Basiscoschap Paard | Jonker, G.G. (Gemma)
BP – HOORCOLLEGES, WERKCOLLEGES EN ZELFSTUDIES
WEEK 1 – HOORCOLLGE: INTRODUCTIE
Voorweek
- Allemaal theoretisch of praktisch onderwijs
- Nodig in de kliniek
- Aanwezigheid is verplicht
- Vandaag
o Ga zo samen aan de slag met koliek, neonatologie en bloeduitslagen. Later bespreking in
MTE
Inwendige ziekten
- 7:30 APT ronde
o Let op! Niet alleen de stal in
- 8:00 verzamelen in de apotheek en alle medicatie klaarmaken
- 8:45-9:00 stalronde met de dierenarts
- Rest van de dag: poli + spoedpatiënten
- 16:00 overdracht avond
- 5 daagse werkweek incl. weekenddagen, op de maandag hoef je niet perse voorbereid te zijn op
je patiënten
Heelkunde
- 7:30 T(emperatuur) ronde
o Let op! Niet alleen de stal in
- 8:00 verzamelen in het Derona lab (tredmolen)
- Korte bespreking van de dag
- Rest van de dag: poli + spoedpatiënten
- 16:00 overdracht
- Omloopdienst! (oproep voor operatie in avond en nacht -> rouleren)
- 5 daagse werkweek incl weekenddagen!
Ambulante kliniek
- 8 uur aanwezig
- Tussen 8 en 9 telefonisch spreekuur
- Uitrijden naar de patiënten toe
- Dag eindigt in principe om 16:30
- Geen (weekend)dienst
Dienstweek
- Dienst volgens het rooster
- Ruilen mag, laat het wel even weten en pas het aan in het rooster in de Teams omgeving + in de
stalkamer
- Je bent nooit alleen, altijd met dierverzorger/kliniekassistent en dierenartsen die oproepbaar zijn
1
, Basiscoschap Paard | Jonker, G.G. (Gemma)
Afmelden
- Tijdens kantooruren bij CS-PR (secretariaat)
- Na half 5 en voor 8 uur + weekenden bij de dierenarts IK van dienst (telefoonnr: 030-2531032)
- Altijd per dag een scorion afwezigheidsformulier invullen -> Jos Ensink
- Aanwezigheid wordt gecontroleerd
- Ben je ziek of kan je een dienst om een andere reden niet doen, dan regel je zelf vervanging!
- Voor de dienstweek geldt dat elke gemiste dienst ingehaald dient te worden
o In scorion dan aparte notitie aanmaken, waarop je aangeeft wanneer je hem hebt
ingehaald
Scorion
- Minimaal 2 observatieformulieren per kliniekweek
o 1x feedback over de gehele week na aanleiding na evaluatiemoment
o 1x vaardigheidstoetsje (bloedprikken, sonderen, anamnese, etc.)
Hoeft niet per se elke keer een andere zijn, maar zou wel fijn zijn
- Je hebt dus 6 formulieren nodig (heelkunde, inwendige ziekten, ambulante)
Kennistoets
- Digitale toetsing op chromebooks via Remindo
- Voldaan bij minimaal een 5,5
- In principe gaan we er vanuit dat als je goed mee doet tijdens het coschap dit haalbaar is
- Oefenen kan altijd: uu.remindotoets.nl -> oefentoets
WEEK 1 – ZELFSTUDIE: KOLIEK
Casus 1
Een paard van een van jouw cliënten vertoont sinds twee uren koliekverschijnselen:
krabben, liggen en opstaan en soms zelfs even rollen. Het dier zweet niet of nauwelijks.
Er zijn ook perioden zonder pijnuitingen.
1. Welke anamnesevragen stel je bij aankomst met betrekking tot de klacht?
Anamnesevragen
- Hoe is het verloop van de klachten
- Zijn er recent voerveranderingen geweest
- Waar staat het dier (op de weide, paddock, stal)
- Wanneer is het paard voor het laatst ontwormd
- Heeft het paard dit al eerder gehad
- Hoe is de eetlust?
