Samenvatting van de hoorcolleges van het vak 'Differentiële psychologie' gegeven door Prof. Rossi in het academiejaar 2022/2023. Met deze samenvatting behaalde ik een 19/20!
--> Vak kadert zich ook binnen de persoonlijkheidspsychologie. Accent leggen met waarom we dit
exact differentiële psychologie noemen. (handboek p. 11-15)
Klassieke theorieën
De meeste ‘grote’ klassieke theorieën vertrekken vanuit een universele benadering: fundamentele
psychologische processen en kenmerken die gelden voor alle mensen, of hoe mensen in het
algemeen kunnen beschreven worden.
Hedendaags onderzoek naar de persoonlijkheid
• Legt meestal (in tegenstelling tot de klassieke theorieën) de nadruk op individuele en
groepsverschillen (--> niet universeel)
• Elke onderzoeker vertrekt vanuit zijn eigen perspectief. Elk van de bestaande perspectieven
omvat delen van de waarheid.
o Iedereen brengt zijn kennis vanuit zijn domein, een specifiek gebied binnen de
psychologie, geeft slechts beperkt aspect weer van het geheel, integratie nodig om
een goed en volledig beeld te krijgen.
Kennis domein
• Is een gespecialiseerd gebied binnen de wetenschap van de psychologie van waaruit
psychologen zich richten op het leren over de specifieke en beperkte aspecten van de
menselijke natuur.
• Integratie nodig om “volledig beeld” van de persoonlijkheid te krijgen
6 kennis domeinen
• Dispositionele
• Biologische
• Intrapsychische
• Cognitief en ervarings-
• Sociale en culturele
• Aanpassing
We behandelen enkel de onderstreepte domeinen.
EXAMEN: bv. voorbeeld van onderzoek en vragen in welk domein dit past via meerkeuze. Alle
domeinen dus wel herkennen, ook al hebben we ze niet specifiek bestudeerd.
Gebaseerd op de powerpoints en lessen van Prof. Rossi 1
,Differentiële psychologie HOC
Dispositionele domein
• De aandacht wordt vooral gericht op manieren waarop individuen verschillend zijn van
elkaar. Dit domein doorkruist daardoor alle andere domeinen.
o Gaat bv. handelen over het temperament waarmee iemand geboren wordt en de
trekken die zich doorheen het leven ontwikkelen.
• Het centrale doel is om fundamentele disposities te identificeren (i.e. meest belangrijke
manieren waarop individuen verschillend zijn)
Biologische domein
• Mensen zijn in de eerste plaats verzamelingen van biologische systemen
• Die systemen zijn de bouwstenen voor gedrag, denken en emoties
• Kijken naar genetische basis van persoonlijkheid (bv. tweelingenonderzoek)
• Kijken naar fysiologische benaderingen van persoonlijkheid (bv. link ts hormonen en
persoonlijkheid)
• Kijken naar evolutionaire benaderingen van persoonlijkheid (bv. adaptaties aan de omgeving)
Intrapsychische domein
• Mentale mechanismen van de persoonlijkheid, vaak niet op ‘bewust niveau’
• Persoonlijkheidspsychologie: Freud’s klassieke theorie en meer moderne benaderingen van
de psychoanalyse (onderdrukking, ontkenning, projectie, etc.); motieven voor behoeften
(power, achievement, intimacy) (TAT)
Cognitieve en ervaringsdomein
• Aandacht voor cognitie en subjectieve ervaringen zoals bewuste gedachten, gevoelens,
overtuigingen, verlangens
o Zelf en zelfconcept
o Streefdoelen
o Emotionele ervaringen
o Intelligentie
Sociale en culturele domein
• Persoonlijkheid beïnvloedt en wordt beïnvloed door cultuur en sociale contexten
• Onderzoek naar culturele verschillen tussen groepen (bv. naar agressie)
• Individuele verschillen in culturen – Hoe komt persoonlijkheid tot uiting in een sociale
context?
