels van ‘consociational democracy’ (segmentatie maar samenwerkende elites)
1. Minority veto (bij gevoelige zaken, niet doordrukken)
2. Proportionality (evenredige vertegenwoordiging: geen districtenstelsel)
3. High degree of autonomy (autonomie in eigen kring)
4. Grand coalition (meerderheidskabinetten)
Depolitized democracy: een vorm van democratie waarbij politieke kwesties en besluitvorming worden
ontdaan van politieke partijdigheid, polarisatie en ideologische strijd. Het concept houdt in dat het
politieke proces wordt gedepolitiseerd, waarbij de nadruk ligt op het bevorderen van redelijke en
rationele discussies, het zoeken naar consensus en het nastreven van het algemeen belang, los van
partijpolitieke belangen.
Centripetal democracy: een vorm van democratie waarin er mechanismen en praktijken zijn die de
politieke krachten en belangen naar het centrum trekken, waardoor politieke stabiliteit en sociale
cohesie worden bevorderd. Het concept van centripetale democratie staat in contrast met centrifugale
krachten, die politieke verdeeldheid en fragmentatie kunnen veroorzaken. Een elite regeert.
Centrifugal democracy: een vorm van democratie waarin er krachten en dynamieken zijn die politieke
verdeeldheid en fragmentatie veroorzaken, waardoor politieke instabiliteit en sociale spanningen
kunnen ontstaan. Het concept staat in contrast met centripetale krachten, die politieke stabiliteit en
sociale cohesie bevorderen.
__________________________________________________________________________________
Ten behoeve van ‘zero-sum’ besluiten (geen zichtbaar verlies voor minderheden, dus minder wrok bij
latere besluitvorming) worden problemen gedelegeerd, gecompromitteerd of proportioneel verdeeld.
Indien dit niet mogelijk is (vb: abortus) wordt het maken van besluiten op drie manieren ontweken,
vaak in combinatie: uitstelling, depolitisering (onschadelijk maken door technische argumenten) en
verwijdering verantwoordelijkheid van de overheid. Deze technieken worden gefaciliteerd door het
institutionele raamwerk van de Nederlandse politie.
Marxistisch kritiek op Lijphart:
▪ Verzuiling is geen probleem waar de elite op moest antwoorden door samen te werken, maar
verzuiling was een strategie voor sociale controle om hun eigen posities te bestendigen.
▪ Een ‘stabiele democratie’ vereist zowel sociale homogeniteit (ten behoeve van stabiliteit)
alsook een mate van onenigheid (ten behoeve van democratie). De theorie van ‘cross-
pressures’ verklaart deze ambiguïteit. Een sociale scheidslijn (en: ‘social cleavage’) wordt
hierdoor onderbroken.
, Een individu ervaart meerdere loyaliteiten, wat een matigend effect heeft op politieke voorkeur, en dus
politieke polarisatie tegenwerkt. Voorbeeld: een protestant die lid is van een vakbond waar ook
socialisten bijzitten.
Na de oorlog begon het proces van ontzuiling, door een viertal redenen:
i. Afname rol van ideologie of religie binnen de zuil (ontkerkelijking);
ii. De hoeveelheid en grootte van niet-verzuilde organisaties namen toe;
iii. De cohesie binnen de zuilen nam af (formele banden tussen organisaties binnen de zuil waren
afgebrand)
iv. Afname sociale apartheid. Te zien in open competitie in verkiezingen (individu) en fusies
organisaties (vb: VNO-NCW, CDA).
v. Verzuiling werd niet meer aangemoedigd door de elites.
Veranderingen van de politiek / kabinetten (het begin van het ontzuilingsproces):
1. Individualisering: afname identificatie met sociale groep, grotere individuele bewustwording
a. Ontkerkelijking (RK en P-Christelijke zuil)
b. Afname lidmaatschap vakbeweging (Sociaal-dem. zuil)
2. Mondialisering: toename verbindingen met buitenland in werk/wonen/familie
a. Vakanties in buitenland
b. Meer grensarbeid
c. Grotere arbeidsmigratie naar NL
Een nieuwe sociale scheidslijn: etnische diversiteit. Autochtonen denken zeer verschillend hierover. Een
‘allochtone’ of ‘islamitische’ zuil is onwaarschijnlijk, doordat men georganiseerd is naar land van
herkomst. Accommodatie vindt bijvoorbeeld plaats in bestaande partijen.
Het politieke systeem is veranderd, volgens nieuwe opgestelde politieke regels van Pennings en Keman:
i. Kritisch op de ambtenarij en politieke partijen;
ii. Conflict op bepaalde onderwerpen (vb: etnische minderheden, EU);
iii. Selectieve topdiplomatie;
iv. Polarisatie en one-issue partijen;
v. Politisering;
vi. Geheimhouding met een open imago;
vii. Selectieve politisering van de samenstelling van de overheid.
Wat is Nederlandse politiek? → Minderhedenpolitiek
1. Niemand heeft een meerderheid, ook niet na de ontzuiling (iedereen is een minderheid)
2. Iedere partij moet met anderen samenwerken (ook van verzuilde groepen)
3. Politisering
4. Geheimhouding met open imago
5. Beperkte topdiplomatie
➽ Dit vereist samenwerking in plaats van concurrentie door de politieke elite
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through EFT, credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying this summary from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller rovado. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy this summary for R98,71. You're not tied to anything after your purchase.