- Heeft het paard nog gedronken
- Heeft hij nog gemest
- Krijgt het paard op dit moment medicatie
2. Welke klinische gegevens wil je hebben om tot een eerste opvang te komen en wat is de
betekenis van die parameters?
- Algemeen onderzoek
o Ademhalingsfrequentie
o Polsfrequentie
o Temperatuur
o Slijmvliezen
o Lymfeknopen
o HBH
- Digestieonderzoek
Bij een pols boven de 60 ga je direct sonderen, dan is het namelijk al zeer ernstig.
2
, Basiscoschap Paard | Jonker, G.G. (Gemma)
Bij het klinisch onderzoek vind je een ademfrequentie van 16 teugen/min, een pols van 44 slagen/min en
een temperatuur van 38.2 °C. De oren en lippen zijn warm. De slijmvliezen zijn roze. De buik is niet hard.
Er zijn rechts volop borborygmi te horen, maar in de linker flank is het stil.
3. Stel een probleemlijst op.
Probleemlijst
- Tachypneu
- Tachycardie
- Hyperthermie
- Rechts volop borborygimi
- Links hypotone borborygmi
- Koliekverschijnselen
4. Wat wordt je differentiaaldiagnose?
DDx ware koliek
- Krampkoliek -> pols rond 40
- Maagzweren -> pols rond 40
- Obstipatiekoliek -> pols rond de 50
o Stro -> linker ventrale/dorsale colon (flexura pelvina)
o Zand -> rechter dorsale colon (maagvormige verwijding)
o Vlas -> ileum
- Liggingsveranderingen zonder strangulatie (miltnierband) -> pols rond 50
- Gaskoliek (fermentatie, passagebelemmering, verminderde motiliteit) -> pols boven 60
- Liggingsveranderingen met strangulatie -> pols boven 60
Niet zo ernstig
- Beetje krabben en naar de buik kijken en bijv niet eten
- Rustige pols rond de 40, warme extremiteiten en volop borborygmi
-> waarschijnlijk krampkoliek (70% van de gevallen)
Plan:
- Pijnstilling
- Niet eten
- Bewegen
-> is na 2 uur meestal wel weer over, laat de klant terugbellen
Wel ernstig
- Heftige koliek symptomen
- Geen/onvoldoende reactie op pijnstilling
- Aanwijzingen voor ernstige problemen in het maagdarmkanaal
Plan:
- Sonderen
- Voldoende pijnstilling geven
- Doorsturen naar tweedelijnskliniek
Gespannen ballon -> gaskoliek -> oorzaak: passagestoornis (darm in de knoop), fermentatiestoornis (in
een keer op het gras) of verminderde motiliteit (acuut kreupel en boxrust)
3
, Basiscoschap Paard | Jonker, G.G. (Gemma)
Een paardenmaag bevat 8 liter, als er een knoop in de darmen zit, dan wordt er (er wordt 20 tot 25 liter
maagsap in 1 uur gemaakt) heel veel maagsappen opgestapeld. Bij meer dan 25 liter kan de maag
ruptureren.
5. Wat wordt je waarschijnlijkheidsdiagnose op basis van de bevingen in het klinisch onderzoek?
a. Leg nader uit aan de hand van de anatomie van het maagdarmstelsel van het paard.
Waarschijnlijk is dit strokoliek want dat zit links. Daarnaast zou het een nierband kunnen zijn (vooral bij
grotere paarden)
6. Maak een plan van aanpak voor deze patiënt.
Pijnstilling (buscopan en NSAID), laxeren met parafine of veel water geven, daarnaast vasten totdat de
koliek over is. Daarna langzaam beginnen met meer voeren.
