H1 Wat is geschiedfilosofie?
1.1 Josef Knecht
Josef Knecht is de hoofdpersoon uit het boek Das Glasperlenspiel (1943) van Hermann
Hesse. Josef Knecht stelde zichzelf twee vragen: waar draait mijn leven eigenlijk om? En
hoe spreek ik over mijn leven? Josef stelt deze vragen niet alleen over zijn eigen leven,
maar ook over de geschiedenis. De vragen van Josef zijn de twee hoofdthema’s waarmee
de geschiedfilosofie zich sinds het midden van de 19e eeuw mee bezig houdt. Historici
hebben geen onfeilbare methoden of technieken waarmee ze de wetten van het historisch
proces kunnen blootleggen.
1.2 Substantiële en analytische geschiedfilosofie
Het woord ‘geschiedenis’ kan twee dingen betekenen:
● Historia res gestae (substantiële geschiedfilosofie):
○ De loop der dingen (historische werkelijkheid).
○ Op zoek naar het doel van het historisch proces.
○ Hegel (1770-1831): geloofde dat de sleutel voor de vooruitgang van de
geschiedenis te hebben gevonden in wat hij de alsmaar groeiende zelfkennis
van de rede noemde. Deze reden dient zich volgens Hegel in twee gestalten
aan:
■ Objectieve geest: orde en regelmaat in de natuur wijzen op een rede
die in de werkelijkheid zelf aan het werk is.
■ Subjectieve geest: de menselijke rede die de werkelijkheid kritisch
onder de loep neemt.
De crux van Hegels filosofie is dat deze twee verschijningsvormen zijn van
dezelfde rede. Dit wordt pas in de loop van de geschiedenis duidelijk wanneer
de mens kennis van de werkelijkheid en inzicht in zichzelf verwerft. De
geschiedenis is voor Hegel een evolutionair proces waarin de scheiding
tussen subject (mens) en object (wereld) geleidelijk wordt opgeheven. Het
einddoel van de geschiedenis is algehele identificatie van de ‘objectieve’ en
‘subjectieve’ geest.
● Historia rerum gestarum
○ De verhalen die mensen over deze dingen vertellen (wat men over het
verleden beweert). Historici die zich met deze geschiedenis bezighouden,
leggen zich toe op een conceptuele analyse van historisch denken. Deze
analyse bestaat uit begripsverheldering en nauwkeurige ontleding van de
betekenislagen die in historisch denken onderscheiden kunnen worden.
○ Wat onderscheidt historisch denken van natuurwetenschappelijk denken?
1.3 Een moeizame geschiedenis
Hoe verhouden beide stromingen zich tot elkaar? De substantiële geschiedfilosofie is de
oudste van de twee en ontstond met de Noord-Afrikaanse kerkvader Augustinus (354-430).
Analytische geschiedfilosofie ontstond in de 18e eeuw en kwam pas in de 19e eeuw tot
bloei. De natuurwetenschappen kwamen in deze tijd in een stroomversnelling, waardoor
historici gedwongen werden zich af te vragen hoe hun studie zich verhield tot die van de
natuurwetenschappen. Tegelijkertijd ging men in de substantiële geschiedfilosofie op zoek
naar de wetten van het historisch proces (bijv. Hegel en Marx). In hun pogingen het
historische materiaal te ordenen trokken ze grote lijnen van het verleden naar het heden en
,van daaruit naar de toekomst. Hierop kwam kritiek van andere historici en filosofen die
vonden dat alles met bronnen gestaafd moest kunnen worden.
In de 20e eeuw bleef de substantiële geschiedfilosofie in hoog aanzien. Dit had te maken
met de onzekerheid over de toekomst van de westerse beschaving na de beide
wereldoorlogen. Ook toen had men kritiek. Substantiële geschiedfilosofie werd in verband
gebracht met totalitaire regimes, die vaak een specifiek einddoel in de geschiedenis voor
ogen hadden. Analytische geschiedfilosofen ondernamen na WO II pogingen om
substantiële geschiedfilosofie als ‘speculatief’ en ‘onwetenschappelijk’ op zij te werpen. Ze
stelden dat theorieën op empirische gronden weerlegbaar moeten zijn om aanspraak te
kunnen maken op het label ‘wetenschappelijk’. Analytische geschiedfilosofen legden zich in
de jaren ‘50 en ‘60 toe op strenge, conceptuele analyses.
Substantiële geschiedfilosofie ging hiermee echter niet tot het verleden behoren om twee
redenen:
● Het genre bleef buiten de kring van geschiedfilosofen beoefend worden.
● Hayden White toonde in de jaren ‘70 aan dat metafysische aannames over de aard
van de historia res gestae onvermijdelijk zijn voor wie iets over het verleden of de
studie daarvan wil zeggen. Wat iemand onder geschiedenis en begrippen als ‘feit’ en
‘verklaring’ verstaat hangt mede af van zijn mens- of wereldbeeld.
Is het onderscheid tussen substantiële en analytische geschiedfilosofie wel houdbaar?