• We bekijken persoonlijkheid en sociale interactie, geslachtsverschillen en persoonlijkheid,
cultuur en persoonlijkheid
Gebaseerd op de powerpoints en lessen van Prof. Rossi 2
,Differentiële psychologie HOC
Domein van aanpassing
• Persoonlijkheid heeft een sleutelrol bij onze manier van ‘copen’ en aanpassen aan
gebeurtenissen in het dagelijks leven
• Persoonlijkheid staat in verband met gezondheid en staat in verband met problemen bij
coping en aanpassing
• Persoonlijkheidsstoornissen
Gebaseerd op de powerpoints en lessen van Prof. Rossi 3
,Differentiële psychologie HOC
Hoofdstuk 2: Persoonlijkheidstrekken over de tijd:
Stabiliteit versus verandering
--> Sluit aan bij het dispositionele domein. Het accent ligt op de individuele verschillen over de tijd.
Belangrijke vragen
• Hoe evolueert persoonlijkheid doorheen iemands leven?
• Hoe stabiel zijn verschillen tussen mensen doorheen de tijd?
• Wat verandert er, wat blijft stabiel?
• Kan je van kleinsaf al in verschillen tussen kinderen, latere verschillen zien in volwassenheid?
DEMO: Denk terug aan de tijd dat je 12-16 jaar was (tiener, middelbare school)
• Wie is helemaal dezelfde persoon als toen?
• Wie is “een totaal andere persoon” als toen?
Sommige aspecten blijven dezelfde, “kern” blijft dezelfde, andere aspecten gaan (soms grote)
veranderingen door.
Besluit wat betreft persoonlijkheid: Sommige dingen veranderen, andere blijven.
• De samenhang, consistentie en stabiliteit van eigenschappen van mensen doorheen de tijd,
EN de wijzen waarop mensen veranderen over de tijd:
o Zie eigen voorbeeld (demo)
• Er zijn veel verschillende vormen van zowel stabiliteit als verandering
Twee vormen van stabiliteit
• Rangorde stabiliteit
• Gemiddelde niveau stabiliteit
EXAMEN: bv. wat is hier van toepassing? Gaat het over vorm van stabiliteit of verandering en welke?
Gebaseerd op de powerpoints en lessen van Prof. Rossi 4
,Differentiële psychologie HOC
Rangorde stabiliteit
• = Je relatieve positie t.o.v. anderen blijft dezelfde doorheen de tijd
o Bv. lengte
▪ Bv. lengte tussen de 14 en 20 jaar verandert aanzienlijk, maar degenen die
op hun 14 eerder bij de kleinsten waren, zullen hier meestal op hun 20 ook
nog bij zijn.
o Bv. agressie
▪ Bv. kinderen die hoog scoorden op agressie zullen waarschijnlijk als tieners
nog steeds hoog scoren op agressie.
o Als niet: rangorde wijziging
Gemiddelde niveau stabiliteit
• Bevolking blijft doorheen de tijd op hetzelfde niveau, ook al wordt de bestudeerde populatie
wel ouder
o Bv. gemiddelde niveau van agressie verandert niet
o Als niet: gemiddelde niveau verandering
▪ Bv. gemiddelde niveau conservatisme (hoe ouder, hoe conservatiever)
• Dus een groep bevolking over de tijd gaan vergelijken om te zien of het niveau verandert
Positie in de groep --> rangorde
Score van de groep --> gemiddelde niveau
• Officieuze leider van geweldloze opstand van Indiase volk tegen Britse koloniale heerschappij
• Eenvoudig, bescheiden, zelfontzeggend, verzoenend als kind en jongvolwassene
• Was één van de grote wereldfiguren en één van de grondleggers v/d moderne Indiase staat
• Bleef bescheiden, zelfontzeggend, verzoenend als volwassene, ondanks tumultueuze
gebeurtenissen rondom hem
• Werd met drie kogels vermoord in 1948 door fanatieke Hindoe
• Uitspraak doen over welke soort stabiliteit gaat hier niet, want slechts één casus, dus zou een
toevalsbevinding zijn.