7. Welke uitleg en adviezen geef je mee aan de eigenaar?
Paard goed in de gaten houden en bellen als het na 1-3 dagen niet over is. Daarnaast moet er voor worden
gezorgd dat het paard geen stro eet, of in ieder geval minder stro eet. Je kan het paard bijvoorbeeld meer
hooi geven. En het hooi langzaam voeren (slowfeeders) zodat het niet zo snel op is. Het is ook een advies
om een andere bodembedekking te gebruiken.
Casus 2
Je wordt ‘s nachts (om 1 uur) gebeld voor een paard dat sinds een uur koliek heeft. Het dier krabt, gaat
liggen en staat weer op, en rolt soms zelfs even over zijn rug.
Bij het klinisch onderzoek blijkt de temperatuur normaal te zijn; de pols is 44 slagen/min, de slijmvliezen
zijn roze, de turgor is goed en de oren zijn lekker warm. Er zijn volop borborygmi te horen, terwijl navraag
bij de eigenaar leert dat de buik niet dikker is dan normaal.
1. Is het onderzoek voor dit moment voldoende compleet?
Nee, je moet even volledig algemene indruk en algemeen onderzoek doen en het digestieonderzoek. Als
het mogelijk en veilig kan is het ook mogelijk om rectaal onderzoek te doen
2. Je wil het paard een pijnstiller geven. Welke pijnstiller kies je, en hoe is het werkingsmechanisme
van deze pijnstiller?
NSAID --> werken via remming van COX, waardoor de productie van prostaglandines wordt geremd,
waardoor stimulatie van de waarneming van pijn afneemt, waardoor minder snel pijn wordt
waargenomen.
Buscopan -> werkt voor 20 min. Spasmolyticum
Tevens geef je de eigenaar opdracht jou te bellen als de koliek niet overgaat of terugkomt.
Tot die tijd mag de eigenaar het paard afstappen. Als je de volgende morgen wakker wordt, realiseer je je
dat je niet meer gebeld bent.
3. Wat is nu je (waarschijnlijkheids-) diagnose?
Dit is waarschijnlijk krampkoliek
4. Moet je nog verdere adviezen geven aan de eigenaar?
Na 2 uur zou het over moeten zijn met de NSAID. Als het niet over is dan moet de eigenaar bellen. Houdt
het paard goed in de gaten, ook opletten met de voeding en andere leefomstandigheden. Paard tijdelijk
laten vasten.
Casus 3
Je wordt ’s morgens vroeg in consult geroepen bij een paard dat een half uur daarvoor in de stal is
gevonden. De stal lag overhoop en het paard heeft kale, gezwollen plekken op de heupen, oogbogen,
atlasvleugels en hakken.
4
, Basiscoschap Paard | Jonker, G.G. (Gemma)
1. Welke anamnesevragen stel je bij aankomst met betrekking tot de klacht?
Anamnesevragen
- Hoe was het paard voordat hij is gevonden
- Hoe is het algemeen functioneren van het paard: eten, drinken, poepen, plassen
- Hoe is het verloop van de klachten sinds hij is gevonden
- Zijn er recent veranderingen opgetreden in de leefomstandigheden
- Zijn er recent veranderingen opgetreden in het voer
Wanneer je een algemene indruk uitvoert zie je dat het paard heel suf is en stil op zijn plaats blijft staan.
Het is kletsnat van het zweet. Nader onderzoek levert een polsfrequentie van 92 slagen/min en een
temperatuur van 39.0 °C op. De slijmvliezen zijn rood en de oren en lippen koud. Volgens de eigenaar is de
buik dikker dan de vorige dag. Er zijn geen borborygmi te horen en de buik is te hard.
2. Stel een probleemlijst op.
Probleemlijst:
- Sloom
- Zweten
- Tachycardie
- Koorts
- Rode slijmvliezen
- Koude extremiteiten
- Dikkere buik
- Geen borborygmi
- Harde buik
3. Hoe ga je nu verder?
Sonderen! En daarna rectale exporatie
Bij rectaal onderzoek vind je een buik vol uitgezette dunnedarmlissen. Het rectum is leeg.
4. Wat is op basis van de bevindingen je waarschijnlijkheidsdiagnose? Kun je daar alle klinische
bevindingen mee verklaren?
