Vermogensrecht: Regels die betrekking hebben op iemands vermogen
Goederenrecht: verhouding personen en goederen.
Verbintenissen: verhouding personen en verbintenissen.
Vermogen
Vermogen: uit het BW, het vermogen bestaat ut goederen en schulden. Rechten en plichten.
Voorbeeld tandartspraktijk:
Vermogen van tandartspraktijk bv.
Goederen: onroerend goed, vorderingen op klanten (vorderingen op de cliënten),
bedrijfsvoorraad en bankrekening.
Schulden: geldschuld aan financier (lening bank) en geldschuld aan overheid (belasting)
Ieder rechtspersoon heeft een vermogen.
3:276 BW: verband tussen goederen en schulden. Kernbepalingen goederen.
Goederen
Art 3:1 BW: Goederen zijn alle zaken en vermogensrechten. Wat zijn zaken en
vermogensrechten:
Art. 3:2 BW: definitie zaken. Stoelen en tafels zijn stoffelijke objecten. Geen zaak: de lucht in
een ruimte, kan je niet pakken. Zuurstof in een fles is een zaak. Is het voor menselijke
beheersing vatbaar?
Zijn mensen zaken? Nee, omdat mensen zijn geen rechtsobjecten maar rechtssubjecten.
Dragers van rechten en plichten
,Art. 3:2a BW: Dieren zijn geen zaken. De bepalingen m.b.t. zaken zijn wel betrekking op
dieren. Dieren zijn geen zaken maar worden wel als zaken behandeld.
Belangrijk onderscheid: roerend en onroerende zaken.
Art. 3:3 BW: Onderscheid. Onroerende en roerende zaken.
Duurzaam met de grond verenigd: Portacabin arrest.
Vermogensrechten
Art. 3:6 BW.
Definitie
Vermogensrecht: Het moet gaan om een recht met enige economische waarde: afspreken
om te eten dan is het recht dat iemand bij jou komt eten geen vermogensrecht. Kiesrecht:
geen vermogensrecht. Heeft geen economische waarde.
Wanneer het een vermogensrecht is art. 3:6 BW
1. Overdraagbaar: art 3:83 BW. Eigendom zijn vermogensrechten. Lid 3: andere rechten
wanneer wet dit bepaald. Voorbeeld: auteursrecht. Als je een recht kan overdragen is
het vaak een economische waarden.
2. Ertoe strekken de rechthebbende stoffelijk voordeel te verschaffen: Recht die de
rechthebbende stoffelijk voordeel verschaft: een niet overdraagbare vordering.
Voorbeeld: recht van gebruik en bewoning 3:226 BW. Een recht dat niet
overdraagbaar is. Recht op wonen huis.
3. Verkregen zijn in ruil voor stoffelijk voordeel: rechthebbende bereid toe was om iets
tegenover te stellen. Voorbeeld: Het recht van de blinden op voorlezen. Rechten
waarbij iemand bereid is om voor te betalen.
Vermogensrecht: Is niet limitatief bedoeld, definitie is niet uitputten. Rechten zijn die buiten
de categorieën vallen maar wel vermogensrecht is.
- Is goodwill een vermogensrecht?
Goodwill kan omschreven worden als de hogere waarde, meerwaarde of winstcapaciteit van
een onderneming die uitgaat boven de waarde van de afzonderlijke onderdelen van een
onderneming. Voorbeeld: tandartspraktijk, goede naam, bekendheid bij publiek, groot
klantenbestand.
Bij bedrijfsovername wordt betaald voor goodwill.
Goodwill is geen vermogensrecht: is geen recht. Bij goodwill heb je te maken met een
feitelijke situatie: Je hebt geen recht op het voortbestaan van de situatie die er was. Klanten
lopen weg etc. Goodwill is een feitelijke situatie, een samenstel van omstandigheden wat je
niet kan afdwingen. Hierdoor geen vermogensrecht.
Als je goodwill wil verpanden aan een bank is de bank bereid credit te verschaffen.
Art. 3:228 BW: een goed. Om een pandrecht te vestigen moet er sprake zijn van een goed
dat overdraagbaar is.
