Oefentoets Gezinsfactoren
1. Marileen is 5 jaar oud. Haar ouders merken dat ze in bepaalde opzichten
anders is dan haar broertje. Ze zien vier dingen: Ze zien dat ze soms een
periode van onverklaarbare prikkelbaarheid en angst heeft (1). Ook lette ze
als peuter bijna niet op haar ouders wanneer ze exploreerde en nieuwe
dingen ging ontdekken (2). Daarnaast doet ze weinig positieve
gevoelsuitingen (3). Het is ook belangrijk om te weten dat Marileen de
eerste twee jaar van haar leven sociaal verwaarloosd is door haar ouders,
vanwege psychische problematiek van haar moeder (4). Welke van deze
vier nummers horen bij welke hechtingsstoornis?
a. RHS: 1 en 2; OSCS: 3 en 4;
b. RHS: 1, 2 en 3; OSCS: 4
c. RHS: 1, 3 en 4; OSCS: 2 en 4
d. RHS: 1, 2 en 4; OSCS, 3 en 4
2. In het Bucharest Early Intervention Project werden kinderen random
toegewezen aan ofwel pleegzorg ofwel residentiële zorg. Dit leverde een
uniek experiment op waarbij over een lange periode gekeken kon worden
naar de effecten van residentiële plaatsingen op hechting. Hieronder zie je
twee stellingen over de resultaten van dit experiment:
I: Kinderen die voor hun tweede jaar in pleegzorg werden opgenomen,
vertoonden significant minder symptomen van hechtingsstoornissen.
II: Kinderen die meer verbroken plaatsingen hadden, vertoonden significant
meer symptomen van zowel RHS als OSCS.
Welke van deze stelling(en) is/zijn waar?
a. I is waar, II is onwaar
b. I is onwaar, II is waar
Oefentoets Gezinsfactoren 1
, c. I en II zijn waar
d. I en II zijn onwaar
3. In het college is het artikel van Seim et al., (2022) besproken, waarin werd
gekeken naar de relatie tussen hechtingsstoornissen en psychopathologie.
De onderzoekers keken naar de relatie als ze de constructen categorisch
hadden gemeten én naar de relatie als ze deze constructen dimensioneel
hadden gemeten. Wat is waar over de bevindingen van dit artikel?
a. Het artikel vond geen significante relatie tussen hechtingsstoornissen en
psychopathologie, ongeacht of ze categorisch of dimensioneel werden
gemeten.
b. De dimensionele meting van hechtingsstoornissen toonde een sterkere en
meer consistente relatie met psychopathologie dan de categorische
meting.
c. Categorische metingen van hechtingsstoornissen onthulden een hogere
prevalentie van psychopathologie dan dimensionele metingen.
d. Er was meer variabiliteit in de resultaten van dimensionele metingen van
hechtingsstoornissen vergeleken met categorische metingen.
4. Orthopedagoog Jeffrey heeft sinds een aantal weken Joël in behandeling.
Joël laat een aantal symptomen zien die kunnen wijzen op een
hechtingsstoornis. Joël is erg afwachtend in contact en lijkt bijna bang voor
Jeffrey. Het gebeurde een keer met spelen dat Joël viel en zich pijn deed. Hij
zocht echter geen troost, en toen Jeffrey hem aandacht gaf, reageerde hij
door Jeffrey te slaan. Van welke hechtingsstoornis zou hier sprake kunnen
zijn?
a. OSCS
b. RHS
c. Zowel OSCS als RHS
d. Geen OSCS en RHS
5. Wat benadrukt het onderzoek met betrekking tot de relatie tussen broers en
zussen en psychopathologie (college 2)?
Oefentoets Gezinsfactoren 2
, a. Warmte tussen broers en zussen heeft een sterker effect op
externaliserende problemen dan op internaliserende problemen.
b. Differentiële behandeling tussen broers en zussen heeft geen significant
effect op psychosociale problemen.
c. Conflict tussen broers en zussen heeft een sterker effect op zowel
internaliserende als externaliserende problemen dan warmte en
differentiële behandeling.
d. Jongens zijn minder gevoelig voor differentiële behandeling dan meisjes,
wat leidt tot minder internaliserende problemen.
6. Welke theorie kan niet verklaren dat de broer-zus relatie samenhangt met
psychopathologie?
a. sociale vergelijkingstheorie
b. sociale leertheorie
c. gehechtheidstheorie
d. familiesysteemtheorie
7. Jolieke ervaart veel warmte tussen haar en haar broertjes en zusjes. Ze
hebben echter relatief weinig conflict. Welk type relatie heeft Jolieke met
haar broertjes en zusjes?
a. affect-intense
b. harmonious
c. conflictual
d. uninvolved
8. Gelukkig heeft Jolieke in de literatuur gelezen dat het ervaren van veel
warmte en weinig conflict een hoop positieve effecten heeft. Welke effecten
van dit type relatie kan Jolieke in de literatuur hebben gelezen?
a. Dit type relatie zorgt voor minder angst en depressie en meer sociale
vaardigheden.
b. Dit type relatie zorgt voor minder agressie en meer sociale vaardigheden
en zelfwaardering
Oefentoets Gezinsfactoren 3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through EFT, credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying this summary from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller janineverheij. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy this summary for R96,28. You're not tied to anything after your purchase.