Samenvatting DLB deel 1
Inhoud
Week 1...................................................................................................................................................1
Aantekeningen hoorcollege 2: Prenatal development.......................................................................1
Literatuur: Siegler hoofdstuk 2...........................................................................................................4
Week 2.................................................................................................................................................14
Aantekeningen hoorcollege 3: Brain development..........................................................................14
Aantekeningen hoorcollege 4: Genes and Gene* Environment interaction.....................................22
Literatuur: Siegler hoofdstuk 3.........................................................................................................25
Week 3.................................................................................................................................................36
Aantekeningen hoorcollege 5: Perception........................................................................................36
Literatuur: Siegler hoofdstuk 5 (pp. 189-208)...................................................................................40
Week 4.................................................................................................................................................43
Aantekeningen hoorcollege 6: Cognitive development....................................................................43
Aantekeningen hoorcollege 7: Learning...........................................................................................48
Literatuur: Siegler hoofdstuk 4.........................................................................................................52
Literatuur: Siegler hoofdstuk 5 (pp. 218-234)...................................................................................64
Literatuur: Siegler hoofdstuk 9 (pp. 379-383)...................................................................................66
Week 1
Aantekeningen hoorcollege 2: Prenatal development
WEIRD science
Ontwikkeling verschilt van persoon op persoon. Vaak worden onderzoeken gebaseerd op WEIRD
people. Dit staat voor Western, Educated, Industrialized, Rich, Democratic. 95% van de respondenten
bij onderzoeken zijn WEIRD people, terwijl deze mensen slechts 12% van de wereldbevolking
vertegenwoordigen.
Welke lijn is langer? In werkelijkheid zijn ze even lang. Sommige culturen werden niet beïnvloed door
illusie terwijl andere culturen hier juist door werden beïnvloeden. De antwoorden van de respondenten
hangen samen met de hoeveelheid ‘hoekige’ objecten waaraan culturen worden blootgesteld.
Onderzoek naar de ontwikkeling van kinderen heeft ons erg geholpen, maar het is wel belangrijk om
te onthouden dat dit heeft gewerkt bij WEIRD-samenlevingen, dus het kan niet zomaar worden
gegeneraliseerd. Er bestaat geen gouden standaard. Ontwikkeling is anders voor iedereen door onze
omgeving.
What is development?
Het is een specifieke manier van verandering. Het is:
, 1. Kwalitatief: het gaat niet om hoeveel er verandert, maar om wat er verandert. Het gaat
bijvoorbeeld niet om hoeveel cellen er veranderen, maar om welke cellen er veranderen.
2. Sequential: veranderingen volgen elkaar op
3. Cumulatief: elke ontwikkelingsfase bouwt voort op een andere ontwikkelingsfase
4. Directional: progressief en regressief. Tijdens de ontwikkeling kunnen er dingen worden
opgebouwd, maar ook worden afgebroken
5. Multifactorial: er is niet slechts één factor die de ontwikkeling bepaalt. Er zijn altijd meerdere
factoren
6. Individual: de ontwikkelingspaden zijn uniek voor elk persoon.
- Vaak wordt er gewerkt met ‘mijlpalen. Wanneer deze mijlpalen worden bereikt, hangt af van
het kind zelf. Sommige kinderen slaan zelfs mijlpalen over. Niet elk kind volgt het pad op
dezelfde manier. De ontwikkelingspaden zijn zelfs uniek.