Goodwill is geen zaak.
- Is een verzerkingsportefeuille een vermogensrecht?
Arrest ING/ Thielen q.q.
,Behoort Goodwill bij.
ING was hier de bank: had een lening verstrekt aan een assurantietussenpersoon. Krediet
afgesloten. Persoon had een assurantieportefeuille. ING had een assurantie gesloten op alle
goederen. Tussenpersoon gaat failliet. Portefeuille wordt verkocht voor 80.000. ING zegt ik
heb pandrecht op alle goederen van debiteur dus ook portefeuille. Ik heb beter recht dan
boedel. Betaal die 80.000 maar uit.
Een pandrecht 3:328 kan alleen gevestigd worden op een goed.
Goederen: zaken of vermogensrechten.
Kern van uitspraak: art. 3:4 BW samenstel van ovk en goodwill.
Portefeuille is geen goed dus geen pandrecht.
Achtergrond oordeel: HR zegt samenstel van bestanddelen. Samenstel is geen goed.
Algemeenheid van goederen: je kan geen pandrecht vestigen op een kudde schapen of
boeken in een bibliotheek. Alle afzonderlijke zaken verpanden.
Klantbestanden die afgeleverd kunnen worden aan koper. Alleen portefeuille in geheel kan
niet worden gezien als een goed die je kan overdragen.
Goodwill en portefeuille zijn geen vermogensrechten.
Registergoederen
Art. 3:10 BW
Onderscheid tussen register en niet registergoederen.
Register: alle goederen waarvoor de overdracht moet worden ingeschreven in openbare
registers.
Niet register: Alle overgebleven goederen.
Voor welke goederen moet je inschrijven in openbare registers? Er is een type goed
waarvoor dat nodig is: onroerende zaken -> art. 3:89 BW. Lid 1: geschied door notariële akte
en inschrijving in openbare registers. Categorie.
Lid 4: levering vereist voor andere registergoederen. Waar worden goederen benoemd als
registergoederen. Boek 8 Vervoersrecht. Vliegtuigen, binnenvaart en zeeschepen zijn
registergoederen.
Een registergoed kan een onroerende en roerende zaak.
Auto’s hebben een kenteken en die is opgenomen in een register. Maar is geen openbaar
register dus geen registergoed.
Absolute en relatieve rechten
, Verschil: die type rechten op een andere manier werken
Absoluut: eigendom en beperkte rechten
Relatief: vorderingsrechten.
Absoluut: een recht op een goed. Dat recht op goed heeft zaaksgevolg. Tegenover iedereen
uitoefenen. Bijvoorbeeld: eigendomsrecht. Iedereen die een inbreuk hierop maakt aanspraak
maken.
Relatief: een recht dat je hebt tegenover een persoon. Niet recht op een goed maar
tegenover een persoon handhaven. Afspraak tussen twee partijen. Bijvoorbeeld:
koopovereenkomst. Laptop kopen is vordering levering, winkel heeft vordering op betaling.
Verschil: Faillissement
Welke crediteur heeft voorrang? A omdat hij ouder recht heeft. Kan B zijn door hoger
betracht. Of gelijke rang. Of A heeft voorrecht.
3:277 BW gelijke rang. Schuldeisers hebben onderling een gelijk recht op na voldoen.
Relatiefrecht.
Pandrecht:
A heeft pandrecht op dure videocamera van C. Art. 3:278 voorrang vloeit voort uit pand.
Pandhouder heb je voorrecht. Voorrecht houdt in art. 57 Faillissementswet =
seperatismepositie van pandhouder. A en B moeten bij faillissement moeten claim indienen.
A kan de zaak opeisen en verkopen. Verhalen op verkoopopbrengst.
Absoluut recht
Art. 7:226: huurder van woning en die wordt verkocht. Kan je jouw relatieve recht tegenover
koper huis. Absolute trekken.
Eigendom
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through EFT, credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying this summary from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jadekollenburg. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy this summary for R169,96. You're not tied to anything after your purchase.