Voorbeeld verandering: Stanley “Tookie” Williams
• Oprichter van de straatbende “Crips” in Los Angeles
• Verantwoordelijk geacht voor verschillende moorden en geweldplegingen
• Gevat en ter dood veroordeeld
• Ook in gevangenis mededader van geweld: gewelddadig, koel, impulsief
• Maar werd vanaf 1992 vreedzaam, en werd een grote activist tegen straatbendes en geweld
• Auteur van verschillende kinderboeken die waarschuwen voor straatbendes en geweld:
vredelievend, gewetensvol, minzaam
• Geëxecuteerd in december 2005
Gebaseerd op de powerpoints en lessen van Prof. Rossi 5
,Differentiële psychologie HOC
Persoonlijkheidsverandering: Twee definiërende kwaliteiten
Intern: de veranderingen zijn intern in de persoon, niet uitsluitend in de omgeving (in een andere
kamer gaan is geen verandering)
• Bv. andere omgeving, andere groep mensen, verschillende gedrag, maar intern geen
verandering
o Autoritaire PH stijl: dominant en agressief t.o.v. minderen, onderdanig en meelopend
t.o.v. meerderen
▪ Enkel indien bv. altijd dominant, dan verandering
Aanhoudend: de veranderingen houden aan doorheen de tijd, zijn niet tijdelijk
• Bv. wel tijdelijk
o Als dronken: meer extravert, agressief
o Als goed nieuws: uitgelaten
o Bij slecht nieuws: somber, teneergeslagen
Vb. Stanley Williams: veranderingen weldegelijk intern (lag duidelijk niet uitsluitend aan de
omgeving) en aanhoudend (verandering bleef jaren bestaan.
Drie niveaus van analyse
• Populatie niveau
• Niveau van groepsverschillen (groepen in de populatie)
• Niveau van individuele verschillen (individuele verschillen in groepen)
--> Met een casus geen uitspraken mogelijk, minstens een groep nodig.
Stabiliteit en verandering in PH kunnen bekeken worden op drie verschillende niveaus.
Populatie niveau
= Veranderingen of constanties (stabiliteit) over de tijd die voor iedereen min of meer gelden
• Seksuele motivatie: neiging tot stijgen tijdens de puberteit bij zo goed als iedereen
• Er is een algemene afname in impulsiviteit en risicogedrag naarmate men ouder wordt
• Bv. waarom autoverzekeringen naargelang de leeftijd andere tarieven hanteren
DUS: algemene trends
Niveau van groepsverschillen
= Veranderingen (of stabiliteit) die anders of specifiek zijn voor bepaalde groepen mensen
• Puberteit: mannen (risicogedrag) en vrouwen (empathie)
• Cultuurverschillen: in Amerika Europese vrouwen risico eetstoornis, minder risico voor
Afrikaanse vrouwen
Gebaseerd op de powerpoints en lessen van Prof. Rossi 6
,Differentiële psychologie HOC
Niveau van individuele verschillen
= Veranderingen die specifieke individuen treffen
• = bv. verschillen ts individuen die bepaalde veranderingen kunnen voorspellen, zoals bv. wie
een hoog risico heeft op psychische decompensatie o.b.v. eerdere persoonlijkheidsmetingen
voorspellen, bv. vroege markers van depressie zoeken bij individuen, voorspellen wie ‘mid-
life’ crisis zal hebben etc.
Stabiliteit van persoonlijkheidstrekken over de tijd
Hoe stabiel zijn “persoonlijkheidstrekken” gedurende de eerste levensjaren?
• Ouders: “Hij/zij was al zo van kindsbeen af”…: Voorbeelden? Is dat zo?
• Wat is stabiel tijdens de kindertijd, tijdens de adolescentie, tijdens de volwassenheid?
Verschillende opvattingen mogelijk, bv.:
• “Temperamentsmodel”: persoonlijkheid is biologisch bepaald (aangeboren en “gipsmodel”),
en verandert dus niet over de tijd
• Persoonlijkheid is onderhevig aan omgevingsfactoren en leeftijdsfasefactoren (rollen,
levensveranderingen, etc.), en verandert dus sterk over de tijd --> eerder verandering
Stabiliteit van temperament gedurende eerste levensjaren (baby en peutertijd ‘infancy’)
• Temperament: verwijst naar individuele verschillen die reeds vroeg tot uiting komen,
meestal erfelijk zijn, en veelal te maken hebben met emotioneel gedrag (‘arousal’)
Onderzoek (Rothbart, 1981/1986): beoordelen temperament van kinderen door verzorgers op basis
van 6 temperament factoren:
• Activiteitsniveau
• Lachen
o Frequentie van het lachen
• Angst
o = geeft nieuwe stimulus stress en vermijding?