Prenatal development
Vanaf 20 weken zwangerschap kan het geslacht worden gezien. Zowel eicel (vrouwelijke seksecellen)
als spermacellen zijn hierbij belangrijk. Er zijn 2 soorten celdeling. De eerste is mitosis: dit is de
normale celdeling. Elke cel is gevuld met genetisch materiaal. Het kan worden gezien als de
blauwdruk of handleiding waarin staat wat een cel moet zijn en wat een cel moet doen. Deze
informatie staat omschreven in onze genen. De genen zijn georganiseerd in 23 chromosomenparen
van vader en 23 van moeder. Tijdens de mitosis wordt elk genetisch materiaal gekopieerd, dan wordt
het opgedeeld in 2 complete sets zodat na de celdeling elke cel een volledige genetische code heeft. De
complete set die is opgedeeld, zijn een kopie van elkaar. De tweede is meiosis. Deze is speciaal want
deze bepaald de seksecellen. Nadat het genetisch materiaal is gekopieerd, delen de moeder en vader
chromosomenparen genetische informatie met elkaar. Dit noemen we crossing-over. Die delen zich
op, dan nog een keer en zo ontstaan er 4 nieuwe cellen die allemaal een andere samenstelling van de
genetische code bevatten. Elke cel bevat slechts de helft van de blauwdruk. De andere helft wordt
aangeleverd bij de bevruchting van de eicel door de spermacel. Dit is de basis voor genetische variatie.
- Om deze reden zijn zij ook de basis voor individuele verschillen in de ontwikkeling op allerlei
gebieden
- Ook helpt dit ons de interactie tussen nature en nurture te begrijpen. Eeneiige tweelingen
komen van één enkele zygote en hebben hetzelfde genetische materiaal. Twee-eiige
tweelingen komen van verschillende zygoten en verschillen hebben dus niet hetzelfde
genetische materiaal
Bij eeneiige tweelingen kun je goed kijken naar wat de invloed is van de omgeving omdat zij hetzelfde
genetische materiaal hebben.
Four developmental processes
Er zijn vier ontwikkelingsprocessen bij de prenatale ontwikkeling:
1. Mitosis: dit is de normale celdeling
2. Celmigration: de cellen gaan naar de juiste plek in het lichaam. Sommige cellen worden
voortgeduwd, andere gaan actief op weg.
3. Cell differentiation: de zygote deelt zich snel. Na een tijdje ontstaat er een hoopje cellen en
dit noemen we de morula. De cellen zijn hetzelfde en kunnen vanalles worden. Ze zijn nog
niet gespecialiseerd (totipotent). De maat van de morula blijft hetzelfde, ookal komen er meer
cellen in te zitten. Door de druk die er ontstaat, gaan sommige cellen zich diffentiëren.
Sommige cellen worden blastocyst-cellen, die later onderdeel worden van het foetale deel van
de placenta. De andere cellen worden inner mass cellen, die pluripotent zijn: ze kunnen
ontwikkelen naar elk type weefsel in het lichaam. Wat ze worden en hoe ze zich
differentiëren, hangt af van de neuro-chemische signalen die ze krijgen tijdens de
, ontwikkeling. Wanneer ze gespecialiseerd zijn in een bepaalde vorm, veranderen ze niet meer.
Cel differentiation is extreem belangrijk voor de ontwikkeling
4. Apoptosis: geprogrammeerde celdood. Er sterven cellen van bijvoorbeeld handen en voeten
waardoor er losse teentjes en vingertjes ontstaan. soms gaat dit fout en dan heeft het kind aan
elkaar gegroeide vingers.
Stimulation from outside
- Vanaf 10 weken: druk ervaren (spieren, gewrichten en huid)
- Vanaf 13 weken: foetus kan beweging detecteren
- Vanaf 20 weken: foetus kan licht detecteren
- Vanaf 26 weken: foetus kan geluid detecteren
- Vanaf 26-28 weken: foetus kan geur en smaak detecteren (wat moeder heeft gegeten en
gedronken)
Hierdoor krijgt de foetus een voorkeur voor de stem van de moeder, maar ook voor wat de moeder eet
en drinkt. Ze drinken bijvoorbeeld meer vruchtwater als het een zoetere smaak heeft.