1.4 Een tweedelige traditie
Om ten minste drie redenen verdient het de voorkeur het onderscheid tussen substantiële
en analytische geschiedfilosofie niet op de spits te drijven:
● Niemand kan over de historia rerum gestarum nadenken zonder tegelijk op de
historia res gestae te reflecteren. Historisch denken verondersteld immers een object
dat mede de aard van dit denken bepaald.
● Het denken staat niet tegenover de werkelijkheid, maar maakt er deel van uit. Ideeën
definiëren niet slechts wat werkelijk is, maar ze zijn ook werkelijk doordat ze invloed
uitoefenen op mensen. Als historisch denken deel uitmaakt van de historische
werkelijkheid, omvat de historia res gestae dus de historia rerum gestarum.
● Veel geschiedfilosofen laten zich niet makkelijk in één van beide hokjes stoppen.
Het is misschien beter om over één geschiedfilosofische traditie met meerdere
zwaartepunten te spreken dan over één geschiedfilosofische traditie van analytische en
substantiële reflectie.
1.5 Theorie, methodologie en historiografie
Voordat de auteur in de rest van het boek de traditie van de geschiedfilosofie gaat
verkennen, staat hij stil bij drie vragen:
● Waarom spreekt dit boek over ‘geschiedfilosofie’ en niet ‘geschiedtheorie’?
Geschiedtheorie is een ander woord voor analytische geschiedfilosofie.
Geschiedfilosofie wordt internationaal het meest gebruikt.
● Wat is het verschil tussen geschiedfilosofie en historische methodologie?
Methoden specificeren hoe historici te werk gaan. Het is de kennis van het ‘hoe’ en
deugdelijk historisch onderzoek. De geschiedfilosofie analyseert wat historisch
denken is.
● Hoe verhoudt geschiedfilosofie zich tot de historiografie of de geschiedenis van de
geschiedschrijving?
Hoewel de historiografie in principe complementair is aan de geschiedfilosofie,
, vertonen beide vakken in de praktijk overlap. Het onderwerp van studie is identiek en
ze gebruiken overlappende werkwijzen.
H2 Wat is het verleden?
2.1 De middeleeuwse kruiskerk
Dit hoofdstuk bespreekt vier visies op het verleden, die de auteur aanduidt als het
chronologische, voltooide, vreemde en aanwezige verleden.
2.2 Het chronologische verleden
Er bestaan in de samenleving en binnen de historische wetenschap conventies over wat
‘heden’ en ‘verleden’ kan worden genoemd. Het onderscheid tussen heden en verleden is
erg afhankelijk van de context en de tijdschaal die in deze context passend is.
Spraakverwarring wordt voorkomen door deze conventies. Binnen de geschiedenis bestaat
een reserve voor contemporaine geschiedschrijving. Deze komt deels voort uit een
chronologische grens, een informele ‘twenty-year rule’ die bepaalt waar het heden en
verleden ligt. De huiver die historici voelen om te dicht op het heden te kruipen komt ook
voort uit de overtuiging dat ze een gebeurtenis of ontwikkeling van enige afstand (historische
afstand) moeten kunnen bezien om vast te kunnen stellen waar deze begon en waar ze
ophield, wat voor effecten ze sorteerde en wat voor parallellen of invloeden zich laten
ontwaren. De reserve die historici voelen jegens contemporaine geschiedenis komt voort uit
een inhoudelijke overtuiging dat deze gebeurtenissen nog niet zijn afgelopenen niet binnen
de context van hun tijd kunnen worden geplaatst.
2.3 Het voltooide verleden
Er bestaat onder historici dus een voorkeur voor het ‘voltooide verleden’. Ideaaltypisch kan
dit voltooide verleden op twee manieren worden opgevat:
● Een reeks homogene tijdperken
○ Aanhangers van dit standpunt denken over het verleden in termen van
perioden die elkaar afwisselen.
○ Leopold von Ranke (1795-1886): elk tijdperk heeft eigen karakteristieken. Het
voltooide verleden is dus voorbij als het gekenmerkt wordt door een ander
idee dan wat in het heden aan het werk is.
○ Via het historisme van de 19e eeuw heeft dit tijdperkendenken een grote
invloed gehad op de westerse geschiedschrijving.
● Een verzameling van ongelijksoortige, elkaar deels overlappende en deels
aanvullende lagen
○ Het verleden is een opeenstapeling van lagen, waarvan sommige al voltooid
zijn op het moment dat andere nog voortduren.
○ Fernand Braudel (1902-1985): maakt onderscheid tussen lange-,
middellange- en kortetermijn processen in de geschiedenis. Omdat deze
processen verschillende snelheden hebben, kan een tijdperk op het ene
niveau tot een einde komen zonder dat er op een ander niveau iets
wezenlijks verandert.
○ Er bestonden volgens Braudel ook tussenlagen. Hoe meer lagen hij echter
probeerde te onderscheiden, des te lastiger werd het om over afgebakende
perioden te spreken. Er kon hooguit nog per laag een grens tussen heden en
verleden worden getrokken.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper lfem. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,49. Je zit daarna nergens aan vast.