100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Klinische psychologie 1a R136,49   Add to cart

Summary

Samenvatting Klinische psychologie 1a

1 review
 119 views  13 purchases
  • Course
  • Institution

In een keer het tentamen gehaald (7,3) met mijn zelfgeschreven samenvatting. De stof wordt per leerdoel beschreven en bevat het tekstboek van klinische psychologie (2023), de artikelen en de twee interviews. Samengevatte artikelen verwerkt onder de leerdoelen (Personality: Theory and Research, Mod...

[Show more]

Preview 4 out of 57  pages

  • April 30, 2024
  • 57
  • 2023/2024
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: evakievit32 • 2 months ago

avatar-seller
Leerdoelen Klinische Psychologie 1A

 Een omschrijving van het vakgebied van de klinische psychologie

Toepassingsgebied. Vraagstukken in het vakgebied gaan over hoe psychische stoornissen zijn ontstaan,
hoe het komt dat ze vaak zo hardnekkig zijn, welke verschillende stoornissen er te onderscheiden zijn,
en wat er aan psychische problemen valt te doen. Definities klinische psychologie:

o Houdt zich bezig met afwijkend, slecht-aangepast en abnormaal menselijk gedrag. Onder de
grote paraplu van klinische praktijken vallen diagnose, classificatie, behandeling, preventie en
onderzoek.
o Breed wetenschapsgebied waarin gedrag van mens i.r.t. zijn ervaren gezondheid empirisch
wordt onderzocht, waarin wordt gediagnosticeerd en waarin interventies worden ontwikkeld,
onderzocht en toegepast. Interventies worden professioneel uitgevoerd en zijn gericht op
opheffen van emotionele, motivationele en/of cognitieve blokkades en het persoonlijk en
maatschappelijk functioneren van mensen te verbeteren.
o Rigoureuze studie en toegepaste praktijk voor begrijpen en bewijzen van psychologische
facetten van menselijke ervaringen, inclusief issues, of gedragsproblemen, emoties of intellect.

De kern bestaat uit psychische stoornissen. In de Angelsaksische cultuur ook wel abnormale
psychologie genoemd. Dat betekent dat gedrag afwijkt van bepaalde norm, wat lastig is voor iemand
zelf of de omgeving. Klinisch psychologen richten zich niet op afwijkingen van de norm in gunstige zin.
Pas klinisch als het problemen met zich meebrengt.

Afwijkingen van de norm heeft betrekking op verschillende aspecten van functioneren. Ten eerste
‘individuele persoon’, die afwijkende gedragingen, gedachten of belevingen kan hebben en dan vaak in
combinatie. Ten tweede ‘relaties met andere mensen’, zoals overbezorgde ouders, agressief zijn tegen
partner of onttrekken aan medestudenten. Dit heeft weer invloed op individu. Onderscheid
normaal/abnormaal minder duidelijk.

Diagnostiek en behandeling van mensen met psychische problemen. In methodologisch opzicht vaak
beter onderlegt dan psychiaters, door verworven vaardigheid in verrichten van empirisch onderzoek. In
alle sectoren gezondheidszorg, is klinisch de grootste groep binnen psychologen.

 Waarom kennis van de basisdisciplines binnen de psychologie van belang is
voor klinisch psychologen

Gedrag, gedachten en gevoelens kunnen alleen worden verklaard tegen de achtergrond van normale
processen. Hiervoor belang van basisdisciplines: kennis nodig van normale psychologische functies,
normale ontwikkeling, sociale psychologie en persoonlijkheidspsychologie.

 De APA-definitie van psychische aandoeningen

Uit de DSM5-TR. Het is een syndroom, gekenmerkt door klinisch significante symptomen op het
gebied van cognitieve, affectieve of conatieve functies, dat een uiting is van een disfunctie in de
psychologische, biologische of ontwikkelingsprocessen ten grondslag aan het psychisch functioneren.
De stoornissen gaan gepaard met significante lijdensdruk of beperkingen in functioneren op sociaal of
beroepsmatig gebied of bij andere belangrijke bezigheden. Veelvoorkomende stressoren, een verlies
die te verwachten cultureel worden geaccepteerd, of sociaal deviant gedrag en conflicten tussen
individu en maatschappij, zijn geen psychische stoornissen, tenzij het gevolg is van disfunctioneren.

Nadruk ligt op specifieke symptomen en nadelige gevolgen ervan. Volgens DSM5 zijn psychisch
gezonde mensen te onderscheiden van degenen met psychische stoornis. Volgens APA geen enkele
definitie die begrip psychische stoornis volledig afbakent.