Dit paard is op dit moment waarschijnlijk in shock door een maagruptuur en peritonitis. Waarschijnlijk ten
gevolge van een liggingsverandering met strangulatie.
Ja dit is een ernstige vorm van koliek, waardoor er ook een peritonitis kan ontstaan en dus een harde buik
optreedt. Ook vanwege de vasculaire symptomen + uitgezette darmlissen en lege rectum.
5. Wat wordt je plan van aanpak voor dit paard?
Euthanasie door shock en perforatie. Je zou nog een punctie kunnen doen om de diagnose te bevestigen.
Casus 4
Het is 15 mei en al een paar dagen heerlijk weer. Het gras groeit en de vogels fluiten. Je wordt in consult
geroepen bij een paard dat met vrij heftige koliek in de weide is gevonden.
Bij het klinisch onderzoek vind je een polsfrequentie van 72 slagen/min en een temperatuur van 38.2°C.
De slijmvliezen zijn wat te rood maar de extremiteiten voelen warm aan. Het paard heeft een dikke en erg
gespannen buik, maar geen echte défence musculair. Er zijn beiderzijds te weinig hoogtonige borborygmi
te horen. Zowel links als rechts is er een positieve steelbandproef. U kunt rectaal niet verder dan tot uw
elleboog in het rectum komen, omdat u grote ballonen tegenkomt, die het onmogelijk maken dieper door
te exploreren.
1. Wat zijn in dit stadium van onderzoek de differentieel diagnostische mogelijkheden?
Dit is waarschijnlijk een gaskoliek, ten gevolge van een voerverandering (ineens op het gras)
Gaskoliek kan veroorzaakt worden door passagebelemmering (strangulatie/liggingsverandering),
verminderde motiliteit (toxines van clostridium), verandering in voeder.
5
, Basiscoschap Paard | Jonker, G.G. (Gemma)
2. Wat wordt het plan van aanpak?
Sonderen en buscopan + NSAID geven
Gemotiveerde eigenaar -> Liggingsverandering -> doorsturen naar tweedelijns voor operatie (€7.000 met
50/50 kans op herstel, als hij doodgaat op de operatietafel, dan kost het €3.000)
Ongemotiveerde eigenaar -> vasten, longeren van stap -> draf, paard kan dan veel gast kwijtraken. Dan
duurt het zo’n 2/3 uur, maar als het verslechterd dan is het waarschijnlijk een liggingsverandering.
Casus 5
Je bent op vrijdagavond bezig met het gezelschapsdierenspreekuur als een eigenaar van een KWPN-ruin
belt. De man is duidelijk in paniek omdat zijn paard heftige koliek heeft. Hij heeft al geprobeerd het paard
uit de box te halen om af te stappen, maar het paard laat zich steeds vallen en slaat dan wild om zich
heen.
1. Onderbreek je hiervoor het spreekuur?
Het klinkt ernstig, je moet er direct naartoe gaan.
Bij het paard gekomen blijkt het paard inderdaad voortdurend te rollen en om zich heen te slaan.
2. Wat wordt het plan van aanpak?
Het paard sederen waar je hem maar kan raken, zodat je hem kan benaderen. Dan pijnstilling geven en
sonderen. Daarna het paard doorsturen naar een tweedelijnspraktijk, met een veilige trailer (eigenaar niet
in de trailer laten staan)
Spascomiticum zoals buscopan werkt 20 minuten en kan je dus eigenlijk altijd gebruiken. Je gebruikt niet
langer dan 2 uur een spascomimeticum, want dan kan je de diagnose missen.
6
, Basiscoschap Paard | Jonker, G.G. (Gemma)
WEEK 1 – ZELFSTUDIE: NEONATOLOGIE
DEEL 1 – PARTUS EN POST-PARTUM PERIODE
Introductie
Paarden zijn zoogdieren en vluchtdieren en dragen hun veulen vrij lang. Veulens
zijn ver ontwikkeld op het moment dat ze geboren worden, zodat het veulen snel
mee kan met de kudde mocht er gevaar dreigen. Dit verloop is dus duidelijk
anders dan bij predatoren zoals de kat en de hond waarbij de neonaat duidelijk
minder ver is in de ontwikkeling.
