Dit is een volledige samenvatting van het vak diervoeding uit 3de bachelor diergeneeskunde door prof De Vos. De lessenreeks werd gegeven in . Alle casussen en intermezzo's staan volledig uitgeschreven.
HOOFDSTUK 0: INLEIDING TOT DE CURSUS DIERVOEDING
1. P R O B L E E M S T E L L I N G E N
1.1. Melkveebedrijf
Op een melkveebedrijf zijn er opeens problemen zoals dystocie (= obstructie), abortus, problemen met de nageboorte,
endometritis, een tegenvallende productie en lebmaagverplaatsingen. Dit kan allerlei oorzaken hebben o.a. een
voedingsprobleem. Je gaat het voeder van de dieren analyseren: een staal van de TMR (= total mixed ratio) steek je binnen
in het labo.
Er zit 10.8% ruw eiwit in en dit is veel te laag. Daarnaast is de natte graskuil die men gebruikt hoog in kalium door een te
goed bemeste weide. Dit kan een onsmakelijk mondgevoel geven. Het ruw eiwitgehalte moet worden opgetrokken door
toevoeging van soja/raap en men moet droog + weinig bemest gras aankopen.
Na de aanpassingen van het voeder zal de melkproductiestatus verhogen, waardoor je weet dat de aanpassingen goed
geweest zijn.
1.2. Gezelschapsdieren
De fokker van een Newfoundlandpuppy (8 weken) gelooft sterk in vleesvoeding en adviseert dit aan nieuwe baasjes. De
eigenaar vraag de DA om advies. Je moet de richtlijnen omtrent voeding later goed kennen. Wanneer een hond alleen vlees
krijgt, heeft hij een tekort aan calcium voor botopbouw.
Omega-3-vetzuren zorgen zeker voor een mooiere vacht en betere hartwerking, maar het is betwijfelbaar dat het zorgt voor
een beter humeur of zelfs een slimmere hond.
2. D I E R V O E D I N G
VERANDERT
Doorheen de jaren is het rantsoen van dieren sterk verandert. Er zijn bv. sterk toenemende eisen gesteld aan melkkoeien:
Ook bij andere dieren zijn de eisen verandert: opgedreven groeicurve van broilers, opgedreven prestaties van
moederdieren… Tegelijkertijd verstrengd ook het wettelijk kader:
- Sommige grondstoffen worden verboden bv. diermeel sinds de BSE-crisis. Je mag enkel toegelaten voeding
gebruiken.
- Men moet denken aan het milieu (emissie en mineralenefficiëntie): het voeder moet van goede kwaliteit zijn
zodat er een minimum van bv. stikstof in de feces terechtkomt.
- Antibioticagebruik moet sterk gecontroleerd worden
1
,Diervoeding verandert ook mee met de mens. Het natuurlijk dieet van honden zijn vnl. prooien, terwijl het commercieel
dieet aanzienlijk veel granen en groenten zijn. Honden kunnen zeker voldoende koolhydraten (KHD) verteren, als je ze maar
voldoende processed zodat ze beter en sneller verteren.
- BARF-voeding = biologically appropriate raw food. Botten en rauw voedsel.
3. W A T BEREIKEN WE MET VOEDING?
1. Basisbehoeften van het dier: we moeten deficiënties voorkomen. Men kan een hoogdrachtig schaap in het
voorjaar op de weide laten lopen, maar is er dan nood aan bijvoederen? Welke gevaren zijn er voor
deficiënties?
Ten eerste moeten we de behoefte van het schaap inschatten, maar we moeten ook inschatten wat we
kunnen aanbieden.
De dry matter intake (DMI) op de voorjaarsweide is 1.5 kg DS. Dit bestaat uit:
Het grote probleem is dat ze 2.5 MJ te weinig energie binnenkrijgt, waardoor ze haar lichaamsreserves zal
aanspreken. Ze zal haar eigen vet afbreken als energiebron. Hierdoor kunnen toxische componenten ontstaan
die kunnen leiden tot de dood van de foetus. We gaan bietenpulp toevoegen, wat enorm veel energie bezit.
Bietenpulp bevat 937 VEM/kg product. 1 VEM ~ 6400 kJ NE ~ 6.4 MJ NE. Het schaap heeft 2.5 MJ NE nodig,
dus 2.5/6.4 = 400g bietenpulp dat je moet bijvoederen. Wanneer je bietenpulp in water gooit, zal het enorm
zwellen. Je moet het dus geleidelijk aan doorheen de dag geven zodat het niet opzwelt in de maag bv. 4x 100g.
2. Prestaties beïnvloeden: bijvoorbeeld een melkveebedrijf met 188 melkkoeien die een bepaalde hoeveelheid
melk moeten kunnen geven per dier per jaar. Ze hebben veel problemen met opstart, lebmaagverplaatsingen,
diarree, ondermaatse productie… Wat moeten we doen om het bedrijf erbovenop te helpen?