,  Verschillende aspecten die beïnvloeden of gedrag als ‘abnormaal’ of
‘pathologisch’ zal worden beoordeeld

Zeven factoren die volgens Seligman, Walker en Rosenhan te onderscheiden zijn, die bepalen of gedrag
beschouwd kan worden als abnormaal/pathologisch. Meer factoren duidelijker aanwezig brengt grotere
consensus in termen van normaal en abnormaal gedrag. Tenminste één moet aanwezig zijn voor
abnormaliteit. Betekent niet gelijk psychische stoornis.

1. Persoonlijk lijden. Geen voorwaarde, omdat het ook een tijdelijk gevolg van een gebeurtenis
kan zijn. Sommige mensen met psychische stoornis lijden niet persoonlijk.
2. (Dis)functionaliteit van gedrag: gedrag dat beroepsmatig en relationeel functioneren van het
individu en anderen belemmert.
3. Irrationeel en onbegrijpelijk gedrag, zonder logica of zin.
4. Onvoorspelbaarheid en controleverlies in situaties waarin regels die normaliter het gedrag
sturen nu niet meer werken, of in situaties waarin de oorzaak of aanleiding van gedrag voor de
toeschouwer onbekend is. Onvoorspelbare omgeving voelt kwetsbaar en bedreigd. Twee
typen controleverlies/verlies zelfbeheersing: eerste is de sociale regels in een persoon die niet
meer werkzaam zijn. Hierbij is gedrag ontremd. Tweede is dat oorzaak/aanleiding onbekend is.
5. Opvallend en onconventioneel gedrag, wijkt dus sterk af van het gangbare gedrag en sociaal
onwenselijk is, hoewel dit ook afhankelijk is van de omgeving. Meestal nog niet als
problematisch beoordeeld door omgeving.
6. Gedrag dat gevoelens van ongemak oproept, zoals gedrag waarmee impliciete sociale
verwachtingen ofwel ‘restregels' worden geschonden. Zoals in een cultuur. Vaak pas bewust
van restregels als het overschreden wordt.
7. Morele normen overtredend gedrag, ofwel gedrag dat in mindere mate overeenkomt met
ideeën over hoe mensen zich zouden moeten gedragen. Gaat vaak over goed/kwaad.

 Het statistisch model van ‘abnormaal’ gedrag en de nadelen van dit model

Menselijke eigenschappen normaal verdeeld in populatie. Abnormaliteit bij extreem hoge of lage
scores. Gebaseerd op dimensionele benadering van psychopathologie. Probleem waar precies de grens
ligt. Antwoord is arbitrair. Daarom scores betekenis in termen van zeer laag tot zeer hoog. Tweede
probleem is dat niet wordt gespecificeerd hoe ongewoon gedrag moet zijn voor abnormaliteit. Bij
sommige stoornissen geen normaalverdeling omdat het veel minder vaak voorkomt. Derde probleem is
dat geen onderscheid wordt gemaakt tussen statistische afwijkingen die gepaard gaan met individueel
lijden en afwijkingen waarvoor dat niet geldt. Vele statistisch uitzonderlijke
gedragingen/eigenschappen zijn niet pathologisch, zoals lengte.

 Het medisch of ziektemodel en een aantal bezwaren die tegen dit model zijn
ingebracht

Psychische stoornissen vergelijkbaar met somatische ziekten en te verhelpen door onderliggende
mechanismen (somatogeen) te bestrijden. Daarnaast kan het ook psychogeen zijn, dus dat er een
psychologische mechanisme ten grondslag ligt. Gevolg van onbewuste conflicten en afweer tegen
angst. Psychogene mechanismen zijn in dit model niet altijd toereikend, ze moeten namelijk wel
aantoonbaar zijn.

Het medisch model: abnormaliteit/ziekte bij patiënt> diagnose door therapeut> therapie, gekozen en
uitgevoerd door therapeut, patiënt passieve rol> genezing patiënt. Therapeut spoort oorzaak op,
patiënt alleen nodig info over klachten te geven. Patiënt meer afhankelijk. Genezing door therapeut.

Kritiek is van semantische aard. Eerste is dat bij veel psychische stoornissen niet een eenduidig
onderliggend mechanisme is aangetoond. Daardoor twijfelachtig of sprake is van ziekte. De vraag of de
term genezing wel op zijn plaats is. Voor bepalen aanwezigheid psychische stoornis meestal
psychosociale en ethische normen gebruikt volgens Sarz, terwijl voor de behandeling de medische term
therapie wordt gehanteerd. Bij meeste stoornissen gaat het om afwijkingen van psychosociale of

,ethische normen en niet om medische afwijkingen. Sarz zijn voorstel was om ‘mental ilness’ te
vervangen door ‘problems in living’, en wilde mental illness reserveren voor de in aantal veel kleinere
categorie stoornissen waarvan de organische oorsprong aangetoond kan worden. Omschreef criterium
grens in termen van aantoonbare neurologische, fysiologische of biochemische afwijkingen.