Drachtduur
Een merrie is gemiddeld 341 dagen drachtig, maar de dracht kan variëren tussen
de 327-365 dagen. Met een prematuur veulen wordt een veulen bedoelt die
absoluut een te korte drachtlengte heeft gehad. In de literatuur wordt een
drachtlengte korten dan 320 dagen aangehouden. Een individuele merrie heeft vaak een vrij constante
drachtlengte, de ene merrie draagt vrijwel altijd rond de 330 dagen, terwijl het voor een andere merrie heel
normaal kan zijn om altijd 355 dagen te dragen. Een veulen meer dan 14 dagen vroeger dan wat normaal is
voor die merrie kan ook als prematuur worden beschouwt, al weet men dat natuurlijk alleen van multipare
merries. Met een dysmatuur veulen is de absolute draagtijd normaal maar is het veulen achtergebleven
in ontwikkeling. Oorzaken kunnen zijn een placentitis of chronische ziekte van de merrie.
Kenmerken die passen bij prematuur veulen toelichting
Benauwdheid Zowel door onvoldoende surfactant, een
verminderde long complianties als algehele
zwakte
Floppy ears De oortjes zijn erg slap en flappen naar voren
Hypoglycemie De glycogeen voorraad is vaak erg laag. Het
endocriene systeem, inclusief insuline en
glycagon werkt nog niet optimaal waardoor
gluconeogenese en glycogenolyse niet (efficiënt)
verloopt
Onvoldoende ossificatie gewrichten De ossificatie van de gewrichten is één van de
laatste onderdelen van de maturatie van een
veulen tijdens de dracht. Als de botjes in tarsus en
carpus onvoldoende zijn geossificeerd bestaat
het risico op collaps van deze botjes als een
veulen gaat staan
Slappe pezen met als gevolg afwijkende stand Veulens zijn algeheel slap inclusief pezen en
benen spieren
Te laag geboorte gewicht Een normaal geboorte gewicht voor een veulen is
ongeveer 10% van het volwassen gewicht van de
merrie, premature veulens zijn vaak 7-8% van het
mature gewicht van de merrie
Te rode slimvliezen De slijmvliezen zijn vaak erg dun waardoor het
bloed in de capillairen (te) rood doorschemert
Zijde-achtige vacht Premature veulens hebben een hele gladde en
zachte vacht
7
, Basiscoschap Paard | Jonker, G.G. (Gemma)
Kenmerken die niet passen bij premature Toelichting
veulens
Dikke gewrichten Dit past meer bij sepsis/septische arthritis
Failure of passive transfer Dit kan een gevolg zijn van prematuriteit en
daardoor te weinig drinken, het komt dus vaak
voor bij prematuren veulens maar is niet een vast
kenmerk
Puntbloedingen op de slijmvliezen Dit past meer bij sepsis
Verloop partus
De partus hoort vlot te verlopen bij de merrie. De uitdrijvingsfase waarbij de merrie in
zijligging gaat meepersen duurt meestal maximaal 15 minuten. Een merrie met
dystocia is dus altijd een spoedgeval. De merrie hoort na de partus nog 15 minuten
liggen voor overdracht van nog 1-1,5L bloed na het veulen via de navelstreng. Daarna
staat ze op, en hoort ze voldoende interesse in het veulen te tonen en het veulen te
stimuleren om op te staan en te drinken.
Op de bovenste afbeelding is het amnion zichtbaar met de voorbenen en de neus van het veulen. Op
de onderste afbeelding is er sprake van een red bag delivery, je ziet geen amnion (witte blaas) in het
geboortekanaal maar het allantochorion
(rood) dus het allantochorion heeft losgelaten. Het paard heeft een diffuse eptiheliochoriale
placenta, dus het veulen is afhankelijk van het allantochorion. Wanneer het allantochorion ook los
laat, dien je deze 'red bag' direct stuk te maken omdat het veulen dan geen zuurstof krijgt via de
placenta.