We zullen opnieuw moeten kijken naar de behoeften van de melkkoeien en naar wat we kunnen aanbieden.
3. Beïnvloeden van het eindproduct voor de consument: je kan eieren aanrijken met DHA (een omega-3-vz). Je
geeft visolie aan de leghennen, waardoor de eieren uiteindelijk DHA bevatten. Melk aanreiken met omega-3-
vz is al heel wat moeilijker, aangezien DHA in de pens gehydrogeneerd wordt. De dubbele bindingen worden
omgezet in enkele bindingen door de microflora.
2
, 4. Klinische diervoeding: je kan bv. een geschikt dieet ontwikkelen voor een hond met een voedselallergie.
Een allergie komt meestal door een bepaald eiwit, dus je moet een alternatieve eiwitbron zoeken. Andere
voorbeelden zijn het ontwikkelen van een geschikt dieet voor een nierpatiënt (voldoende water, reductie P/N)
of het opstellen van een voerschema voor een obese hond (energie, verzadigingswaarde).
5. Milieuaspect: toekomstgericht is er schaalvergroting van productie (= meer dieren, grotere bedrijven…)
zonder extra belasting van het milieu. Gebalanceerde voeding hoort daar ook bij:
- Beter benutten van eiwitfractie in het voer ~ stikstofexcretie
- Beter benutten van fosfor in het voer ~ fosforexcretie
- Methaanuitstoot, ecologische voetafdruk…
4. B E G R I P P E N
- Voedsel: humane voeding.
- Voeder: materiaal dat, na opname door het dier, verteerd en benut kan worden.
- Ingrediënt: substantie die wordt gebruikt voor de bereiding van voeder/voedsel en die in het eindproduct,
eventueel gewijzigd, aanwezig is.
- Nutriënt: bestanddeel van een ingrediënt of van het voeder. Dit zijn de parameters die we in handen hebben
om het voeder te beschrijven bv. ruw eiwit, ruw vet, koolhydraten, calcium…
- Rantsoen: voeder dat aan een specifieke leefregel voldoet, voor een dier. Bij kleine huisdieren spreken we
ook wel eens over een dieet.
3
, HOOFDSTUK 1: DE CHEMISCHE SAMENSTELLING VAN VOEDSEL/VOEDER
1. D E W E E N D E - A N A L Y S E
Dit is de meest praktische en courante kwantitatieve
evaluatie van voeder/ingrediënten. Voeder bestaat uit
water en droge stof (DS), d.w.z. wanneer je het voeder op
een weegschaal legt, je de DS en het water meet.
De DS is opgebouwd uit anorganisch (= ruw-as gehalte) en
organisch materiaal (= koolhydraten, lipiden, proteïnen,
nucleïnezuren, organische zuren, vitaminen).
Soms zijn mineralen gebonden aan vitaminen, nucleïnezuren etc. waardoor er overlap kan zijn. Het organisch materiaal is
het materiaal waar het lichaam van het dier het meeste mee kan.
De Weende-analyse bestaat uit 5 analyses:
1. Vochtbepaling: je meet het water. De vluchtige zuren en de basen gaan in de oven mee verdampen. Wat
overblijft na de oven is de droge stof.
2. Ruwas-analyse: je meet de minerale elementen zoals Calcium, Fosfor…
3. Ruweiwit-analyse: je meet eiwitten, maar ook vrije AZ, aminen, nitraten, N-bevattende glucosiden, N-
bevattende glucolipiden, B-vitaminen, nucleïnezuren… De eiwitanalyse is gebaseerd op een stikstofanalyse,
waardoor je alle stikstofbevattende elementen meet.
4. Ruwvet-analyse: je meet vetten, oliën, wassen, organische zuren, pigmenten, sterolen, vitaminen ADEK.
5. Ruwvezel-analyse: je meet de onverteerbare koolhydraten nl. een combinatie van cellulose, hemicellulose en
lignine.
Wanneer deze 5 analyses gebeurd zijn, heb je een restfractie. Dit zijn de overige koolhydraten, waar ook nog steeds een
beetje (hemi)cellulose en lignine inzit. 2 elementen van deze overige koolhydraten zijn zeer belangrijk, namelijk de suikers
en de zetmelen. Deze functioneren als energieleveranciers voor de dieren. In de praktijk is de Weende-analyse uitgebreid
met een suiker- en zetmeelanalyse.
2. A A N D A C H T S P U N T E N VOOR DE ANALYSE
2.1. Staalname
Een analyse begint uiteraard met een staalname. De staalname van een volledige silo doe je best met een monsterboor
zodat je niet gewoon bovenaan een hoopje voeder moet nemen, dit is niet representatief. Je moet met een monsterboor
verschillende deelstalen nemen. Deze stalen ga je mengen en daarvan neem je een tweede staal om dan daarop effectief
de analyse op uit te voeren.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through EFT, credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying this summary from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller emiliehendr. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy this summary for R178,39. You're not tied to anything after your purchase.