Tweede kritiekpunt is dat gebruik van begrippen ‘ziekte’ en ‘therapie’, stigmatiserend is. Goffmann en
Scheff kwamen met labeling theorie: de bestempeling ‘psychiatrisch patiënt’ is selffulfilling prophecy.
Dus eens gek, altijd gek.

 Het leer- of onderwijsmodel en de verschillen met het medische model

Stoornissen waaraan geen duidelijke organische oorzaken ten grondslag liggen. Ontstaan door verkeerd
verlopen leerprocessen. Onderwijsmodel: persoonlijk probleem leerling> bepaling van leerdoel in
overleg tussen leraar en leerling> uitvoering van onderwijsprogramma ontwikkeld door leraar. Leerling
past aangereikte kennis en vaardigheden toe voor probleemvermindering> vermindering probleem
leerling. In het model wordt de psychische problematiek niet beschreven als ziekte/abnormaliteit, maar
als persoonlijk probleem. Geen diagnose, maar leerdoelbepaling. Voor vaststellen van dat doel moet
wel diagnostiek plaatsvinden. Uitkomsten daarvan niet zozeer stoornissen, maar vaardigheidstekorten.
Nadelige bijbetekenissen van medisch model worden in dit model vermeden. Meer recht aan eigen
verantwoordelijkheid mensen met een persoonlijk probleem. Hier leerling veel actievere inbreng dan
patiënt. Kennis en vaardigheden ter beschikking van leerling, kan dus believen ze te gebruiken. Meer
recht aan datgene wat daadwerkelijk plaatsvindt bij psychologische hulpverlening, dus aanspreekbare
mensen. Freud, Pavlof, Watson, Skinner, Rogers, Ellis, Meichenbaum en Beck zijn beroemdheden onder
dit model.

Geestesziekte als aan psychische problemen organische afwijkingen ten grondslag liggen.
Therapie/behandeling hier op zijn plaats. Verantwoordelijk/aanspreekbaarheid als criterium tussen
ziek/gezond bij leermodel. Bij geen eigen verantwoordelijkheid kunnen dragen, kunnen ze als ziek
worden beschouwd. Dan is onderwijsmodel niet goed bruikbaar. Volgens leer- en ontwikkelingsmodel
sprake van ziekte bij geen verantwoordelijkheid kunnen nemen over zelfstandig beslissen over zaken
die voor het eigen leven belangrijk zijn. Dan kan behandeling/therapie. Oorzaken als interpersoonlijke-
en contactproblemen volgens modellen voorkeur aan eigen verantwoordelijkheid. Indien nog aanwezig,
sprake van levensproblemen. Benadrukking leerelement, wordt onderwijsterminologie in behandeling
gebruikt.

 Wanneer het statistisch model, het medisch of ziektemodel en het leer- of
onderwijsmodel toepasbaar zijn bij de beantwoording van de vraag naar de
grens tussen ‘normaal’ en ‘abnormaal’ gedrag.

Medisch model: abnormaliteit/ziekte bij patiënt gediagnosticeerd door therapeut. Toepasbaar bij
onderliggende mechanismen bestrijden. Leermodel: grens bij verantwoordelijkheid/aanspreekbaarheid
als criterium tussen ziekte/gezond. Toepasbaar bij leerdoelbepaling.

 Het begrip ‘persoonlijkheidstrek’ en de functie ervan

Persoonlijkheidstrek verwijst naar patronen van gevoelens, gedachten en gedrag van individuen.
Twee termen hierbij: consistentie en onderscheid. Bij consistentie is de trek een bepaalde
regelmatigheid in iemands gedrag. Bij onderscheid is de trek niet bij iedereen (in dezelfde mate)
aanwezig is.

Eerste functie: beschrijvend. Persoonlijkheidstrek is samenvatting van gedrag en biedt zo
mogelijkheid om persoon te beschrijven. Functie twee: voorspellend. Persoonlijkheidstrek geeft
indicatie van hoe iemand zich in de toekomst zal gedragen. Functie drie: verklarend.
Persoonlijkheidstrekken kunnen biologische grondslag hebben. Dit biedt dan een verklaring voor de
trek en trek-gerelateerd gedrag. Verklaring voor genetisch dus.

,  De basisperspectieven van trektheorieën

We gebruiken vaak persoonlijkheidstrek-termen. Dit beschrijft het typische van een mens. Mensen en
onderzoekers denken dat trekken centraal/hoofdbestanddelen zijn in persoonlijkheid. De gemiddelde
stijl van gedrag onthult hoe een persoon is. Persoonlijkheid moet valide en betrouwbaar gemeten zijn,
dus statistisch bewijs. Een gevalideerde theorie moet worden gebruikt, dus een bewijs voor correlatie.
Trekken veranderen tijdens het leven.