Gebeurtenis Maximale tijd die acceptabel is
Start ademhaling Direct
Hoofd optillen 1 minuut
Borst-buikligging 5 minuten
Optreden zuigreflex 20 minuten
Staan en lopen 2 uur
Urineren (merrie) 10 uur
Urineren (hengst) 6 uur
Mesten 2 uur
Drinken 2 uur
Afkomen placenta 4 uur
Een gezonde placenta is glanzend, glad en roze/rood van kleur. De placenta dient
volledig afgekomen te zijn en de placenta hoort maar één opening te hebben, ter
hoogte van de cervixster. Andere aandachtspunten zijn abnormale verdikkingen,
uitvloeiing, villusatrofie en andere abnormaliteiten. Als de placenta na zes uur nog
niet is afgekomen (of een deel daarvan), spreken we van een retentio secundinarum
en dient er een uitgebreide behandeling te worden ingesteld. Bij het paard kunnen
immers zeer snel ernstige en fataal verlopende complicaties ontstaan. Als de retentio langer dan 12 uur
aanhoudt, vertoont de merrie vaak sepsisverschijnselen. Bij merries met retentio secundinarum kan
tevens snel hoefbevangenheid ontstaan (dit geldt vooral voor koudbloedmerries).
De tip van de niet-drachtige hoorn blijft het vaakst achter in de merrie. Het is dus van belang op de
volledige placenta uitgebreid te controleren op volledigheid.
8
, Basiscoschap Paard | Jonker, G.G. (Gemma)
DEEL 2 – ZIEKTEGESCHIEDENIS NEONAAT
Anamnese
De drie hoofdonderwerpen in de anamnese
1. Verloop dracht
a. Vragen met betrekking tot het verloop van de voorgaande drachten: denk aan duur,
eventuele zieke veulens of abortus en hoeveel eerdere drachten de merrie heeft gehad
b. Vragen met betrekking tot bekende aandoeningen bij de merrie en ziektegeschiedenis
tijdens de dracht
c. Vragen met betrekking tot de duur van de huidige dracht
d. Vragen met betrekking tot het vertonen van prodromi zoals biest laten lopen
e. Vragen met betrekking tot het vaccinatie- en ontwormingsschema van de merrie
f. Vragen met betrekking tot de omgeving van de merrie zoals hoe lang ze al in deze
omgeving staat en of er problemen spelen bij de andere paarden
2. Verloop partus
a. Hoe vlot de partus verlopen is
b. Of er complicaties zijn opgetreden tijdens de partus, denk bijvoorbeeld aan red bag
delivery of een verlengde uitdrijvingsfase
c. Of er hulp geboden is tijdens de partus
3. Verloop post-partum periode (merrie en veulen)
a. Hoe lang het duurde voor het veulen stond, liep, dronk, urineerde, mestte, etc.
b. Hoe vlot het veulen is en hoe vaak/hoe lang ze het veulen hebben zien drinken
c. Hoe de toestand van de merrie is, denk aan eetlust, koliek, wijze van urineren/mesten en
gedrag
d. Hoe het gaat met het gedrag tussen de merrie en het veulen, denk aan moeder-veulen
binding
e. Wanneer en hoe de navelstreng afgebroken is
f. Wanneer en hoe de placenta afgekomen is
Klinisch onderzoek
APGAR score
Direct postpartum kan er gebruik worden gemaakt van een APGAR score specifiek voor veulens
Parameter 0 1 2
Ademhaling Geen < 60 teugen/min > 60/min
Hartslag Geen < 60 slagen/min > 60/min
Spiertonus In zijligging – slap In zijligging – wat Sternaal
spiertonus
Prikkel toedienen aan neus Geen reactie Milde afweerreactie Forste afweerreactie
Score veulen:
- 0-3: levensbedreigend, grote interventie noodzakelijk
- 4-6: interventie noodzakelijk
- 7-8: normaal veulen
Algemene indruk
De algemene indruk van de neonaat bestaat uit dezelfde onderdelen als bij het volwassen paard.