• Stress reactie bij beperkingen
o = mate waarin het kind overstuur is wanneer het een beperking opgelegd krijgt (bv.
als het geen eten krijgt)
• Troostbaarheid
o = mate waarin stress mindert of het kind kalmeert wanneer het getroost wordt
• Oriëntatieduur
o = duur van aandacht op objecten
= Aspecten die “meetbaar” zijn bij jonge baby’s, gemeten op verschillende leeftijden (3-6-9-12
maanden)
Gebaseerd op de powerpoints en lessen van Prof. Rossi 7
,Differentiële psychologie HOC
• Tabel: Correlaties tussen momenten (voor verschillende tijdsintervallen) over personen, voor
verschillende variabelen
• Wat kan je hieruit besluiten?
o Allemaal positieve correlaties!
▪ De richting verandert niet, mensen scoren op een bepaalde manier van bij
het begin (bv. wie laag scoorde blijft laag, wie hoog scoorde blijft hoog -->
positieve correlaties)
o Je kan dus besluiten dat er in het eerste levensjaar stabiele verschillen zijn
o Activiteitsniveau en lachen vergeleken met volgende rijen
▪ Eerste 2 rijen duidelijk hogere correlaties dan in onderste 4 rijen
▪ Correlaties die hoger zijn wil dus zeggen dat ze meer gelijk blijven --> hogere
stabiliteit over de tijd voor trekken zoals activiteitsniveau en lachen in
vergelijking met de andere trekken of temperamentsdimensies
o Eerste kolom (3-6) en laatste (9-12): verschil tussen de kolommen?
▪ De correlaties zijn hoger in de laatste kolom, dus meer stabiliteit
▪ Persoonlijkheidstrekken zijn meer stabiel naar het einde van het eerste
levensjaar dan bij het begin
o Kolom 1 (3-6, dus periode van 3 maanden) vergeleken met kolom 2 (3-9, dus periode
van 6 maanden): waar is stabiliteit het hoogste?
▪ Bij de kortere tijdsperiode zie je meer stabiliteit
Conclusies uit onderzoek (Goldsmith & Rotbart, 1991):
1. Er zijn al vroeg stabiele verschillen te zien (vooral prosociaal gedrag: lachen en
activiteitsniveau).
2. De stabiliteit in het eerste levensjaar is middelmatig hoog.
3. Over korte periodes is de stabiliteit doorgaans hoger.
4. Stabiliteit neemt toe met de leeftijd.
Gebaseerd op de powerpoints en lessen van Prof. Rossi 8
,Differentiële psychologie HOC
Stabiliteit doorheen kinderjaren (childhood)
• Stabiliteit doorheen kinderjaren?
• Longitudinale studies: onderzoeken van dezelfde groep individuen op verschillende
tijdsmomenten
• Als voorbeeld Studie Saudino (2012): 304 tweelingparen van zelfde geslacht, waarvan 141
monozygote op 2 en 3 jarige leeftijd
• Nog verschillende studies in handboek
EXAMEN: prof kan gelijk welke studie bevragen uit het handboek, maar uitkomst is tekens dezelfde.
Vandaar slechts 1 voorbeeld besproken in de les, maar alle voorbeelden zeker bekijken!