Er zijn drie grote persoonlijkheidstrektheorieën. 2 Hiervan (Cattell & Eysenck), kwamen met
basisdimensies van persoonlijkheidstrekken. Deze karaktertrekken bezit iedereen in meer of mindere
mate. De andere theoretici is Allport. De bijdragen van de theorieën hebben veel gemeen. Trekken
hebben twee impliciete betekenissen: consistentie en onderscheid.

De grootste basisassumptie is dat mensen brede disposities hebben (brede aanleg), die trekken worden
genoemd. Dit wordt gevormd door consistentie in gedrag, gevoel en denken. Hoog of laag reageren op
deze eigenschappen, afhankelijk van neiging om zich op een bepaalde manier te gedragen, voelen of
denken. Een andere assumptie is dat er een correspondentie is tussen de acties gerelateerd aan een
trek en corresponderende trek. Dit is de directe relatie van gedrag en bezit van een eigenschap.
Mensen die zich op een bepaalde manier gedragen worden geacht meer van die eigenschap te bezitten,
en mensen met minder van dat gedrag minder van die eigenschap. Nog een andere assumptie is dat
menselijk gedrag en persoonlijkheid georganiseerd kunnen worden in een hiërarchie. Op het
eenvoudigste niveau specifieke reacties, die samenkomen tot meer algemene gewoonten en
uiteindelijk worden gegroepeerd onder eigenschappen. Deze eigenschappen kunnen gegroepeerd
worden tot hogere orde factoren/superfactoren, op het meest abstracte niveau van generalisatie.

 Verschillende theorieën en modellen over persoonlijkheidstrekken

o Freud: psychodynamische structuren in verschillende gedragingen zijn niet consistent.
o Behavioristen: gedrag varieert in situaties met verschillende onvoorziene omstandigheden.
o Persoonlijke construct theorie/sociale cognitieve theorie: cognitieve structuur die variabiliteit
in gedrag verklaart bij verschillende rollen en contexten in het sociale leven.
o Evolutionaire psychologie: mentale modulen, domein gebonden.
o Trektheorie: mensen hun gedrag varieert van situatie tot situatie. Beschrijvende schema waarin
alle personen beschreven worden. Een persoonlijke taxonomie van geclassificeerde dingen aan
de hand van karakter, gemiddelde ervaringen en acties. Metingen voorspellen belangrijke
levensuitkomsten zoals gezondheid. Er zijn verschillende bewerende verklaringen. Er is daarom
geen een trektheorie, maar meer.

Hiërarchie van Eysenck is bekend. Volgens hem is specifiek gedrag van het laagste niveau. Opbouw
hiërarchische model: type persoonlijkheidskarakteristiek via trekken en habituele responsen
gerelateerd aan specifieke responsen.

Allport vond dat trekken de basiseenheden van persoonlijkheid zijn. Hij dacht dat trekken al bestonden
en zich in het zenuwstelsel bevonden. Trekken hebben drie eigenschappen: frequentie, intensiteit en
een reeks van situaties. Allport en Odbert hebben persoonlijkheidstrekken gedifferentieerd van andere
analyses in persoonlijkheidsonderzoek. Ze hebben trekken gedefinieerd als gegeneraliseerde en
persoonlijke bepalende neigingen. Het is een persoon zijn consistente en stabiele toevoeging aan zijn
omgeving. Trekken verschillen van psychologische staten of gedragsactiviteiten die tijdelijk en afgeleid
zijn van iets externs. Allport onderscheidt kardinale trekken (doordringende opvallende aanleg),
centrale trekken (beperkte reeks van situaties) en tweede aanleggen (opvallende, gegeneraliseerde en
consistente trekken). Een trek bevindt zich niet in alle situaties. Een trek is wel hetgeen wat zich in het
algemeen bevindt in verschillende situaties. Trekken en de situatie zijn beide belangrijk om consistent
gedrag te verklaren. De belangrijkheid van een situatie is noodzakelijk om de variabiliteit van gedrag te
verklaren. Allport zijn benadering was ideografisch. Zijn nadruk lag bij de uniekheid van het individu.
Voordeel was een uitgebreide omschrijving hiervan. Maar niet handig om gemeenschappelijke
kenmerken tussen individuen te onderscheiden.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through EFT, credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying this summary from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller danadehaan. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy this summary for R136,49. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

72349 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy summaries for 14 years now

Start selling
R136,49  13x  sold
  • (1)
  Buy now