Specifiek letten op het gedrag van het veulen (slapen, opstaan, uitrekken, drinken), de interactie tussen
merrie en veulen, de houding en de gang van het veulen (beenstand en gewrichten) en buikvulling.
9
, Basiscoschap Paard | Jonker, G.G. (Gemma)
Referentiewaarden voor veulens
Parameter 5 min post partum 24 uur postpartum
Ademhaling 40-60/min 30-40/min
Hartfrequentie 60-90/min 80-100/min
Rectale temperatuur - 37,6-38,4 °C
De turgor bij het veulen bepaal je op het bovenooglid. Dit is in ieder geval de eerste twee weken. Bij oudere
veulens kan zowel bij het bovenooglid als halverwege de hals.
De normale kleur van de slijmvliezen van een veulen van één uur oud zijn: mond/conjunctiva rozerood en
de sclera een zweempje geel.
Onderzoeken
Respiratiestelsel
Het klinisch onderzoek van het respiratiestelsel bestaat uit dezelfde onderdelen als bij het volwassen
paard. Let goed op het ademtype en of er melk uit de neus van het veulen komt. Je verwacht bij een veulen
meer te horen bij longauscultatie in vergelijking met het volwassen paard door de hogere ademfrequentie
en dunnere thoraxwand. Longauscultatie bij het veulen is dus "normaal verscherpt".
Circulatiestelsel
Het klinisch onderzoek van het circulatiestelsel bestaat uit dezelfde onderdelen als bij het volwassen
paard. Souffles bij veulens zijn niet per definitie pathologisch. 90% van de veulens hebben souffles 1-3
dagen post partum die vanzelf verdwijnen, bijvoorbeeld door een nog niet volledige sluiting van de ductus
arteriosis. Dit kan je dan horen als een continue souffle op de linker thoraxwand. Bij souffles wordt het
herhalen van hartauscultatie op een paar weken leeftijd aangeraden.
Digestieonderzoek
Het klinisch onderzoek van het digestiestelsel bestaat uit dezelfde onderdelen als bij het volwassen
paard. Besteed voldoende aandacht aan buikvulling en aan de aan- of afwezigheid van meconium of
melkmest. Rectale exploratie is alleen mogelijk in de vorm van een rectaal toucher. Een undulatieproef bij
het veulen is in tegenstelling tot bij het volwassen paard welk goed mogelijk.
Meconium Melkmest
Eerste mest en bestaat uit Tweede mest en bestaat uit
donkere harde of plakkerige lichtbruine tot geeloranje ‘vla’
bolletjes
Neurologisch onderzoek
Het neurologisch klinisch onderzoek bestaat uit dezelfde onderdelen als bij het volwassen paard. Echter,
bepaalde verschijnselen die bij het volwassen paard als afwijkend worden beschouwd, worden bij het
veulen als normaal beschouwd. Veulens bewegen hun hoofd vaak wat overdreven schokkerig. De
dreigreflex is bij de meeste veulens afwezig tot ongeveer twee weken leeftijd. Geexciteerde veulens
kunnen verwijde pupillen hebben die slecht reageren op licht. Gezonde veulens hebben geen afhangende
oren. De zogenaamde 'floppy ears' kunnen voorkomen bij dysmature en premature veulens.
Locomotie onderzoek
Het is lastig om het locomotieonderzoek bij neonaten volledig uit te voeren en de interpretatie is vaak
lastig. Voor het monsteren kan het veulen het beste achter de merrie aan stappen, draven of galopperen.
Er moet specifiek goed gelet worden op belasting van de benen, stand van de benen en eventuele
overvulde gewrichten in het kader van septische artritis.
10