Studie over individuele verschillen in activiteitsniveau (Saudino, 2012):
• Gemeten op twee manieren en plaatsen (op 2 en 3 jarige leeftijd):
o “actometer” thuis en in labo
▪ = apparaatje dat aan benen of armen kind wordt bevestigd, gaat motorische
bewegingen registreren
▪ Enkel data met normaal gedrag werden opgenomen in de studie (normaal
gedrag achterhaald via bevraging ouders)
o Onafhankelijke beoordelingen van activiteitsniveau door ouders thuis en
onderzoekers in labo
• Twee belangrijke berekende maten:
o Stabiliteit en validiteit
Stabiliteitscoëfficiënt
= correlatie tussen twee dezelfde maten op verschillende tijdsmomenten: hoe stabiel zijn verschillen
doorheen de tijd? (test-hertest betrouwbaarheid) (zie tabel 5.2)
• Activiteitsmaten zijn steeds positief gecorreleerd met dezelfde maten op een later moment:
activiteitsniveau is dus redelijk stabiel doorheen de kindertijd
• Grootte van de correlaties daalt naarmate het tijdsinterval tussen de metingen stijgt:
Hoe langer het tijdsinterval, des te lager worden stabiliteitscoëfficiënten (cf. Janson &
Mathisen, 2008)(zie handboek)
o Hoe meer tussentijd als je wil voorspellen, hoe minder accuraat jouw voorspelling
wordt
• Metingen in de kinderjaren kunnen persoonlijkheid in het latere leven voorspellen (zie
verschillende studies, correlatiecoëfficiënten), maar kracht van voorspelbaarheid neemt af in
verhouding tot de toename van het tijdsinterval tussen de originele meting en het moment
waar je naar voorspelt en terug gaat meten
• Evengoed zo bij bv. recidivisten: voorspelling van kans op toekomstig delict (voorspelling van
kans op korte termijn altijd nauwkeuriger dan voorspelling op langere termijn)
Gebaseerd op de powerpoints en lessen van Prof. Rossi 9
, Differentiële psychologie HOC
Validiteitscoëfficiënt
= correlatie tussen twee verschillende manieren van meten van dezelfde trait, op hetzelfde moment
(over personen):
• In welke mate geven de twee maten dezelfde individuele verschillen weer?
• Overeenkomst tussen actometer thuis en ouderbeoordelingen en actometer labo en
onderzoeker beoordelingen:
o Actometer en oudermeting: zelfde omgeving, andere manier van meten, wat geeft
dit?
o Methode-effect: geen perfecte overeenkomst, maar indien valide metingen, moeten
er wel matige correlaties zijn
o Tabel 5.2: matige correlaties, activiteitsniveau lijkt valide gemeten te kunnen worden
in de kindertijd
Stabiliteitscoëfficiënt: zelfde maat, verschillend tijdsmoment
Validiteitscoëfficiënt: zelfde moment, verschillende maat
EXAMEN: onderscheid tussen stabiliteitscoëfficiënt en validiteitscoëfficiënt goed kennen!
• Geldt ook voor andere domeinen
• Bv. agressie (Olweus, 1979): belangrijk onderzoek met maatschappelijke implicaties
o (Stabiele individuele verschillen komen tot uiting op vroege leeftijd, rond 3 jaar.)
o Rangorde stabiliteit blijft over vele jaren
o Stabiliteitscoëfficiënten worden lager als het tijdsinterval tussen de jaren stijgt
EXAMEN: namen en studies niet vanbuiten kennen, conclusie belangrijker!
Bv. onderzoek had een aantal belangrijke implicaties waaronder, bovenstaande 3 opsommen, één
foute optie. Welke uitspraak is fout? Bv. individuele verschillen zijn heel veranderlijk.
Namen onderzoekers worden gekaderd bij vraagstelling, het gaat om wat de conclusies zijn!
Resultaten van 16 verschillende longitudinale
studies. Samenvatting in termen van
stabiliteitscoëfficiënten.
De lijn is dalend volgens dat het tijdsinterval
toeneemt. Ondanks dat lijn dalend is, blijven
de correlaties positief.
Correlaties zijn matig tot hoog (vanaf .30
matig, vanaf .50 hoog) --> pleit voor stabiliteit
in individuele verschillen
Individuele verschillen die vroeg in het leven ontstaan, hebben vaak belangrijke gevolgen en bepalen
vaak de latere uitkomst van iemands leven.
Longitudinale studies
• Handboek andere voorbeelden dan studie Olweus (1979)
Gebaseerd op de powerpoints en lessen van Prof. Rossi 10
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through EFT, credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying this summary from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller EvaSmet. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy this summary for R98,64. You're not tied to anything after your purchase.