De foetus is er actief, fetal movements:
- Vanaf 5-6 weken: foetus kan hoofd en de rug buigen
- Vanaf 8-9 weken: foetus laat boerreflex zien/hikken
- Vanaf 10 weken: foetus kan verschillende ledematen bewegen
- Vanaf 10-11 weken: foetus beweegt het hoofd en maakt adembewegingen
- Vanaf 11-12 weken: foetus kan gapen, zuigen en vruchtwater drinken
- Vanaf 14 weken: non-random bewegingen
- Vanaf 20 weken: foetus kan onafhankelijke bewegingen in alle delen van het gezicht maken
(neus en wenkbrauwen bijvoorbeeld)
- Vanaf 25 weken: foetus kan ogen open en dichtdoen
Alle bewegingen hebben een belangrijke functie in de ontwikkeling
Functional of fetal movement
Slikken ontwikkeling van oropharyngeale holte, longen en het verteringssysteem
Lichamelijke bewegen ontwikkeling van spieren, botten, gewichten en huid. Door alcohol gaat de
foetus minder beweging en dit heeft een negatieve invloed op de ontwikkeling
Teratogens
Dit zijn schadelijke invloeden op de foetus zoals ziektes, medicijnen, drugs, nicotine, stress etc.
De timing en de duur van de blootstelling aan bepaalde teratogenen bepaalt hoe ernstig de gevolgen
kunnen zijn.
, Elk orgaan tijdens de prenatale ontwikkeling heeft een gevoelige periode. De ontwikkeling van de
foetus wordt beïnvloed door de omgeving. Denk aan de overheidsregeling, stress bij de moeder etc.
Literatuur: Siegler hoofdstuk 2
Prenatal development
Epigenese is het ontstaan van nieuwe structuren en functies tijdens de ontwikkeling.
Conception
Ieder van ons is ontstaan als een enkele cel die het resultaat was van de vereniging van twee
gespecialiseerde cellen. Namelijk de sperma van onze vader en een eitje van onze moeder. Dit noemen
we gamets (=germ cells). Deze worden geproduceerd door meiosis, een speciaal type celdeling
waarin een eitje en een spermacel slechts één gedeelte van de 23 chromosomenparen ontvangen. Een
groot verschil in de vorming van deze twee soorten gameten is het feit dat bijna alle eieren die ene
vrouw ooit zal krijgen, worden gevormd tijdens haar eigen prenatale ontwikkeling, terwijl mannen
continu enorme hoeveelheden nieuw sperma produceren.
Het proces van reproductie begint met het lanceren van een ei vanuit een van de eierstokken van de
vrouw in de aangrenzende eileider. Terwijl het ei door de buis naar de baarmoeder beweegt, zendt het
een chemische stof uit die als baken fungeert. Het is een soort ‘ik kom eraan’ signaal dat sperma naar
zich toe trekt. Als er geslachtsgemeenschap plaatsvindt op het moment dat het eitje wordt vrijgegeven,
bevruchting, is de vereniging met de sperma mogelijk. Bij elke ejaculatie komen er 500 miljoen
sperma cellen vrij. Om een kandidaat te zijn voor het initiëren van de bevruchting, moet een spermacel
ongeveer 6 uur reizen naar de eileider. Slechts 200 spermacellen komen in de buurt van de eicel. Veel
sperma raakt verstrikt in ander sperma dat in de vagina ronddraait, andere belanden in de eileider die
momenteel geen ei herbergt. Het kan ook zijn dat de sperma niet krachtig genoeg is om zich te kunnen
voorstuwen. Er is hier sprake van survival of the fittest. Zodra het hoofd van een sperma het buitenste
membraan van het eitje binnendringt, sluit een chemische reactie het membraan af, waardoor wordt
voorkomen dat ander sperma binnendringt. De staart valt van de spermacel af, de inhoudt van de kop
stroomt het ei binnen waardoor de fuseren. Het bevruchte ei, zygoot, heeft nu een volledige aanvulling
van genetisch materiaal. 23 chromosomen van de vader en 23 chromosomen van de moeder. De
prenatale ontwikkeling is begonnen en duurt 9 maanden.